Recente Zondagsvieringen

De vieringen uit het verleden zijn gepubliceerd per kerkelijke jaar in het Archief.

De meest recente vieringen zijn:

- 01.10.23: Jezus navolgen (Marcel)
- 23.09.23: Vergeving tussen mensen, met de mateloosheid van Gods liefde (Frank)
- 17.09.23: Loon naar werken? (Marcel)
- 10.09.23: Waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden (Herman)
- 03.09.23: Je roeping door dik en dun volgen (Marcel)
- 27.08.23: … om te mogen zijn wat wij in uw ogen zijn.” (Jef)
- 20.08.23: De Blijde Boodschap in een multiculturele samenleving (Marcel)
- 15.08.23: Feest van Maria opgenomen in de hemel (Marcel)
- 13.08.23: Lopen over water (Rik)
- 06.08.23: Themaviering klimaatrechtvaardigheid en ecospiritualiteit (Sabine)
- 30.07.23: Zoeken en vinden (Jan)
- 23.07.23: Wat met het onkruid en de tarwe? (Marcel)
- 16.07.23: De zaaier die blijft zaaien (Lut)
- 09.07.23: Mijn juk is zacht en mijn last is licht (Marcel)
- 02.07.23: Themaviering klimaatrechtvaardigheid (Ides)

De Preek van de week (Dominicanen) vind je via deze link: https://www.dominicains.be/nl/preekvandeweek

221016

29e zondag (2022) – gebed en gerechtigheid Lc. 18,1-8

Marcel Braekers

 

Openingszang 102 Onze hulp is in de naam van de Heer - Opening van de dienst

 

Gebed

Wat zijt Gij voor een God

Die zo hardnekkig uw kinderen trouw blijft,

Die maar doorgaat van ons te houden,

Waar wij ons heil ook zoeken.

Wat zijt Gij voor een God die zonder reden

Op ons blijft hopen?

Is het om die Ene die aan U vasthield,

U bleef vertrouwen,

Die op zijn weg door de woestijn bleef koersen

Op de horizon van uw geboden,

En op de koers van uw genade?

Is Hij het, God, die voor ons alles goed maakt?    (S de Vries)

 

Lofzang 537 Zingt van de Vader

 

Inleiding op het evangelie

In het evangelie van vandaag vertelt Jezus een parabel, en, zoals zo dikwijls, gaat het om een voor de toehoorders heel herkenbare situatie. Er was een weduwe die naar de rechter ging omdat ze zich tekort gedaan voelde. Waarover gaat het? Indien in Israël een man stierf dan had zijn vrouw geen recht op de erfenis, die ging helemaal naar zijn familie. Hoogstens had ze recht op de tegenwaarde van de bruidsschat die ooit voor haar werd betaald. Maar ook daarvoor moest ze heel vaak procederen om die vergoeding te krijgen. Als weduwe was ze kwetsbaar en had ze geen stem. Waarschijnlijk was dit de achtergrond, een situatie die voor de toehoorders overbekend was. Maar luister wat Jezus hiermee doet. U kan op het blad volgen hoe Lucas met dit voorval omgaat. 

Lucas 17,20-21; 8,1-8

 

Lied 723B psalm 23

 

Homilie

Welk een kracht straalt deze vrouw niet uit? Toen ik dit evangelie las dacht ik onwillekeurig aan het moedige protest van zoveel vrouwen in Iran, in Afghanistan, in Congo, enz. In het Vlaams parlement je hoofdhaar afsnijden is één zaak, maar dit wagen in een dictatoriaal land is toch iets anders. Toen Jezus deze parabel vertelde, klonk ze voor zijn toehoorders heel vertrouwd. Weduwen hadden geen stem en door het overlijden van hun man werden ze onterfd en dikwijls door de schoonfamilie uitgestoten. Zo’n vrouw kon naar de rechter stappen, maar als je geen geld had om steekpenningen te betalen werd je nauwelijks gehoord. Iedereen die het verhaal hoorde, verwachtte dat de vrouw door de gewetenloze rechter uit de rechtszaal zou worden gezet, maar het tegendeel gebeurt. De vastberadenheid van de vrouw en de angst van de rechter om gezichtsverlies te lijden brengen een omkeer (ze ging zo fel tekeer dat hij bang was dat hij haar zou slaan). Zo vertelt Jezus via een parabel hoe in deze wereld gerechtigheid kan komen. De goddeloze rechter staat symbool voor een ontwortelde wereld waarin degene van wie je eerlijk gedrag zou verwachten juist losgeslagen en geperverteerd is (denk maar aan de onrechtvaardige rentmeester die eenzelfde gedrag uitstraalt). Dankzij moedige mensen en de kracht die ze uitstralen zal gerechtigheid op aarde komen en zo krijgt het rijk van God stilaan gestalte. Dat was de idee van Jezus.

Het is verrassend wat Lucas met dit verhaal doet. Alle Bijbeldeskundigen zijn het er over eens dat het begin en einde van deze pericope door hem zijn geschreven. Lucas verbindt het doen van gerechtigheid met het dringend bidden tot God. De link tussen de twee invalshoeken is de vasthoudendheid van de vrouw. Net als de man die midden in de nacht zijn vriend lastig valt, omdat hij onverwacht bezoek heeft, bidt deze weduwe aanhoudend om gehoord te worden. Het verhaal krijgt daarmee nog meer diepgang, want voor Lucas horen de twee aspecten samen: bidden roept inzet op en omgekeerd vraagt inzet dat men kan terugkeren in zijn diepste centrum. Sterker nog: haal je de twee uit elkaar dan verliezen beide hun diepe, Bijbelse betekenis. Bidden of mediteren kan een diepe rust en vrede bewerken, maar tegelijk drijft het ons naar buiten naar een wereld die onverlost en onvrij wacht op een bevrijdend gebaar. Ik heb de indruk dat men in allerlei meditatiemethodes die zo kwistig in de media worden rondgestrooid dit vergeet. Ook het andere is belangrijk: wie zich inzet voor recht en gerechtigheid heeft nood aan een vluchtheuvel, aan een plek om terug bij zichzelf te komen en bij de diepere kracht die het gebed kan geven. De twee horen samen: in je gebed keert altijd het vragen en zoeken van mensen terug. Inzet en zorg om de ander is effectief als daarbij een contemplatief moment zit waardoor de ander vrij blijft en er ruimte is voor gesprek. Heel het Lucasevangelie is een zorgvuldige compositie om dit aan te tonen. Lucas vermeldt meer dan de andere evangelisten dat Jezus zich terugtrok om te bidden en hij schrijft enkele mooie gebeden die we dagelijks opzeggen (lofzang van Zacharias, van Maria en van Simeon). En tegelijk schetst hij het scherpst hoe Jezus bewogen is om wat met mensen aan de rand van de samenleving gebeurt.

De tekst is een oproep aan ieder van ons om in diezelfde spanning te gaan staan en mee te bouwen aan de komst van Gods rijk op aarde.

Groot dankgebed 157 Ik zal er zijn

Na de communie 890 Lofzang van Zacharias (Gezegend de God van Israel)

 

221009

9 oktober 2022 – Over grenzen  (Luc. 17, 11-19)

 

Openingslied 511 De Heer heeft mij gezien

 

Verwelkoming en kruisteken

 

Gebed om aanwezigheid en verzoening (naar H. Oosterhuis) keervers: 125 Gedenk ons hier 

Ik wil u graag uitnodigen om aan het begin van deze viering even stil te staan bij de plaats van het goddelijke in ons, om Gods aanwezigheid te vragen, en om ons met elkaar te verbinden en te verzoenen. Na elke bede zingen we 125. 

Gij die liefde zijt, 
Gedenk uw mensheid in dit eindeloos heelal op zoek naar U.
Gedenk ons hier bijeen; laat ons niet vallen.
Gedenk ons hier bijeen

Gedenk uw kind uit Nazareth, uw grote liefde.
Gedenk ons die, net als hij, geboren zijn eens en voorgoed,
die uit zijn mond uw naam hebben gehoord,
die moeten leven in de schaduw van de dood, hem achterna.
Gedenk ons hier bijeen

Gedenk verlatenen, weerlozen, vluchtelingen, vreemden, 
allen die hun lot niet kunnen dragen,
Gedenk ook hen die kracht uitstralen, liefde geven, recht doen,
zij die staande blijven in ons midden.
Roep over hen uw Naam. Verberg U niet. Doe ons gedenken.
Trek niet uw handen af van deze aarde.
Gedenk ons hier bijeen

Openingsgebed (Kris Gelaude Voor wie bidden wil)

Geen andere naam
om U te noemen, God,
dan die van rakelings nabije
maar in geen beeld te vatten. 
Geen ander woord
om ons op af te stemmen
dan wat Gij zelf
in mensen en verhalen
naar ons toe spreekt.
Geen andere kracht
om van te leven dan die
aan uw naam en dit bestaan ontleend.

Ontsteek in ons de vonken 
die in mensen zijn gezaaid. 
Doe onze handen scheppen, 
en het kwetsbare behoeden. 
Dat in ons spreken 
uw genade zich herhaalt. 
Dat onze liefde helend wordt
en vaste grond voor hoop en opstanding. 

Amen

 

Lied 772 Voor kleine mensen is hij bereikbaar

 

Inleiding op het evangelie

 

Wat is dat toch iets raars: “een grens”. Grenzen zijn overal: buiten ons, in ons denken, in ons voelen. Er liggen politieke, maatschappelijke en persoonlijke lijnen tussen continenten, landen, provincies, gemeentes, wijken, tuinen. Een van de interessante weetjes die ik tijdens mijn opleiding taalkunde te horen kreeg was er een van Bloomfield, een Amerikaanse linguïst, die zei dat met elke politieke grens die er getrokken wordt er ook een taalgrens ontstaat (daarom praten die Hollanders dus zo raar). 
We trekken ook grenzen tussen groepen mensen, soms ook (als je woke genoeg bent) om ze net in vraag te stellen. De naam die je geeft aan mensen die je afgrenst, is dan niet zonder betekenis: denk maar aan wie we “illegalen”, “asielzoekers”, “mensen zonder papieren” noemen. 
Wij van Filosofenfontein (voelt u de grens liggen?) moeten uitreiken naar nieuwe mensen, de jongeren, de muziekliefhebbers, de meerwaardezoekers. 
Een beroemde partijleider zei ooit: “de lieven van mijn kinderen meenemen op vakantie, daar trek ik de grens!” Ook ons gedrag, onze houdingen tegenover anderen, onze ingesteldheid, onze emoties hebben dus grenzen die we hebben aangeleerd, meegekregen, doorgegeven, onszelf eigen gemaakt, en die we soms opleggen aan anderen. 
Er zijn grenzen tussen wat we zien en niet zien, geloven en niet geloven, weten en niet weten, begrijpen en niet begrijpen. Ons hoofd zit vol grenzen, gebaseerd op reële grenzen in de wereld om ons heen, of niet… 

En al die inperkingen, afgrenzingen en onderscheiden bepalen wie we zijn, en wie voor ons de anderen zijn. Met elke grens die we zo trekken, ontstaat er een identiteit van wie/wat binnen de grens zit, en wie/wat er buiten staat.

Let op, ik ben daar niet tegen, maar als je er eens op begint te letten, kun je op vele plaatsen grenzen aan het werk zien. En dan zit je ’s zondags in de viering om wat bij te tanken, en dan lezen ze het volgende verhaal uit Lucas.

Evangelie: Luc. 17, 11-19

 

11 Op weg naar Jeruzalem trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea. 12 Toen hij daar een dorp wilde binnengaan, kwamen hem tien mensen tegemoet die aan huidvraat leden; ze bleven op een afstand staan. 13 Ze verhieven hun stem en riepen: ‘Jezus, meester, heb medelijden met ons!’ 14 Toen hij hen zag, zei hij tegen hen: ‘Ga u aan de priesters laten zien.’ Terwijl ze gingen werden ze gereinigd. 15 Een van hen, die zag dat hij genezen was, keerde terug en loofde God met luide stem. 16 Hij viel neer aan Jezus’ voeten om hem te danken. Het was een Samaritaan. 17 Toen zei Jezus: ‘Zijn er niet tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen? 18 Wilde niemand anders terugkomen om God eer te bewijzen dan alleen deze vreemdeling?’ 19 Hij zei tegen de Samaritaan: ‘Sta op en ga. Uw geloof heeft u gered.’

 

Bedenkingen bij het evangelie

 

Een aantal van u zitten nu allicht te denken, wat zit je toch al de hele tijd te ratelen over grenzen. Dit is toch een genezingsverhaal? Dat is zeker zo, en toen ik de vorige vieringen over deze tekst erop nalas (meestal van Marcel, kijk op de nieuwe website!)  focusten die sterk op het thema van de dankbaarheid, de dankbaarheid die de genezen melaatse betoonde. Prachtige vieringen waren dat. 

Maar naar het woord van de Nederlandse schrijver W.F. Hermans: “als er in mijn roman op pagina 3 een mus doodvalt, moet dat een betekenis krijgen op pagina 100”, viel het mij op dat er in deze tekst ook een ander motief loopt. 

Het begint met de eerste zin: op weg naar Jeruzalem (voor het laatst, zo zal blijken) loopt Jezus in het grensgebied tussen Samaria en Galilea. Dat is niet zonder reden, het is een literair teken van Lucas om te zeggen: opgelet mensen, dit is een verhaal over de grens. 

En als je  dan verder leest, zie je dat in heel de tekst mensen over de lijn gaan: 

  • de melaatsen spreken Jezus aan met “meester”, iets wat alleen door de intieme leerlingen werd gezegd tegen een rabbi;
  • de melaatsen houden afstand binnen hun grenzen, maar Jezus legt contact met hen en spreekt hen toe, wat tegen het reinheidsgebod van de joodse wet was;
  • Jezus beveelt hen om zich te laten zien aan de autoriteiten: hij heeft een grenzeloos medelijden met hen, en spoort hen aan om zichzelf te bevrijden en te genezen;
  • de melaatsen steken de grens over naar de hogepriesters om zich te laten zien, hoewel ze nog melaats waren toen ze dat bevel kregen van Jezus;
  • de Samaritaanse melaatse steekt de grens van de groep over, en komt als enige terug, om God te loven, en Jezus te danken;
  • de “echte” joden, de negen anderen, blijven binnen de grens van hun eigen tevredenheid om hun genezing. Op die manier zegt Lucas (andermaal) tot zijn toehoorders: het is niet omdat je joods bent, dat je het alleenrecht hebt op de zoon van God, je bent integendeel eerder ingeperkt door je eigen afkomst. 

Voor een introverte, teruggetrokken man als ikzelf is dit een tekst die mij tegen het zere been schopt. Hij vraagt mij namelijk om telkens opnieuw mijn grenzen in vraag te stellen: waar trek ik een grens, die de zoon van God zonder enige aarzeling zou overgegaan zijn? Waar trek ik de grens van zwijgzaamheid, waar de melaatse uiting geeft aan zijn lof van God en zijn dankbaarheid om wat Jezus hem heeft laten doen? Waar blijf ik inert, waar de oproep is om het appel van de ander boven mijn angst en onzekerheid te stellen? Waar trek ik bewust of onbewust grenzen in mijn kijk op de wereld en in mijn handelen in de wereld?

Ik kan me voorstellen dat we dat allemaal wel hebben. En als dat niet zo is, dan daagt de tekst ons uit om vandaag wat uit onze box met zekerheden te denken. 

De uitdaging om over grenzen te gaan is er een met persoonlijke maar ook met maatschappelijke implicaties. Tot waar accepteren wij de grenzen waarmee onrecht, ongelijkheid, oneerlijkheid, vooroordelen, zelfgenoegzaamheid ons doen wegkijken van de medemens? Hoe staan we zelf grenzeloos genezend in een samenleving die ons dat soms moeilijk maakt, door zijn nieuwe trends of zijn nieuwe leiders, door zijn ingesteldheid, en hoe vormen we door onze maatschappelijke keuzes zo’n samenleving? 

Zich bewust worden van grenzen is één ding, ze bewust oversteken om te doen wat moet gedaan worden, is een ander. 

 

Offerande  /  149

 

Groot Dankgebed 154 Wij loven en danken u 

 

Onze Vader / Vredeswens / Communie

 

Na de communie: Communielied 219 Als wij mensen zijn

 

Slotbezinning: Psalm 98 in de hertaling van Huub Oosterhuis (uit 150 Psalmen Vrij)

De afsluitende psalm is de voorgeschreven psalm voor vandaag. Hij sluit wonderwel aan bij het thema van grenzeloosheid. 

Genoeg gezongen voor Hem.
Nieuwe gezangen genoeg.
Nu wil ik een wonder.

Twee handen die boeien slaken
twee armen om mij heen.
Nu wil ik Hem eindelijk zien:
twee armen heen om alle
oorlogvoerende volken –
zijn rechterhand wonden genezend
zijn linker uitdelend water en brood.

Plotseling staat voor de ogen der mensheid
een reddende engel
en heerlijkheid van nieuw begin
straalt van hem uit –
nu klinken tonen die nooit eerder klonken
hemelse harpen, bronzen klokken van zon.

Nu zingen ook de wereldzeeën mee,
in alle talen daveren de bergen,
klappen en fluiten rivieren,
trompettert heel de kosmos eensgezind.

Want morgen zal komen de Komende
want heden is Hij geboren –
en recht zal Hij spreken
recht recht dat niet kromtrekt.

Verheffing van alle vernederden,
op aarde vrede.

 

Zegen

221002

27ste zondag door het jaar. 2 oktober 2022

Stilte voor Hem.
Verwacht Hem, Hij zal komen. (Huub Oosterhuis: psalm 37)

 

Goede morgen beste medemensen, welkom in deze viering van 2 oktober, de internationale dag van de geweldloosheid. Twee oktober was de geboortedag van Mahatma Gandhi. Deze dag en de lezingen van vandaag nodigen ons uit om stil te staan bij het vele geweld in de wereld en bij de weg die ons geloof ons kan tonen. Laten we beginnen met ons te zegenen met het teken van het kruis en de verrijzenis:

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

We zingen als openingslied 104, gezegend dit uur en het licht ons gegeven.

De eerste lezing is van de profeet Habakuk. Zijn boek telt drie hoofdstukken. Het heeft me vooral aangesproken omdat je het innerlijk proces van de profeet kan volgen in relatie met God. De drie hoofdstukken tonen a.h.w. een andere fase in die relatie.
Hij leeft in een tijd waarin het machtige Babylonië dreigt om met geweld zijn land binnen te vallen. In hoofdstuk één richt hij zich in zijn hopeloosheid tot God, die hij verwijt van niets te doen.
“Hoelang nog, Heer, moet ik om hulp roepen en luistert U niet?”
Habakuk ziet slechts geweld en toenemende polarisatie in de wereld rondom hem. Hij worstelt met de vraag: hoe kan God zoveel ellende toelaten? Al dat geweld dat mensen elkaar aandoen, waar onschuldige mensen slachtoffer van zijn.” Een vraag die velen ook in onze tijd zich stellen en die vaak de reden is om niet langer in het bestaan van God te geloven.

Lezing uit de profeet Habakuk. Eerste deel: zijn verwijten aan God.

Deel een: Hab.1,2- 3

Hoelang nog, Heer, moet ik om hulp roepen?
U luistert niet.
Er is zoveel geweld en ik schreeuw het uit.
Waarom helpt U niet?
Waarom moet ik al die ellende zien
en waarom ziet U het zelf ook zonder iets te doen?
Ik zie slechts onrecht, ruzie en onderdrukking.
Mensen doen elkaar vreselijke dingen aan.
Mag Babylonië doorgaan
en meedogenloos volken blijven vermoorden?

In hoofdstuk twee maken we een evolutie mee van de profeet wanneer hij zijn klaagzang stopt. Op een wachttoren kijkt hij uit naar wat de Heer hem zal antwoorden en hij stelt zich open voor een dieper inzicht. Een eerste antwoord van God bevestigt het vele geweld. Hij voorspelt dat in de toenmalige internationale context dat geweld nog zal toenemen. Tegelijk voorspelt God ook de ondergang van dat gewelddadige volk. “Boeten zal hij die van zijn kracht zijn god maakt.”
In een visioen wordt de profeet opgeroepen tot geduld en vertrouwen. Eens zal het goede overwinnen. ”Het komt zeker, het zal niet uitblijven. Wie niet oprecht is kwijnt weg, maar de rechtvaardige zal leven.”

Luisteren we nu naar een tweede gedeelte uit de profeet Habakuk: je moet wachten

Deel twee: Hab.2,2- 4

Nu ga ik op mijn wachtpost staan
en kijk uit naar wat de Heer mij antwoord op mijn verwijt.

Dit was het antwoord van de Heer:
schrijf dit visioen op,
grif het met duidelijke letters op een grote, platte steen,
zodat het goed en snel te lezen is.
Schrijf alles op,
want het duurt nog een tijd voordat het gebeurt.
Zolang het niet gebeurt, moet je wachten.
Ook al duurt het lang, het zal gebeuren. Dat is zeker.
Het loopt slecht af met mensen die anderen kwaad doen.
Ze zullen ten ondergaan.
Mensen die goed doen en trouw zijn aan God,
die zullen leven.

Op het einde van hoofdstuk 2 komt de profeet tot stilte tegenover de Heer die in zijn tempel verblijft. De stilte is vol vertrouwen in God. In het derde hoofdstuk breekt een nieuwe fase aan en zingt Habakuk Gods lof.
God, de Heer is mijn kracht,
Hij maakt mijn voeten snel als hinden,
Hij laat mij over mijn bergen gaan.

Lied 269: zend ons een engel in de nacht als alles ons een raadsel is

In het blad van de “wereldgemeenschap voor christelijke meditatie” las ik een mooie, eigentijdse getuigenis. Russische en Oekraïense gelovigen, verbonden met velen over de hele wereld hebben samen in stilte gemediteerd. Het motto van de dag was: “Vrede in het hart, vrede in de wereld.” Twee Oekraïense gelovigen gaven volgende boodschap mee:” Als je in staat bent om donkere emoties of machteloosheid te overwinnen, door tijd te besteden aan meditatie, begint het beeld van wat gebeurt langzaam te veranderen. Het innerlijke licht, verloren in de duisternis van de harten van soldaten, moet in jullie blijven schijnen. Dit zal de oorlog niet doen stoppen, maar het helpt ons om te focussen op het lijden van anderen en alles te doen wat nodig is om dit te verlichten. Het helpt ons ook om de diepe plaats in ons te herinneren die niet kan sterven en die ons verbindt met ieder ander, zelfs met hen die het heilige netwerk van eenheid vernietigen, door het stelen, verkrachten en doden van onschuldigen…We moeten deze realiteit accepteren en nadat we het geaccepteerd hebben, van binnenuit transformeren.”

Lied 527 Leer van de liefde de wijsheid en eenvoud…steeds draagt zij hoop.

In het evangelie van Lucas, hebben we een getuigenis van iemand die leeft in de periode van de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen. Velen zijn gevlucht. De christelijke gemeente in Jeruzalem bestaat niet langer. En toch laat ook Lucas Jezus oproepen tot een geloof zonder grenzen. 

Lezing uit het evangelie van Lucas. Lc.17, 5- 10

De leerlingen worden in de verzen die aan de lezing van vandaag voorafgaan opgeroepen om tot 7 maal toe hun broeder of zuster te vergeven. De leerlingen worden zich bewust van hun kleine geloof. Jezus geeft hen dan het beeld van de kracht van het kleine mosterdzaadje, als symbool voor het geloof dat ze moeten hebben. Het zou hen in staat stellen een grote moerbeiboom te verplaatsen.
Jezus voegt er echter nog een waarschuwing aan toe. Zelfs als we alles doen wat van ons verwacht wordt, moeten we niet denken dat wij de wereld in handen hebben. “We zijn maar eenvoudige knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan,” knechten in dienst van een Heer. Het shockeert ons moderne gevoel.
Wat betekent dit nu in onze tijd en voor mij?
Heb ik het Bijbelse geduld? Ben ik mij bewust van mijn kleine geloof, mijn kleine vertrouwen dat op het einde Gods rijk van vrede komt. Richt ik mij tot God in mijn vertwijfeling en gebrek aan vertrouwen vanuit het besef dat ik daar Gods hulp bij nodig heb? Aanvaard ik mijn kleinheid, mijn niet- weten, mijn onmacht tegenover alle onrecht en geweld in de wereld, ook het geweld in mezelf? Ben ik vaak niet snel klaar met mijn oordeel? Meen ik niet vaak te weten hoe complexe problemen moeten worden opgelost? “Boeten zal wie van zijn kracht zijn god maakt,” waarschuwt Habakuk en geldt dit ook niet voor mij? Vertrouw ik in Gods belofte zodat ik niet in onmacht en immobilisme terechtkom en niet verhard in mijn hart.
Aanvaard ik dat ik maar een dienstknecht ben? Dat ik slechts iets kleins kan bijdragen op de plek waar ik leef, in daden van kleine goedheid, aangegrepen door de nood van een medemens. “Je wint er geen oorlogen mee, maar opent er wel ogen mee,” getuigt Roger Burggraeve. Het zijn bescheiden daden, zonder pretentie, niet gedreven door ideologie. Ze zijn geen reden om te roemen op zichzelf. Ze verbinden mensen van hart tot hart, over alle verschillen heen. Zoals de mediterende medemensen uit Oekraïne en Rusland getuigen.
Misschien kunnen we de moerbeiboom als symbool zien voor de hele samenleving en ligt de kracht van het mosterdzaadje in elk gebaar van klein goedheid. Vertrouwen in de goddelijke kracht ervan kan uiteindelijk de hele samenleving veranderen. 

Lied 543 en maakt zo in uw daden waar dat leven geven is.

Tafelgebed 164 Gij die de stom geslagen mond verstaat

Onze Vader en vredeswens

Gebed Psalm 37

Stilte voor Hem.
Verwacht Hem, Hij zal komen.

Doe goed, dan heb je een weg.
Wie solidair zijn, barmhartig,
zullen de aarde vernieuwen.
Ik zag uit de verte een ceder-
toen ik voorbijkwam was hij geveld.
Zo gaat het. Vertrouw die £ne.

Stilte voor Hem.
Verwacht Hem, Hij zal komen.

Slotlied 826. Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap, dat zal een droom zijn.

Zegen.

Vragen we ten slotte Gods zegen over ons leven, over al wie in nood is, over de wereld die smacht naar vrede.

220925

26e zondag 2022 de parabel van de zes broers Lc. 16, 19-31

 

Openingszang 101 Heerlijk is het te loven de Heer - Openingsvers

Gebed om ontferming: Smeekgebed bij Amos + refrein 111

Als wij geloven in ongeziene verten,

In een ander vaderland,

Een mensenstad die Gij eens bouwt,

Dan kunnen wij niet tevreden wortelen

In een wereld die nog steeds mensen slachtoffert.

Dan roepen wij: hoe lang nog Heer?

Als wij vertrouwen dat Gij eens recht zult doen

Aan alles wat nu nog zucht en crepeert,

Aan al wie onteert is,

Dan blijven wij nu al begaan met elk mensenkind

Dat wordt geknakt, gebruikt en gebroken

En roepen wij: hoe lang nog Heer?

Als wij hopen dat Gij eens uw schepping zult voltooien,

Tot een paastuin van recht en vrede

Dan heffen wij ons hoofd weer op

En blijven wij om uw ontferming roepen.

God,

Vergeet uw wereld niet.

Keer U niet van ons af

Ook als Gij ons niet langer aan uw zijde vindt.

God

Vergeet uw wereld niet

En keer U niet van ons af.            (S. de Vries, Het rijk alleen, smeekgebed bij Amos p.155-156)

Inleiding op de lezingen

We horen zo dadelijk een lezing uit de profetieën van Amos. Amos was afkomstig uit het dorp Tokea dicht bij Jeruzalem en had waarschijnlijk een bloeiend landbouwbedrijf. In de Bijbel wordt hij een vijgenteler en schapenfokker genoemd. Amos was begaan met het lot van de arme boerenbevolking, die moest zwoegen om te overleven. Een groot deel van de oogst moest als belasting worden afgedragen, natuurrampen bedreigden elk jaar weer de oogst (droogte, sprinkhanen), plunderende soldatentroepen trokken met de regelmaat van een klok voorbij, enz. De grootste ramp echter, waar deze groep onder te lijden had, was het sociale onrecht. De kloof tussen arm en rijk werd steeds groter, kleine boeren moest hun grond verkopen en gingen met heel hun gezin in loondienst (versta: slavendienst) werken, omdat ze hun belasting niet konden betalen. Daarom verlaat Amos zijn bedrijf en trekt hij door het land om overal dit onrecht aan te klagen. In dezelfde zin roept Jezus ook zijn toehoorders op door hen de parabel te vertellen van de arme Lazarus en de rijke.

Amos 6, 1.4 – 7

Lied 514: ‘stem als een zee van mensen’

 

Lucas 16, 19 – 31

Nr. 130 na evangelie

 

Homilie 

Over deze parabel bestond een vertelling die algemeen bekend was bij de tijdgenoten van Jezus. Er was eens een arme Schriftgeleerde en een rijke tollenaar, Bar Ma’jan. Beiden stierven, voor de arme Schriftgeleerde was er geen begrafenis en nauwelijks een plaats waar hij kon worden neergelegd. De rijke daarentegen werd met veel pracht en praal begraven en beweend. Enkele dagen later had een collega van de Schriftgeleerde een droom. Hij zag zijn vriend in een prachtige tuin zitten, genietend van frisse koelte en met alles aan schoonheid wat zijn ziel maar kon wensen. De rijke Bar Ma’jan stond aan de oever van de stroom en wilde naar het water om zijn dorst te lessen, maar elke keer week het water terug zodat de dorst hem bleef kwellen. Dit verhaal was onder het volk heel populair, het was overgewaaid uit Alexandrië en ging terug op een nog ouder Egyptisch verhaal. 

Jezus speelt op die kennis in, maar geeft er een heel eigen wending aan. Het gaat niet meer over een rijke tollenaar, maar een rijk man. Die krijgt geen naam meer, terwijl Lazarus de enige in alle parabels is die een naam heeft. De rijke is geen afperser. Hij doet op het eerste zicht niets verkeerd. Enkel zijn totale onverschilligheid tegenover het lot van de anderen kan men hem verwijten. Zijn luxueuze leven heeft hem blijkbaar ongevoelig gemaakt voor het sociale onrecht dat zich rond hem afspeelt. Een tweede wijziging die Jezus in het bekende verhaaltje aanbrengt is dat Hij niet spreekt over een arme Schriftgeleerde, maar een arme in de ruime sociale zin. Hij stond vol zweren en was dus onrein waardoor mensen hem zelfs niet durfden aan te raken. Honden, waarvan Joden een grote afkeer hadden, komen aan zijn huid likken. De broodkorstjes waar de feestvierders hun vingers mee afveegden en die ze onder tafel wierpen, werden hem niet gegeven. Niemand denkt aan hem, niemand geeft om hem. Uitgerekend hij heeft in de parabel een naam: Lazarus, wat betekent ‘God redt’. Merkwaardig toch, want deze man heeft geen enkele verdienste, er is niets waarop hij kan voorstaan. Ik denk daarbij aan de zaligsprekingen bij Lucas. Lucas spreekt niet over ‘de armen van geest’ zoals Mattheüs, maar er staat ‘gelukkig jullie armen’, en na het prijzen van de armen, de bedroefden en verdrukten volgen bij Lucas de wee-spreuken: ‘wee, jullie, rijken’. Indien geloven in God en Jezus niet gepaard gaat met een sociale revolutie heeft dat geloof in Lucas’ ogen geen enkele waarde. God redt, zo is zijn naam. Maar Hij doet dit niet door een magische tussenkomst, maar is op een eminente manier aanwezig in de kwetsbaarheid, de vernedering en de ontmenselijking van deze man. Hij is aanwezig als appél, als vraag, als onrust die door geen redenering te stillen is. Dat is het Godsbeeld dat Lucas heeft. Het is eigenlijk geen beeld. God is niet gezeten op een vaderlijke troon, Hij is niet in categorieën als goed, rechtvaardig enz. te vatten. Hij is appél, uitnodiging, onrustig makende aanwezigheid.

Jezus brengt nog een derde verandering aan in het verhaal, misschien wel de belangrijkste. Aan het einde van het verhaal zegt de rijke dat hij nog 5 broers heeft. Wie zijn dat? Zoals op veel andere plaatsen als Jezus een verhaal vertelt, bedoelt Hij zijn toehoorders, en dus ook wij die vandaag de parabel horen. Hoe zullen ons de ogen opengaan, wat moet er gebeuren om te beseffen hoe het er in deze wereld aan toegaat? Misschien is dat voor elk van ons heel verschillend en altijd onverwacht. Tegen de Joodse omstaanders zegt Jezus: “Jullie hebben Wet en profeten, dat moet volstaan om te weten wat je moet doen.” De Joodse traditie was in dat opzicht duidelijk genoeg. En naar de bekeerde heidenen en naar ons toe zegt de tekst: “De terugkeer van iemand die was gestorven zal u niet de ogen openen.” De toevoeging is boeiend, want ze opent een heel ander perspectief op de verrijzenis. Het gaat immers niet op de eerste plaats om een dood lichaam dat weer tot leven komt, dat je kan zien en betasten, zodat je met een schok tot bekering komt. Verrijzenis is op de eerste plaats een doorbraak hier en nu. Verrijzenis gebeurt hier en nu als mensen door een membraan van zelfzucht prikken, als ze niet om zichzelf bekommerd blijven zoals de rijke, maar de zorg opnemen voor wie niets of niemand heeft. Op dat ogenblik kan God als vraag en opvorderende verantwoordelijkheid binnendringen en komen wij tot leven. Voor zijn Joodse volksgenoten volstonden Wet en Profeten, voor al de anderen was er het geloof in de verrijzenis, het geschenk van God voor wie zich openstelt, hier en nu en over de dood.

Groot dankgebed ‘Kom over ons’ in: Stilte zingen, p. 424 + refrein 123

Na de communie 772B voor kleine mensen

Slotgebed 

Laat er een plek blijven, Heer God,

Waar de lamp van uw liefde brandend gehouden wordt,

Waar het gerucht van een nieuwe dag niet verstomd is,

Waar verlangen en hoop gewekt worden.

Laat het hier zo’n plek zijn.

Laat het licht van uw ogen

Genadig en genezend stralen over deze wereld.

Beziel ons met wat U beweegt zodat wij bewogen blijven

Om uw aarde, om uw mensenkinderen.

Zegen Gij ons hoofd, ons hart, onze handen

Dat wij U prijzen.

220526

26 mei 2022: Hemelvaart (2022)

 

Kijk omhoog en om je heen

 

Marcel Braekers

Openingszang 368 Al heeft Hij ons verlaten

Begroeting


‘De hemel is de woonplaats van God en de aarde is zijn voetbank’ zo staat geschreven in psalm 115 en zo dacht men in Bijbelse tijden en nog vele eeuwen later. Toen Elia stierf, zo kan je lezen, werd hij op een vurige wagen de lucht in gevoerd en dacht men dat hij ooit terug zou komen als een soort  van Messias. We kennen toch de voorstelling van God op zijn troon met in zijn hand de wereldbol. Of denk maar aan de voorstelling van Jezus als Pantocrator met de regenboog om Hem heen terwijl zijn voeten rusten op de aarde. Om God te ontdekken moest je omhoogkijken. Wie dichter bij God wilde zijn besteeg een berg. Onze gebeden stuurden we naar boven. Zo maakten wij een onderscheid tussen boven en beneden, tussen het heilige en het profane, tussen transcendentie en immanentie.
Maar denk je daarbij even na, dan weet je dat het niet klopt en dat wij in ons dagelijks leven reeds lang dit wereldbeeld hebben losgelaten. Niemand gelooft nog dat enkele kilometers hoger zich een hemel bevindt en toch blijft deze voorstelling in ons geloof functioneren. Maar stel dat er geen hemel bestaat (althans niet als een plaats), dat God niet boven ons woont en heilig en profaan niet zijn onderscheiden hoe denken we dan voortaan over God en over ons geloof? Ik vermoed dat ik heel anders met het heilige omga indien ik zeg: God woont in mijn middenrif of God is het gezicht van een vluchteling die mij aanklampt en zoekt naar veiligheid. Dan plaats ik God niet buiten de dagelijkse werkelijkheid, maar belijd ik dat in de werkelijkheid er bijzondere momenten zijn waarin het goddelijke symbolisch zich te kennen geeft in het aardse. Zo vieren we vandaag het feest van de hemelvaart van Jezus.
De engelen zeggen tegen de leerlingen: ‘Blijf niet naar de hemel staren’. Daarover gaat het op dit feest van de Hemelvaart en daaraan verbonden de uitdaging om bij de beelden stil te staan die we onbewust hanteren, maar die ons dikwijls beletten anders te geloven en om te gaan met het heilige.
 
Lied 111Kyrie eleison  (J. Duin)

Jij Onnoembare alles overstijgende Nabijheid
Tot wie wij onze handen heffen, voor wie wij ter aarde buigen:
wees hier aanwezig.
In mensen ons nabij, in deze gemeenschap, in alles om ons heen.
 
Wees in de diepte van ons hart verankerd.
Behoed ons, opdat wij nooit verstarren
En krampachtig vasthouden aan wat ons ontglipt,
Maar dat wij durven in de stroom van het leven te staan,
En in het vinden, verliezen en weer ontdekken van uw nabijheid
Komen bij onze eigenlijke grond.
 
Toen de leerlingen zich verlaten voelden
Ontdekten ze kracht en nieuwe verbondenheid.
Geef ook ons die inspiratie en kracht, zodat we troost en nabijheid kunnen zijn
Voor allen die leven in eenzaamheid.
 
Lofzang van Zacharias nr. 890

Gebed


De liefde die ons kent
En die ons noemt,
Die sterk als de dood ons vasthoudt,
Is onder ons belichaamd,
Vlees geworden.
 
Zij bloeide op,
Droeg goede vrucht in Jezus Messias.
Zijn leven hebt Gij zelf in hemels licht gezet,
Opdat de glans daarvan
Ons allen zou omstralen.
 
Laat ons dan niet eenzaam en verweesd
Elk onze weg ten einde moeten gaan,
Maar bewaar ons bij elkaar
In de loofhut van uw vrede om Zijnentwil.  (S. de Vries, Bij gelegenheid I, 159)
 
Refrein ‘mijn vrede laat ik u’ voor en na Bijbelse tekst

Verhaal van de hemelvaart volgens N. ter Linden, koning op een ezel p.226 -227

Homilie


De evangelist Lucas heeft van de hemelvaart twee versies geschreven. De eerste staat aan het einde van zijn evangelie, de andere aan het begin van de Handelingen der Apostelen. Het eerste verhaal is veel soberder. Het tweede heeft allerlei veranderingen: de hemelvaart gebeurt 40 dagen na Pasen. De leerlingen vragen wanneer Jezus eindelijk het koninkrijk van God zal vestigen. En er verschijnen twee engelen ten tonele die uitdrukkelijk tegen de leerlingen zeggen niet naar boven te blijven kijken. Waarom zou Lucas zijn verhaal hebben veranderd?
We weten dat Lucas een groot concept voor ogen had toen hij begon te schrijven. Eerst schreef hij zijn evangelie waarbij hij Jezus een tocht laat maken vanuit Galilea in het noorden naar Jeruzalem helemaal in het zuiden, waar Jezus sterft en de verrijzenis wordt gesitueerd. Vermoedelijk een tiental jaren later schreef hij een tweede deel: de Handelingen der Apostelen waarbij de missionering vertrekt vanuit Jeruzalem en afsluit bij de dood van Paulus in Rome. Eerst was Jeruzalem het centrum van de wereld waar alles tot een hoogtepunt wordt gevoerd, daarna verschuift het accent naar het nieuwe wereldcentrum.
Toen Lucas aan dat tweede deel van zijn magnum opus begon te schrijven was de situatie duidelijk geëvolueerd. Het ware moeilijke tijden vanwege de vervolging der christenen door de joden nadat die zich hadden gereorganiseerd in Jamnia (70 n.C.). Christenen werden in de samenleving dikwijls achteruit gesteld, het eerste geloofsvuur en de missioneringsijver zocht naar een tweede adem. Christenen gingen samenzitten in afwachting van de wederkomst van Christus. Men ging in passieve afwachting alle hoop op ‘hierboven’ stellen. In die context schrijft Lucas deze tweede versie. Als de leerlingen dus uitdrukkelijk vragen of nu het koninkrijk zal hersteld worden antwoordt Jezus: ‘Er komt een andere tijd en andere nabijheid van het goddelijke en daar moeten jullie zich op instellen.’ En om een einde te maken aan dit passieve afwachten van een ingreep van bovenuit laat Lucas de engelen uitdrukkelijk zeggen: ‘Blijf niet naar de lucht kijken.’ Lucas wilde met dit verhaal een oplossing aanreiken aan de gelovigen van zijn tijd.
 
Maar heeft die boodschap vandaag nog iets te betekenen? Vanaf de jaren ’60 ging men het verhaal duiden als een oproep tot sociaal engagement, tot verzet tegen een scheef gegroeide kapitalistische samenleving. We lazen boeken zoals ‘Jezus of Marx’, enz. Het was een reactie tegen een verticaal christendom waarbij het redden van zijn ziel voorop stond. Maar intussen is de tijdsgeest weer veranderd en is men opnieuw op zoek naar innerlijkheid, anders dan vroeger waarbij dat engagement niet wordt verwaarloosd. Op vandaag zou ik de engelen laten zeggen: kijk wel omhoog (of in de diepte) maar vergeet niet om je heen te kijken.
 
Zoals de eerste leerlingen staan wij vandaag voor de opdracht om het heilige en het profane niet meer te scheiden, maar te zien als in elkaar verweven. Dat lijkt me trouwens een van de kernpunten van Jezus’ verkondiging. “Alles kan heilig zijn. God woont niet exclusief in de tempel, maar in ieder mens en vooral in diegene die lijdt of wanhopig zoekt naar houvast. De sabbat is er voor de mens en niet omgekeerd. Niet de Thora is het zout der aarde, maar de arme” zo sprak Hij. Jezus had dus een andere kijk op de relatie God-wereld, heilig–profaan dan zijn volksgenoten. De evangelist Marcus drukt het met een krachtig beeld uit: toen Jezus stierf scheurde het voorhangsel van de tempel in twee. De afscheiding tussen het heilige der heilige en de rest was voorbij.
Deze andere visie heeft volgens mij enorme gevolgen. Ik noem er hier slechts enkele. Het betekent dat God en het goddelijk op de meest onverwachte momenten ons tegemoet kunnen treden: op straat, in de kerk, aan tafel, in het Meerdaalwoud, enz. Om God te vinden moeten we dus veel waakzamer zijn dan wanneer je altijd en zeker weet dat Hij daarboven is. Daarom roept Jezus in het evangelie zo dikwijls op tot waakzaamheid – opdat we in elke situatie alert zouden zijn of het niet gaat om een naderen van God.
 
Hoe anders wordt de werkelijkheid om ons heen als ook zij draagster kan zijn van goddelijkheid of plaats waar God zich openbaart, anders dan wanneer je van het religieuze een geïsoleerde realiteit maakt en de werkelijkheid dus verarmt. Heidegger zag het in zijn later werk zo: eerst moeten we weer leren in diepe eerbied om te gaan met onze wereld, de natuur en elkaar. Dan zal er weer een tijd komen dat de goden in die werkelijkheid kunnen verschijnen. En tenslotte kan dan weer een tijd komen dat ook de godheid weer nabij komt en wij ervoor zullen knielen, dansen en zingen. We hebben dus in deze onzekere, geseculariseerde tijd nog een hele weg af te leggen, geduldig en met grote aandacht voor kleine tekenen van hoop.
 
Groot dankgebed 156

Na de communie 390 lied tot de heilige Geest

Contactinformatie

©2005-2023 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.