30 juli 17e zondag door het jaar Zoeken en vinden
Jan Degraeuwe
Openingszang 568 Wij zoeken U
Begroeting
Op onze website staat: “Filosofenfontein is een Dominicaans geïnspireerde, open en gastvrije gemeenschap van zoekende mensen.” Lied 568 zou dus ons lijflied kunnen zijn: “Wij zoeken U.” We zoeken vaak iets of iemand. Misschien heb je vanmorgen even je sleutels moeten zoeken. Je weet dan precies wat je zoekt en je kent de plaatsen waar je je sleutels regelmatig achterlaat. Het openingslied ging niet over dit soort zoeken. Er is ook het systematisch zoeken: op een geplande manier een kennisdomein uitbreiden en wanneer de verworven inzichten vaststaan, een nieuw plan voor verder onderzoek opstellen. Dit zoeken leidt tot voortschrijdend inzicht. Maar er is nog een ander zoeken: de dichter, die in de rijkdom van de taal zoekt naar het gepaste woord. En voor elk gedicht moet hij opnieuw naar woorden zoeken. Kierkegaard zei dat in het geloof elke generatie van voren af aan begint, de volgende generatie komt niet verder dan de voorgaande. In alle zoeken zit verlangen: naar de sleutel, naar een wetenschappelijk resultaat, naar woorden die de vonk zullen doen overspringen. Verlangen drijft ons zoeken naar God. Psalm 42 verwoordt dit heel mooi.
Zoals een hert verlangt naar levend water,
zo wil ik , God, met heel mijn wezen naar U toe.
Ik dorst naar God, de levende God;
wanneer sta ik eindelijk oog in oog met mijn God?
Ik heb geen brood dan tranen dag en nacht
en altijd weer hoor ik ze zeggen: “Waar blijft nu je God?”
Ik moet er steeds aan denken, en dan schiet mijn hart weer vol,
hoe ik meeliep in het gedrang, naar het huis van onze God,
en dan hoor ik ze weer zingen, heel die feestelijke stoet.
Maar waarom dan zo moedeloos,
waarom opstandig?
Ik zal wachten op God
en eens zal ik Hem danken:
Gij zijt mijn lijfsbehoud,
Gij zijt mijn God.
(uit Vijftig psalmen door Huub Oosterhuis en Michel van der Plas)
Lied 139 Wees Gij het woord, Gij de stilte
Inleiding op de evangelielezing
Vandaag sluiten we de parabelrede af met drie parabels over het koninkrijk der hemelen die we alleen in het evangelie van Mattheüs vinden. Twee weken geleden sprak Lut over de gulle zaaier. Vorige zondag bij de parabel over het onkruid tussen het graan, vroeg Marcel “Wie is graan, wie onkruid?” Vandaag zullen we daar in de parabel van het sleepnet een variatie op horen. Mattheüs brengt de drie parabels zonder uitleg. Als Jezus na de gelijkenissen vraagt: “Hebben jullie dit alles begrepen?”, antwoorden de leerlingen volmondig “Ja”. Mattheüs geeft ons de opdracht om zelf op zoek te gaan naar mogelijke betekenissen.
Mt. 13,44-52
Lied 547 Het rijk van God, 3-5-7
Homilie
De eerst twee gelijkenissen gaan over zoeken en vinden, verkopen en kopen. De personages zijn erg schematisch, maar hun handelingen spreken tot de verbeelding: alles verkopen om te verwerven wat je vreugdevol en gelukkig zal maken.
De man die de schat vond was misschien een zwerver of een wandelaar of een ploeger in dienst van de landeigenaar. Hij had aandacht voor wat hij op zijn weg tegenkwam en hij herkende wat daar in de grond zat en zich maar gedeeltelijk toonde; hij stond open voor het onverwachte. De vraag naar een rechtmatige eigenaar wordt hier buiten beschouwing gelaten, zodat de vreugde van de vinder die alles verkoopt grote nadruk krijgt. Het rijk der hemelen vraagt een totale inzet, het geeft vreugde en zet aan tot actie. Je moet iets nieuws aandurven zoals Abraham die wegtrok uit zijn geboortestreek.
De koopman is op zoek naar mooie parels. Hij kan de aangeboden parels rustig bekijken en zijn keuze maken. Als hij gans zijn bezit verkoopt om die unieke parel te verwerven, heeft hij een einde gemaakt aan het kopen en verkopen; zijn leven zal helemaal anders worden. Het verhaal van de koopman geeft de indruk dat je op je lauweren kan rusten eens je de schat gevonden hebt. Zou je de parabel niet elke dag opnieuw moeten beleven? Steeds weer op zoek gaan naar de parel en steeds weer alles inzetten. Is dat het rijk der hemelen?
Het kader van de derde gelijkenis is de visserij. Vissers weten uit ervaring waar ze hun net moeten uitgooien, maar succes is nooit gegarandeerd. Vandaag hebben ze geluk, het net is vol en het verzamelt vissen van alle soorten. Horen we hier de zending van de leerlingen? Jullie moeten mensenvissers worden en mensen van alle soorten bijeenbrengen. Zoals het sleepnet brengt het rijk der hemelen een gevarieerd gezelschap samen, je mag niet te snel denken dat deze of gene er niet bij hoort. God zal wel beslissen wie een goede vis is.
In de parabel van het graan waartussen onkruid was gezaaid, moesten de knechten wachten tot de oogst om graan en onkruid te scheiden. Zo moeten ook de vissers het net op het strand trekken om de vangst te keuren. De knechten op het land en de vissers op het meer, moeten verdragen dat het onkruid opschiet met het graan en dat slechte vissen in het net raken. Mattheüs plaatst dit onvermijdelijk samengaan van goed en kwaad in de context van de eindtijd, van het laatste oordeel. Mattheüs houdt ervan om de scheiding tussen kwaadwilligen en rechtvaardigen te dramatiseren: “ze zullen jammeren en knarsetanden”. Deze uitdrukking staat zesmaal in zijn evangelie! We moeten voorzichtig zijn met deze beeldspraak. In zijn boek Si je dis Credo zegt Maurice Bellet dat een bepaalde christelijke prediking het laatste oordeel gretig heeft gebruikt om mensen braaf te houden door hen schrik aan te jagen. Dit past echter niet bij een God die liefde is en zeker niet bij Jezus die zegt: “Ik ben niet gekomen om over de wereld te oordelen, maar om de wereld te redden.” Spreken over het oordeel laat ons realistisch kijken naar wat verkeerd gaat, maar mag ons niet verhinderen om met vreugde en met vertrouwen te leven, want we hebben een schat en een parel gevonden.
Tot slot spreekt Jezus over een schatkamer waaruit de huiseigenaar nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt. De schat komt hier weer ter sprake, maar nu is hij gevonden door “een schriftgeleerde die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden”. Een schriftgeleerde is thuis in de joodse Bijbel, die we ook het Oude Testament noemen. De joodse Bijbel is de bron waaruit hij kan putten om volgeling te worden van de radicale boodschap van Jezus, die we het Nieuwe Testament noemen. We worden hier herinnerd aan Jezus’ woorden uit de Bergrede: “Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.”
Het koninkrijk der hemelen is de levenswijze van de mensen die de Bergrede ter harte nemen en de radicale aansporingen van Jezus opvolgen. Om leerling te worden in het koninkrijk der hemelen moet je openstaan voor het onverwachte, je leven durven veranderen en bereid zijn om alles te verkopen. De parabel van het sleepnet laat ons hopen dat we met velen zullen zijn.
Lied 149
Groot dankgebed 156 Heerlijk is het de Heer te bezingen
Lied 181 Dan zal er vreugde zijn op aarde
Slotlied 581 Zoals Ik zelf gezonden ben