Recente Zondagsvieringen

De vieringen uit het verleden zijn gepubliceerd per kerkelijke jaar in het Archief.

De meest recente vieringen zijn:

- 23.09.23: Vergeving tussen mensen, met de mateloosheid van Gods liefde (Frank)
- 17.09.23: Loon naar werken? (Marcel)
- 10.09.23: Waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden (Herman)
- 03.09.23: Je roeping door dik en dun volgen (Marcel)
- 27.08.23: … om te mogen zijn wat wij in uw ogen zijn.” (Jef)
- 20.08.23: De Blijde Boodschap in een multiculturele samenleving (Marcel)
- 15.08.23: Feest van Maria opgenomen in de hemel (Marcel)
- 13.08.23: Lopen over water (Rik)
- 06.08.23: Themaviering klimaatrechtvaardigheid en ecospiritualiteit (Sabine)
- 30.07.23: Zoeken en vinden (Jan)
- 23.07.23: Wat met het onkruid en de tarwe? (Marcel)
- 16.07.23: De zaaier die blijft zaaien (Lut)
- 09.07.23: Mijn juk is zacht en mijn last is licht (Marcel)
- 02.07.23: Themaviering klimaatrechtvaardigheid (Ides)

De Preek van de week (Dominicanen) vind je via deze link: https://www.dominicains.be/nl/preekvandeweek

Aswoensdag 2023

Aswoensdag (2023) – Scheur uw hart en niet uw kleren

 

Marcel Braekers

 

Lezing uit de profeet Joël

            Keer u om naar Mij met heel uw hart

            Vastend, wenend en rouwend.

            Scheur uw hart en niet uw kleren,

            Keer u om tot de Heer onze God,

            Want Hij is genadig en barmhartig, 

            toegevend en vol liefde,

            En Hij heeft spijt over al het onheil.

            Blaas de bazuin op de Sion,   

            kondig een heilige vastentijd af, 

            roep een plechtige samenkomst bijeen.

 

Openingszang 310 Een mens te zijn op aarde

 

Gebed

Hoor, een stem klinkt op :

Baan een weg voor Hem, dwars door de woestijn.

Trek voor onze God door dit onland heen, een geëffend pad.

Graaf de heuvels af, haal de bergen neer, vul ravijnen op.

Kap het ruige oord, maak de steilste rots tot begane grond.

Openbaar als licht, onweerlegbaar nieuw zal Hij met ons zijn.

Alle vlees dat leeft zal zijn aankomst zien in één oogopslag.

Uit zijn eigen mond hoorden wij dit woord, in ons eigen hart.

                                               (Oosterhuis, naar Jesaja 40)

 

Ontferming nr. 110

 

Begroeting

“Breng het volk bijeen, laat heel Israël zich reinigen.” Zo roept de profeet Joël zijn volksgenoten op. Heel het volk moet zich reinigen, niet alleen onze kleren of onze handen moeten gereinigd worden, maar ons hart en onze gezindheid. Hoe gemakkelijk is het niet om alleen zijn kleren te scheuren zonder dat het je verder raakt. Het is een theatraal gebaar om vooral aan anderen te laten zien hoe diep je bent geraakt. Maar zegt Jezus niet net het tegendeel: ‘Als je vast was dan je gezicht en wrijf je hoofd met olie in, zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent.’ Je hart scheuren is een gebaar van deemoedigheid in diep respect voor het leven, voor de aarde en voor allen die worstelen om overeind te blijven. Je hart scheuren is buigen voor de God van gerechtigheid en smeken om zijn kracht die meer kan dan wij zelf kunnen.

Er is een innerlijke omkeer nodig: de bekering van ons hart moet misschien best via ons lichaam gebeuren. Sinds wij in onze kerk het vasten zijn gaan reduceren tot het eventueel geven van wat geld en men smalend is gaan doen over die achterhaalde, toegegeven, soms gekke vastenpraktijken, is onze vasten voor een groot stuk uitgehold en heeft het zeker voor een buitenstaander geen enkel tekenwaarde meer. Vasten en lichamelijkheid horen echter voor mij onlosmakelijk samen. Het gaat mij daarbij om veel meer dan een korte lichamelijke zuiveringskuur. Ook dat is goed meegenomen, want zo brengen we ons lichaam in een waakzame, prettige toestand om ons te openen voor het heilige. Vasten en lichamelijk hebben een veel diepere band. Het gaat erom ons lichamelijk open te stellen voor het heilige door te buigen, te knielen, het stil te maken en ons te verdiepen in een gebed. Indien we dat aandurven volgt als vanzelf de aandacht om ons heen. Broederlijk Delen plaatst de vasten dit jaar onder het teken van 25 % in de overtuiging dat als 25 % van de bevolking kiest om te delen en te herverdelen dat dit voldoende is opdat een samenleving 100 % begint te evolueren. Die omkeer drukken we vandaag symbolisch uit door de palmtakken van vorig jaar te verbranden. Het betekent zoveel als: willen breken met een mentaliteit van nooit genoeg en eeuwige onvrede. Met het kruisje op ons hoofd zetten we een stap naar een ander begin en hopen we dat Gods scheppende kracht ons mag begeleiden op onze tocht naar Pasen.

 

Eerste lezing: Jesaja 58, 1 – 10

 

Gebed over de verbrande palmtakken

 

Gebed:

Heer onze God

Met het verbranden van deze takken willen we uitdrukken

Dat we aan een nieuw begin staan

Dat we willen verwijderen 

wat ons van U en van elkaar gescheiden houdt.

Mochten wij opnieuw doordrongen raken van uw gloed

Op onze tocht naar Pasen, het feest van onze verrijzenis.

 

Zegening van de as

Juichend trokken wij vorig jaar op Palmzondag Jeruzalem binnen,

Zwaaiend met palmtakken.

De oude palmtakken staan voor alles wat we graag hadden willen verwezenlijken:

Verdorde voornemens, verschrompelde dromen.

Vandaag hebben we het oude verbrand en staan we voor een nieuw begin.

Barmhartige God,

Deze as herinnert ons eraan wie wij zijn:

Broze, kwetsbare mensen op weg naar U,

Zegen deze as, zegen ons allen die ons willen afstemmen op U.

 

Allen:

Ga met ons mee in deze veertigdagentijd

Opdat wij de raakpunten mogen vinden tussen hemel en aarde,

Opdat wij uw levensadem mogen ontvangen en ervaren,

Opdat wij de weg terug mogen vinden naar het volle leven,

Zoals U het gedroomd hebt.

Mogen wij medewerkers zijn van uw scheppende bevrijding.

We vragen het, samen met Jezus, uw Mensenzoon en ons voorbeeld. Amen

 

Asoplegging

Muziek

Tweede lezing: Mattheüs 6, 1 – 6, 16 – 18.

                    

Groot dankgebed 158

 

Na de communie 319 Woestijnlied

 

Psalm 130

Uit de diepte roep ik tot u, Heer,

Heer, hoor mijn stem

Wees aandachtig, luister

Naar mijn roep om genade

Als u de zonden blijft gedenken, Heer,

Heer, wie houdt dan stand?

Maar bij u is vergeving,

Daarom eert men u met ontzag.

Ik zie uit naar de Heer,

Mijn ziel ziet uit naar hem

En verlangt naar zijn woord,

Mijn ziel verlangt naar de Heer,

Meer dan wachters naar de morgen,

Meer dan wachters uitzien naar de morgen.

Israël, hoop op de Heer.

Bij de Heer is genade, bij hem

Is bevrijding, altijd weer.

Hij zal Israël bevrijden

Uit al zijn zonden.

230219

7e Zondag (2023): Je vijand liefhebben  

(Mattheus 5, 38-48)

 

Herman Wouters

Inleiding

Het principe “Oog om oog, tand om tand” was gebruikelijk in het gewoonterecht in het oude Oosten en bepaalde de strafmaat voor de schuldige aan een misdaad, evenredig met de fout. In de codex van Hammurabi, die van 1700 jaar voor Christus koning van Babylonië was, stond deze regel ingeschreven. Dit principe werd later in de Bijbel en ook in de Koran overgenomen. De bedoeling ervan was om de drang naar buitensporige wraak in te dijken en in die zin was het een vooruitgang. Je mocht je vijand niet méér aandoen dan wat hij jou had aangedaan. 

In Palestina ten tijde van Jezus had een Romeinse soldaat de toelating om gelijk welke burger op te vorderen om één mijl met hem mee te gaan om bijvoorbeeld zijn uitrusting te dragen. Je kan je wel voorstellen dat dit voor het Joodse volk een gehate maatregel was. Zo werd Simon van Cyrene door soldaten opgevorderd om het kruis van Jezus te dragen. 

In de tekst uit de Bergrede die we vandaag verder lezen geeft Jezus aan zijn volgelingen de raad om zich niet te verzetten wanneer men zulke dingen aan hen vraagt. Daarenboven stelt hij dat je je vijand moet liefhebben en dat je moet bidden voor wie je vervolgt. Deze oproep (dit gebod?) om “je vijand te beminnen” is in de geschiedenis van het christendom geen eenvoudig thema geweest. Het heeft verschillende schrijvers beroerd en zal ons - begrijpelijk - ook beroeren. Het staat er namelijk zwart op wit. Bovendien denken nieuwtestamentici dat deze tekst hoogstwaarschijnlijk ontleend werd aan de zogenaamde bron Q, die voor een groot deel bestond uit het onderricht dat Jezus zelf heeft gegeven. Dit zijn m.a.w. uitspraken die van Jezus komen en niet door de evangelist zijn toegevoegd.

Lied 102 Opening van de dienst   

Homilie

Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: je moet je naaste liefhebben en je vijand haten maar ik zeg u: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen.

De leidraad van ons leven – de evangelies – behandelen hier en daar thema’s die niet zo gemakkelijk zijn. De bergrede en zeker die ene zin ‘Heb je vijanden’ lief behoren daartoe. 

Over de eerste christenen zijn er teksten bewaard waarin men vertelt hoe ze leefden. Men vermeldt dat ze vreedzame mensen waren, zelfs hun vijanden liefhadden en voor hen baden. In een brief aan Diognetus in het jaar 200 bijvoorbeeld vermeldt een anonieme auteur: “Worden de christenen gesmaad, dan zegenen zij” en “Christenen hebben lief wie hen haten”.

Zoveel eeuwen later schrijft Maartin Luther dat hij zijn uiterste best had gedaan om de ‘raadgevingen’ van de Bergrede als geboden te vervullen. Maar hij was er niet gelukkig van geworden. Hij zag de Bergrede als iets onmogelijks. Volgens hem zijn het voorschriften die men niet kàn navolgen maar - en dat is het positieve -  wij mensen moeten dan wel erkennen dat we zondaars zijn. We kunnen dan niet anders dan rekenen op de genade en de hulp van God en hem vragen dat hij zijn Geest stuurt om ons mensenhart te veranderen.

Mij lijkt dat dit thema ook nu nog in ons - de laatste christenen  - aanwezig moet zijn. Er moet ergens in ons hart een plek zijn waarin er - naast alle andere mogelijke emoties - ook een vorm van liefde bestaat voor de vijand. Mattheus stelt ons vandaag voor om voor onze vijanden te bidden. Dit lijkt misschien een eenvoudige act; het betekent evenwel dat we niet alleen maar kwaad zijn op onze vijanden maar dat we ook - op de één of andere manier - om hen bezorgd zijn.

Wat ons kan helpen is dat die liefde tot de vijand  zeer uiteenlopende vormen kan aannemen.  Het woord heeft geen éénduidige betekenis . In de Griekse tekst staat er “agapein”. Dat is iets anders dan ‘hartstochtelijke liefde”. Je moet je tegenstander dus niet om de hals vallen. Liefdevol zijn kan dus zeer verschillend ingekleurd worden. Ik heb voor de voorbereiding van deze viering hierover met enkele mensen gesproken en gevraagd  wat dat voor hen betekent. Het lijken me allemaal uitingen van liefde. Iemand  zegde me dat hij zijn vijanden probeert te vermijden. Iemand anders gaf aan dat deze zin hem aanspoort om een situatie ook vanuit het standpunt van die ander te bekijken, wat mogelijk wat nuance oplevert en geweld voorkomt. Iemand anders vertelde dat hij voor zijn vijanden bidt en dat hij daardoor een zekere mildheid voor hen krijgt. Chiara Lubich, de stichteres van de focolarebeweging, vond dat alleen al het louter verdragen van lastige mensen een uiting van liefde kan zijn.

Wie is die vijand? Onze vijand kan in verschillende gestalten in ons leven aanwezig zijn. Gelukkig moeten we in onze contreien niet onmiddellijk denken aan een militair, die ons of onze familie komt vermoorden. Toch kan een medemens op de één of andere manier - misschien momentaan - een vijand zijn. Het is iemand die me kwetst, iemand die mijn gedachtegang niet volgt, iemand die me het leven zuur maakt, soms is het mijn partner en soms zijn het mijn kinderen, soms nog eerder mijn schoonkinderen, het is mijn baas op mijn werk en zeker ook mijn buurman, die in de lente ‘s morgens vanaf 6 uur de merels uit zijn kersenboom begint te schieten. Overigens - maar dat terzijde -  heb ik daarvoor eens naar de politie gebeld om te vragen “vanaf hoe laat je op vogels mag beginnen te schieten”. Waarop men antwoordde dat “je helemaal niet mag schieten”.

Gelukkig horen we af en toe verhalen van mensen - ook van niet-christenen - die op een positieve manier naar hun vijand kijken.  Ze kunnen ons inspireren en aanmoedigen.

Ik denk aan het boekje ‘een Jihad van Liefde’ van Mohamed Al Bachiri, die zijn vrouw verloor tijdens de aanslag in de Brusselse metro. Hij zet daarin het leed dat hem is aangedaan op een moedige en veerkrachtige wijze om in een boodschap van liefde en medemenselijkheid. 

Ik denk ook aan paus Johannes Paulus II die Mehmet Ali Agca, de man die hem in 1981 probeerde te vermoorden, in de gevangenis bezocht. De Paus vroeg later aan de menigte voor het St-Pietersplein een gebed om vergiffenis voor Agca: “Bid voor mijn broeder, die ik oprecht heb vergeven”. Zijn belager is na zijn vrijlating  bloemen gaan leggen op het graf van de paus en overwoog om christen te worden. onmiddellijk

Maar ook kleinere verhalen doen deugd.

Enige tijd geleden hoorden we het volgende verhaal van vrienden. Met hun buren hadden ze een goed contact maar er was wel een probleem: de buurvrouw kloeg regelmatig over een berkenboom in hun tuin, die haar terras plakkerig maakte. Het probleem werd erger naarmate die boom groeide. Toen onze vrienden na een 14-daagse vakantie terug thuis kwamen zagen ze tot hun verrassing (eigenlijk hun ontzetting) dat de buren de boom tijdens hun afwezigheid hadden laten verwijderen. Toen ze de buurman hierop aanspraken, zei die dat hij het had gedaan omdat zijn vrouw zo hard aan het klagen was. Hij excuseerde zich ook want hij begreep dat hij niet juist gehandeld had. In plaats van deze gebeurtenis te laten uitgroeien tot een jarenlange vete, reageerde mijn vriend met de woorden: “Laten we morgenavond samen in een restaurant gaan eten en de zaak vergeten”. 

Zelf denk ik ook aan een situatie waarin de gedachte om ‘je vijand lief te hebben’ me geholpen heeft. Onze overburen zijn Oekraïners die al enkele jaren geleden (na de inname van de Krim) naar België gekomen zijn. We hebben een Whatsapp groepje met de straat en net na de inval van de Russen in Oekraïne verscheen er een vraag naar hen of we met de straat iets konden doen om te helpen. Vlodymyr, de vader van dat Oekraïens gezin, reageerde onmiddellijk met te zeggen dat ze plaatsen zochten om kennissen te logeren. Onze vier kinderen zijn het huis uit en eigenlijk hadden we twee kamers vrij. Maar o.a. omdat we maar één badkamer hebben, aarzelden we. De vraag kwam echter van onze buren en dat zijn toch wel overduidelijk “onze naasten”. We beslisten om het te doen. Onmiddellijk hoorden we over de twee mensen die bij ons zouden komen wonen: Myroslava en haar dochter Alina van 21 jaar uit Kiev. Ze waren op dat moment nog in Roemenië en zouden een week nadien arriveren. De dag nadat we dit toegezegd hadden, was er een koffietafel bij een vriend in de straat met enkele straatgenoten. Daar hoorden we van een buurvrouw die ook een beetje Oekraïens sprak - omdat ze veel contact had met Poolse mensen - dat ze Vlodymyr eens in het Oekraïens had aangesproken maar dat deze met een zekere verontwaardiging had geantwoord dat hij alleen maar Russisch praatte. Ze besloot haar verhaal met: “Je weet niet wie je in huis haalt!” Plots bekroop me een angstgevoel: misschien zijn het Russisch-gezinden die we gaan opvangen. Die nacht sliep ik bijna niet, maar ’s morgens kwam de gedachte in me op dat het evangelie ons ook aanspoort om je vijanden lief te hebben. Ik dacht ook aan dat liedje van Sting: “The Russians love their childeren too”. Ook als je Russisch-gezind bent moet het geen pretje zijn dat je stad gebombardeerd wordt. Door deze gedachte kwam er terug vrede in mijn gemoed. Myroslava en Alina  kwamen even later toe. Snel werd echter duidelijk dat de meeste mensen uit Kiev Russisch spreken en helemaal niet Russisch gezind zijn. 

Ik denk dat we als christen deze zin “je vijanden liefhebben” echt ter harte moeten nemen en er iets mee moeten doen. In onze onvolkomenheid kunnen we - zoals Maartin Luther voorstelt -  Gods Geest ter hulp roepen om onze creativiteit aan te scherpen zodat we doenbare ideeën krijgen over hoe we dat kunnen aanpakken.

Lied 804   Psalm 104  Alles wacht op u vol hoop 

Tafelgebed Lied 150

Lied na de communie 221  Dat wij wachters op de muren zijn

 

Slotgebed

Heer Jezus, door uw woorden, door uw  leven bent u onze waarheid geworden, een stem in ons geweten, misschien zelfs de stem van ons geweten. Zelf hebt u - getergd tot op het kruis - voor uw vijand gebeden.

In navolging van u, willen we  bidden voor diegenen rondom ons die op de één of ander manier onze  vijanden zijn. Help ons met uw Geest om de negatieve gevoelens in ons hart te bedaren en spoor ons aan in onze pogingen om onze vijanden lief te hebben, hoe onvolkomen die ook mogen zijn.

We willen ook bidden voor de vijanden in de grote wereld: de Russische militairen, de Taliban, de milities in Oost-Congo en zovelen anderen. “Steeds iemands vader, steeds iemands zoon” Bedaar ook in hen de negatieve gevoelens en de wraakgedachten waarmee ze de anderen naar het leven staan.

Alles wacht op u vol hoop. Zendt uw Geest zodat we worden herschapen. Help ons om uw rijk meer zichtbaar te maken. 

230212

6e Zondag (2023): God kijkt naar het innerlijke.

 

Lisette Monard 

--------------------------------------------------------------

Goede morgen en welkom.  Laat ons in verbondenheid samen vieren in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. 

Openingslied 510: “Wek uw kracht en kom ons bevrijden”

Vandaag op deze zesde zondag door het jaar gaan we verder met het lezen van de Bergrede, zoals Mattheüs deze optekende.  Mattheüs concipieerde de Bergrede in een zorgvuldig opgebouwde samenhang, een geheel waarin de delen door één leidende idee worden samengehouden, namelijk Jezus' uitnodiging om consequent Gods wil te volbrengen en zo het rijk der hemelen binnen te treden.

In de viering twee weken geleden heeft Jan Degraeuwe stil gestaan bij de inleidende tekst met de zaligsprekingen, hij plaatste die in de context van de wereld waarin we nu leven, geteisterd door oorlog, klimaatcrisis, pandemie, armoede ook in onze welvaartstaten, ….  Het volgende deel met de aansporingen: “Jullie zijn het zout van de aarde” en “Jullie zijn het licht voor de wereld.”,  kwam vorige zondag aan bod.  Pater Marcel verduidelijkte dat aan de manier waarop men met de armen en hopelozen zal omgaan, aan de plaats die aan hen wordt gegeven, men kan zien hoe rechtvaardig de volgelingen van wel Jezus zijn. 

Vandaag krijgen we het vervolg te horen, een vrij lang deel, met de opmerkelijke commentaren van Jezus over de wettelijke voorschriften.   “Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling te brengen.” 

Laat ons nu eerst luisteren naar de wijze woorden van Sirach. Het is onze eigen keuze, onze eigen verantwoordelijkheid om ons te houden aan de wetten van God

Eerste lezing:  SIRACH 15,15-20 

 

Tussenzang

Lied 517: “Als regen die de aarde drenkt”

 

Evangelie: Matteus 5, 17 – 37

 

Homilie

Jezus zegt uitdrukkelijk dat hij niet is gekomen om de Wet of de Profeten af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.  En het is Hem menens, Hij zegt meerdere malen: “Ik verzeker jullie, Want Ik zeg jullie, Dit zeg Ik daarover”.  Jezus laat er dus geen twijfel over bestaan:  “onderhoud de wet”,  maar hij zegt ook: “als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.”

Met de wet bedoelt Jezus de Joodse Thora.  Het Hebreeuwse woord voor Thora verwijst oorspronkelijk naar het gebruik waarbij het clanhoofd elke morgen zijn staf in de richting wierp waarin de familie met haar kudde zou trekken. De staf gaf de richting aan. Vandaar de overtuiging dat de Thora een wegwijzer is, Gods aanwijzing voor de weg die men moet gaan.  De Thora was oorspronkelijk niet bedoeld als een strak systeem van principes. De Thora was een richtingwijzer, die op een creatieve manier diende toegepast te worden om zo elke vorm van slavernij te doorbreken. In se ging het om een bevrijdende ethiek. (bron: archief Filosofenfontein, viering p. Marcel 13/02/2011) 

De Thora of de Wet is het belangrijkste onderdeel van de Tenach (ook wel Hebreeuwse Bijbel genoemd), die de basiswetten van het Jodendom bevat.  Belangrijk in het Jodendom is daarnaast ook  de Talmoed met uitleg en uitbreidingen van deze wetten. Om de overgeleverde waarden te bewaren en het gewone volk op het goede spoor te houden, hadden de schriftgeleerden en Farizeeën de neiging om steeds strikter en strikter voor te schrijven wat men moest doen en laten. Voor hen waren deze geboden een manier om God een plaats te geven in het dagelijks leven.  

Ondanks de oorspronkelijk goede bedoelingen, evolueerden de wettelijke voorschriften naar het opleggen van pure uiterlijke gedragingen en verboden. Zolang je maar de juiste kledij droeg, de juiste haarsnit had, geen varkensvlees at, als man niet in het openbaar met een vrouw praatte, en meer van die uiterlijkheden, was je een goede Jood. Of je ook een goed mens was, en geloofde in wat je zei en deed of juist niet deed, had geen belang. 

Jezus voelde de onvervangbare waarde van de Tora goed aan, maar hij zag ook dat zulke grote en heilige teksten misbruikt konden worden.    Als Jezus zegt dat hij de Wet en de Profeten in vervulling wil brengen, bedoelt hij dat ons geloof zich niet moet beperken tot uitwendig vertoon, ons gedrag moet helemaal aansluiten bij ons geloof; onze levenshouding moet van ons betere mensen maken. Het volstaat niet om af te vinken aan welke geboden en verboden je voldoet. God kijkt immers veel verder dan naar het uiterlijke. Hij kijkt vooral naar het innerlijke. Jezus ziet de vervulling van de Wet, naast het onderhouden van voorschriften, vooral in de innerlijke instelling van het hart. Wie in zijn hart zondige gevoelens koestert, heeft de Wet reeds geschonden. Het gaat niet om het stipt vervullen van duidelijke regeltjes, maar om de kern van ons gelovig zijn, te leven in verbondenheid met God en met Gods schepping.

Jezus illustreert met voorbeelden wat hij verwacht van een goed gelovige.  Ik pluk er enkele uit.

 ‘Gij zult niet doden, want dat is strafbaar voor het gerecht’, zegt de Wet. Jezus gaat daarin verder, hij voegt eraan toe. Als we onverdeeld goed willen zijn, volstaat het niet onze medemens niet te doden. Reeds als we hem innerlijk een kwaad hart toedragen of als we hem scheldwoorden naar het hoofd slingeren zijn we strafbaar voor het gerecht van God en nooit binnen geraken in het Rijk der hemelen. Als je in onmin leeft moet je niet schijnheilig doen en vooraan in de kerk gaan zitten.  Zorg eerst dat je het hebt bijgelegd.  Echte naastenliefde moet een gesteldheid zijn, in heel ons doen en laten.

In het voorbeeld met betrekking tot “Pleeg geen overspel” plaatst Jezus ook de innerlijke gezindheid op één lijn met de uiterlijke daad. Hij zegt dat ontrouw in een relatie veel meer inhoudt dan elkaar verstoten of in de steek laten. Ontrouw is er al wanneer een man naar een andere vrouw dan naar zijn eigen vrouw verlangt, of wanneer een vrouw wel eens zou willen optrekken met een andere man dan haar eigen man. 

Bij het derde voorbeeld verwerpt Jezus de wettelijke regeling waarbij de vrouw door haar man kon verstoten worden door middel van een scheidingsbrief, een juridisch bewijs dat de vrouw opnieuw vrij was. Maar dat is niet wat God wil, zegt Jezus. God wil dat een man zijn vrouw onverdeeld liefheeft. Jezus verbiedt een man dus zijn vrouw te verstoten. De goedheid en de trouw die God zelf kenmerken, zouden volgens Hem ook in het huwelijk gestalte moeten krijgen. 

In zijn boek “Ongehoord” schrijft Peter Schmidt: “Jezus vertrekt van het noodzakelijke minimum van de Wet, dat de functie heeft van leidraad om een sociaal en leefbare samenleving op te bouwen. Jezus aanvaardt die functie, maar hij vraagt dat wie werkelijk zijn leerling wil zijn – dat wil zeggen wie werkelijk wil binnentreden in het Rijk der Hemelen – verder zou gaan” 

In de eerste lezing hoorde we van Sirach dat de God de mensen een vrije wil heeft geschonken.  Het is onze vrije keuze en onze verantwoordelijkheid om de geboden van God te onderhouden. 

Gelukkig toont Jezus ons de weg: het gaat niet om het stipt vervullen van duidelijke regeltjes, maar om de kern van ons gelovig zijn, het leven in verbondenheid met God en met Gods schepping. Voor mij is deze verbondenheid met God een geruststellende gedachte. 

Lied 772B: Voor kleine mensen

 

Offerande

 

Lied 149 Oergebaar

 

Tafelgebed 164 

 

Onze Vader

 

Vredewens

 

Communie 

Communielied 516: Gij die voor alle mensen

 

Slotgebed

Uw zegen zoeken wij,

Uw liefde wijst ons wegen.

Ook deze dag zal onder ons

Uw wil geschiede.

Heilig ons met uw geboden,

Met de goedheid van uw woord

En verheug ons hart met de waarheid.    (S. de Vries, Vieren en brevieren, p.151)

 

Zegen

230205

5e zondag (2023): De armen van Jahwe als de nieuwe Thora Mt. 5, 13-16

 

Marcel Braekers

 

Openingszang 102 Onze hulp is in de naam van de Heer - Opening van de dienst

 

Openingsgebed

Gij die de ogen van blinden opent

En gebroken mensen opricht,

Maak ons tot boodschappers van uw barmhartigheid.

Richt onze ogen en ons hart

Op het diepere lijden dat mensen treft,

Op uitzichtloze verdeeldheid en haat

Op vernederende armoede.

Laat niemand van uw mensen verloren lopen,

Maar zich verblijden omdat Gij optreedt

Onverwacht en anders dan wij zouden vermoeden.

 

Lofzang tot God nr. 134 Laudate omnes gentes 

  • U loven en prijzen wij God, omdat Gij God voor ons wil zijn, altijd U wegschenkend in liefdevolle aanwezigheid.
  • U loven wij God, omdat Gij door Jezus tot ons hebt gesproken, omdat wij door Hem op een nieuwe wijze naar uw aarde kunnen kijken.
  • U danken wij God omdat uw Geest ons wordt geschonken, inspirerende kracht en wijsheid die alle kennis overstijgt.

 

Inleiding op Jesaja

De laatste teksten van de profeet Jesaja ontstonden in een periode dat het einde van de ballingschap in zicht is. Weldra zal het volk kunnen terugkeren naar eigen land en huis. Maar eer het zover is, geeft de profeet een aantal raadgevingen hoe men voortaan dient te leven. De thuiskomst zou ook een nieuw begin moeten zijn van gerechtigheid en liefde. De tekst is ons vertrouwd omdat hij meestal op de eerste zondag van de vasten wordt gelezen, maar men bracht deze raadgevingen ook in verband met de Bergrede.

Jesaja 58, 7 – 10

Voor het evangelie 531 de zaligsprekingen

Mattheüs 5, 13 – 16

 

Homilie

Vorige zondag werd reeds het eerste deel van de Bergrede gelezen, de grote redevoering die voor de volgelingen een nieuwe gedragscode voorstelt. Daarin prijst Jezus gelukkig de armen en troostelozen die op niemand of niets kunnen terugvallen en hun laatste hoop op God hebben gesteld. Is het niet uitzonderlijk dat de nieuwe Thora op deze manier begint? De Wet is er toch voor iedereen, waarom richtte Jezus zich uitdrukkelijk tot deze groep? Zoals Jan vorige zondag reeds zei moet je dit woord ‘gelukkig’ eerder begrijpen als: ‘richt je op’, ‘gooi de ontmoediging van je af, jij arme, treurende of verdrukte’. 

Wie zijn die hopelozen? De tekst die we net hoorden stelt de vraag nog dwingender. Want we hoorden net het onvoorstelbaar vervolg: jullie zijn het zout der aarde, jullie zijn het licht op de kandelaar. Voor zijn volksgenoten moet het een schok hebben gegeven toen ze dit hoorden, want iedereen kende de uitspraak van de rabbijnen: de Thora is het zout der aarde, de Thora is het licht voor de wereld.

Wat Jezus doet is daarom ongehoord: het heilige boek, de Wet met al zijn ge- en verboden en de erbij gegeven commentaren vervangt Hij of ‘brengt Hij tot voltooiing’ door te wijzen naar de armen en hopelozen. Aan de manier waarop men met hen zal omgaan, aan de plaats die aan hen wordt gegeven kan men voortaan zien hoe rechtvaardig de volgelingen van Jezus wel zijn en hoe het leven in het koninkrijk van God zal verlopen. Het Boek, de letter wordt vervangen door een mens die hopeloos is. Je zou heel de Bergrede opnieuw kunnen lezen als het hernemen van de oude Wet in het perspectief van deze wending naar de persoon. “Er staat geschreven … maar Ik zeg u …”, in de loop van de volgende zondagen komt het allemaal aan bod. 

Het betekent voor mij dat er op ethisch vlak wellicht algemene normen bestaan, maar dat die normen elke keer moeten gezien of herzien worden volgens de concrete situatie, volgens de persoon waarop ze betrekking hebben. In welke mate draagt die norm bij tot het tot recht komen van de arme en hopeloze. Dat betekent ook dat als je durft leven volgens de Bergrede je nooit kan terugvallen op een gemakzuchtige manier van “Er staat toch duidelijk dat ..” of “iedereen moet toch weten dat ..” zoals sommige moraalridders graag verkondigen. De agressieve, dominante ethiek moet plaats maken voor de kwetsbare en liefdevolle benadering van wie in nood is.

Pas je dit toe op zoveel morele discussie vandaag over abortus, euthanasie, huwelijkstrouw, homohuwelijk, rechtvaardige verdeling van lonen, recht op werk en huisvesting, hoe anders zouden de gesprekken worden en hoe anders de houding die men als gelovige moet aannemen. De Bergrede werpt een stok in het rustige hoenderhok en je kan dit reeds voelen in manier waarop Jezus zijn volgelingen en ook ons vandaag aanspreekt. In de loop van de volgende zondagen moet duidelijk worden hoe dit principe in allerlei situaties van toepassing is.

 

Dankgebed 153 Verschenen is de mildheid

Einde groot dankgebed nr. 181 Dan zal er vreugde zijn op aarde

Na de communie 515 Ik zal er zijn

230129

29 januari 2023, 4e zondag door het jaar - Gelukkig maar ook wee

 

Jan Degraeuwe

Welkom

Lied: 104 Gegroet en gezegend

Inleiding en gebed

Vier opeenvolgende zondagen lezen we uit het vijfde hoofdstuk van het evangelie van Matteüs. Jezus zegt er: “Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.” Als je de woorden van Jezus wil begrijpen en ernstig nemen, moet je je ook verdiepen in het Oude Testament. Vandaag horen we de zaligsprekingen. Hoe zullen we het woord ‘zalig’ begrijpen? In ons hedendaags aanvoelen heeft zaligheid te maken met materieel welbehagen of met hemelse verhevenheid, twee extremen. Daarom kozen nieuwere vertalingen voor ‘gelukkig’. Maar ook ‘gelukkig’ kan vele betekenissen hebben. In Psalm 1 staat: “Gelukkig de mens die niet meegaat met wie kwaad doen”, dit kan ons helpen om beter te begrijpen wat zalig of gelukkig betekent. Als de psalmist een mens die niet meegaat met wie kwaad doet, gelukkig noemt is dat een vaststelling, een felicitatie, een gelukwens, maar nog veel meer een aansporing om de weg van zondaars niet te betreden. In zijn Bijbelvertaling heeft André Chouraqui in psalm1, in de Bergrede en op andere plaatsen ‘gelukkig/zalig’ vertaald als “En marche”, “Op weg”. Hiermee legt hij sterk de nadruk op de aansporing.

Laten we bidden met de eerste psalm uit het gebedenboek dat Jezus waarschijnlijk van buiten kende.

1 Gelukkig de mens
die niet meegaat met wie kwaad doen,
die de weg van zondaars niet betreedt,
bij spotters niet aan tafel zit,
2 maar vreugde vindt in de wet van de HEER
en zich verdiept in zijn wet, dag en nacht.

3 Hij zal zijn als een boom,
geplant aan stromend water.
Op tijd draagt hij vrucht,
zijn bladeren verdorren niet.
Alles wat hij doet komt tot bloei.

4 Zo niet de wettelozen!
Zij zijn als kaf
dat verwaait in de wind.

5 Wettelozen houden niet stand waar recht heerst,
zondaars niet in de kring van de rechtvaardigen.

6 De HEER beschermt de weg van de rechtvaardigen,
de weg van de wettelozen loopt dood.

 

Laten we met lied 114 even overwegen waar wij staan. Zijn wij werkers aan vrede en voorspoed? Zijn wij begaan met mensen die niet vrij kunnen leven en spreken? Kunnen de minsten op onze steun rekenen? Zijn wij steun en troost voor wie lijden?

Lied: 114 Uit naam van de wereld 1, 2, 6, 7, 8, 9

 

In de tweede helft van de zevende eeuw voor Christus leeft de profeet Sefanja in Jeruzalem. De koning voert er een godsdiensthervorming door en rekent af met de afgoderij van zijn voorgangers. Sefanja moedigt hem aan. Hij spreekt in Gods naam een vernietigend oordeel uit over de hoogmoedige leiders en rijke handelaars die hun macht misbruiken. Voor de nederige die beseft dat hij de Heer nodig heeft, brengt God heil en vrede. 

Uit de profeet Sefanja 2,3; 3,12-13

Lied: 124 Open de woorden

Evangelie: Matteüs 5,1-12a

Homilie

Bij de profeet Sefanja horen we de messiaanse droom: “Wie overblijft, zal niet langer liegen en bedriegen. Ze zullen niets tekort hebben en rustig hun schapen kunnen weiden . Niemand zal hun vrede verstoren.” Dit idyllisch vers staat in schril contrast met andere delen uit zijn profetieën. Het gregoriaanse Dies irae citeert verzen uit de profetie van Sefanja: “Hoor! De dag van de HEER! Zelfs de dappersten schreeuwen het uit! Die dag zal een dag zijn van razernij, een dag van angst en benauwdheid.” Hoe actueel is deze tekst in 2023! Hoogmoedige leiders die oorlogen beginnen en verderzetten in Oekraïne, in Syrië, in Afrika, ….Jezus sluit de zaligsprekingen af met: “Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van Mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten” en Hij toont hiermee dat zijn aansporingen en beloften hun plaats hebben in een wereld waar het er onrechtvaardig en gewelddadig aan toegaat. Nu de oorlog in Oekraïne bijna een jaar woedt klinkt “Gelukkig de vredestichters” onwezenlijk. Van een begin van onderhandelingen is nog geen sprake. Binnen de Bijbelse traditie kan de vrede, de sjaloom, slechts als Gods gave ontvangen worden. Jezus geeft aan de vredestichters de hoogst denkbare titel: zij zullen zonen van God genoemd worden. Laten we bidden dat wereldleiders zich hieraan inspireren. Als kleine mensen staan we machteloos tegen dit afschuwelijk wereldgebeuren. Maar de Bergrede roept ons ook op om vredestichter te zijn in onze onmiddellijke omgeving. Daar zijn de vredebrengers diegenen onder ons die zich inspannen om in het gezin, in de familie, in de buurt of in de gemeente de goede verstandhouding tussen de mensen te bevorderen.

De profeet Sefanja richtte zich tot de nederigen. In de Nieuwe Bijbelvertaling zegt Jezus: “Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.” We hebben de eerste zaligspreking leren kennen als “Gelukkig de armen van geest, want voor hen is het koninkrijk van de hemel”. Moeten we de voorkeur geven aan één van beide vertalingen? In de Bijbel vind je woorden die de verschillende schakeringen van armoede uitdrukken. Er is uiteraard de economische armoede, mensen die behoeftig zijn en daardoor ook zwak en kwetsbaar zijn. Deze armen worden in een nederige rol geduwd. Maar mensen die niet arm zijn kunnen écht nederig zijn. Ze worden ook wel de armen van de HEER genoemd en Matteüs noemt deze nederigen ‘armen van geest’. Hierdoor geeft hij een spirituele betekenis aan de armoede. Het gaat niet meer over je materiële situatie, maar over je houding en ingesteldheid.

We kennen twee versies van de zaligsprekingen. Van de acht zaligsprekingen bij Matteüs geeft Lucas er slechts vier en hij laat er een viervoudig wee op volgen. Matteüs en Lucas hebben uit eenzelfde bron geput om hun evangelie te schrijven, maar Lucas is bondiger en directer, misschien staat zijn versie dichter bij de prediking van Jezus. Laten we even luisteren naar de eerste zaligspreking en haar omkering:
     Gelukkig jullie die arm zijn, want voor jullie is het koninkrijk van God.
     Maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad.

Voor Lucas is armoede heel concreet en ze staat in schril contrast met rijkdom. Moeten we de zaligspreking over de armoede, zoals Lucas ze optekende, niet ernstiger nemen? Hoe zit het met de spanning tussen armoede en rijkdom?

Armoede tast de waardigheid van mensen aan, daarom moeten we armoede bestrijden. De armoede uit de wereld helpen is een gigantische taak. Organisaties, professionelen en vrijwilligers zetten zich hiervoor dagelijks in. Terecht krijgt het armoedeprobleem veel aandacht. Maar we moeten ons ook vragen stellen over rijkdom. Rijke mensen kunnen zich veel permitteren en verbruiken daardoor veel grondstoffen en energie en verhogen daardoor de uitstoot van broeikasgassen. In tijden van klimaatverandering moeten we beseffen dat rijkdom gemakkelijk leidt tot buitensporig gedrag. Traditioneel wordt matigheid gezien als een deugd die het individu tegen zichzelf beschermt. Wie matig is, is niet afkerig van genot en plezier, maar wil geen slaaf van zijn verlangens worden. Matig en zorgzaam omgaan met de rijkdommen van ons gemeenschappelijk huis, komt iedereen ten goede. Matigheid is een sociale deugd. In tijden van ecologische crisis, is matigheid een weg naar de oplossing.

 

Lied 531 De zaligsprekingen

Offerande

Lied 149 Oergebaar

Tafelgebed 152 Mijn God zijt Gij

Onze Vader

Vredewens

Communie

Communielied 516 Gij die voor alle mensen

Slotgebed

Psalm 131

1 HEER, niet trots is mijn hart,
niet hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet wat te groot is
voor mij en te hoog gegrepen.

2Nee, ik ben stil geworden,
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder,
als een kind is mijn ziel in mij.

Zegen

Contactinformatie

©2005-2023 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.