29e zondag – Huub Oosterhuis - Maatschappelijke betrokkenheid en innerlijkheid
Frank Cuypers en Jef Schoenerts
Opening van de viering na het geluid van de klankschaal
Goedemorgen beste mensen. Wij weten ons samen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Genade en vrede voor ieder van jullie.
Drie zondagen op rij gedenken we in onze vieringen Huub Oosterhuis.
Hij gaf de voorbije halve eeuw ons geloof ademruimte met een verfrissende gebedstaal, en gaf ons vieren kracht met een sterke liturgische taal.
Vorige week dompelden Ria VD en Jef VdB ons onder in het spanningsveld van licht en duisternis dat de religieuze beeldtaal van Oosterhuis zo fel heeft gekleurd. Volgende week zullen Jan en Hendrik ons meenemen in zijn vernieuwend geloofsdenken met de focus op het paradoxale van god.
Vandaag laten we ons leiden door een ander thema waardoor hij gepassioneerd was: maatschappelijke betrokkenheid en innerlijkheid.
In deze drie vieringen nemen we telkens in zingen en bidden woorden van Oosterhuis in de mond, we laten ze smelten op onze tong, we luisteren ernaar met ons hart, we ontlenen ze om onze god te zoeken en wie weet, Hem ooit te vinden.
“… Soms wordt woestijn oase waar zij komen…” Laten we met dat beeld van bevrijding - uit welke woestijn dan ook - de viering openen. We staan daarvoor recht en zingen lied 582.
Openingslied “Hoe ver te gaan…” (582)
Inleiding op het thema
We hebben dit lied heel bewust gekozen omdat het tweeluik “woestijn en bevrijding” zo’n grote rol heeft gespeeld in het leven en in het schrijverschap van Oosterhuis. Voor hem is de bijbelse god allereerst de god van de gerechtigheid, de god die beroerd en bewogen meetrekt met het lijdend volk op weg naar het visioen van leven in overvloed. Daarom staat het Exodus-thema zo centraal in zijn denken en in zijn geloofstaal. Dat verhaal van de uittocht uit Egypte was voor hem het sterkste beeld waarmee hij als gelovige zijn maatschappelijk engagement onderbouwde. Daardoor gedreven is hij politiek heel actief geweest en nam hij vaak concreet stelling in maatschappelijke debatten. Daardoor gedreven is een groot deel van zijn teksten, zijn liederen en gebeden “politiek” gekleurd want: onze god is geen neutrale god, hij is een god die betrokken is op de polis, op de stad van de mens en op wat zich tussen mensen afspeelt.. En dat onze god de jammerklachten van zijn volk heeft gehoord en is afgedaald, is net het sterkste appel voor ons om ook zelf het schreeuwen van medemensen vandaag te horen en bevrijding na te streven.
In krachtige bewoordingen heeft Oosterhuis dat appel stem gegeven en het verbonden met de bevrijdende god van de bijbel, die er de bron van is. We luisteren in deze viering naar twee bijbelse teksten, staan stil bij twee liederen van Oosterhuis die dit tweeluik van strijd en inkeer vertolken en bidden met zijn woorden.
Openingsgebed
Laten we het stil maken en bidden.
We bidden met de beginwoorden van psalm 119 zoals Oosterhuis die heeft hertaald.
Onnoembare en Nabije
Gelukkig allen die uw wegen gaan
rechttoe rechtaan aldoende uw Thora
Gelukkig allen die De Afspraak houden
die U zoeken, uit de grond van hun hart.
Wees gelukkig, doe het onrecht niet,
hebt Gij gezegd. En ik vernam uw stem.
Doe dit en dat, zo en niet anders, zegt Gij,
en ik ga, de weg van uw opdracht
maar op wankele voeten, ik moet nog
leren die levensweg te volgen
uw voorgeschreven woorden te houden-
moge ik nooit te schande staan.
Moge ik de orde van uw recht doorschouwen
Ik zal U dankbaar zijn.
Inzetten wil ik waar Gij op inzet.
Wijk niet te ver van mijn zijde.
(Huub Oosterhuis – 150 psalmen vrij – psalm 119 vers 1-8)
Lezing 1: Exodus 3, 7 – 15
[7] De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. [8] Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. [9] De jammerklacht van de Israëlieten is tot mij doorgedrongen en ik heb gezien hoe wreed de Egyptenaren hen onderdrukken. [10] Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’[11] Mozes zei: ‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ [12] God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’[13] Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’ [14] Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”’ [15] Ook zei hij tegen Mozes: ‘Zeg tegen hen: “De HEER heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. En hij heeft gezegd: ‘Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties.’”
Zang lied “Groter dan ons hart” (553)
Toelicbting bij het lied “Groter dan ons hart”
De liederen van Oosterhuis raken mij op een bijzondere manier. Heelwat van zijn liederen kan ik zo op mijn leven leggen. Ze gaan over mij, ze gaan over mijn band met God, ze inspireren mij wat te doen naar anderen toe. Het gaat over mijn innerlijkheid en mijn maatschappelijk engagement. Laat me dit illustreren met 3 kernzinnen uit het lied dat we net gezongen hebben.Gij die mijn leven zo geleid hebt tot hiertoe dat ik nog leef
Wij zongen vorige week de prachtige psalm 139. Deze zin is voor deze hele psalm samengevat in 1 lijn. Het is de goddelijke regie die doorheen mijn hele leven loopt, die mij langs de juiste paden stuurt waar ik zelf nooit aan gedacht had, die mij weghoudt van verkeerde paden die ik mij met grote overtuiging zag inslaan. Het geeft mij al mijn hele leven de ervaring: er is Iemand. En Hij zorgt.
In deze ervaring ligt meteen de bron van mijn maatschappelijk engagement. Het is onvermijdelijk, ik kan niet anders. Ik heb dat engagement voor mezelf heel eenvoudig samengevat: “Liefde is ... er zijn”. “Er zijn” voor mijn gezin en familie; “er zijn” voor mijn team en collega’s op het werk, “er zijn” voor de kapelgemeenschap van Filosofenfontein. “Er zijn” voor de mens van de eerstvolgende ontmoeting. Mijn talenten ontwikkelen en ten dienste stellen van wie op mij een beroep doet. En verder de Geest aan het werk laten en ruimte geven in mijn leven.Een tweede zin die mij bijzonder raakt is : Gij die vreugde vindt in mensen
Wij zijn Gods grootste vreugde en ons gelukkig zien is zijn grootste wens. Heel vaak richten wij ons in nood tot God, en roepen we met Petrus in de storm op het meer: Heer redt mij! Maar laat ons ook heel opmerkzaam en dankbaar zijn voor alle momenten waarop God ons, van uit een intense liefdesrelatie overlaadt met attenties en alle goeds. Hij zorgt Hij voor ons voor de bloemen langs de weg. Ik eindig met een derde citaat: Gedenk uw mensen dat zij niet vergeefs geboren zijn.
Kan je het je als boodschap tot een mens voorstellen: jij bent vergeefs geboren, je leven heeft tot niets gediend of dient tot niets. Zelfs je “zijn” heeft tot niets of niemand gediend. Niemand die liefdevol om jou geeft of gegeven heeft of aan wie jij liefde hebt kunnen geven. Dan berust alle hoop alleen nog op God.
Je zal in deze tijden maar geboren worden in Gaza, in Afghanistan, in een uitzichtloze, kansloze situatie.
Dan kunnen we alleen maar alles in Gods handen leggen. Maar tegelijk lees ik hierin ook weer een oproep naar onszelf: dat wij met elkaar verbonden blijven, dat wij voor elkaar zorgen, dat wij elkaar behoeden.
Vanuit deze ervaringen heb ik als evangelie de tekst uit Johannes gekozen over de wijnstok en de ranken. Jezus is de ware wijnstok. En met de metafoor van de wijngaardenier, de wijnstok en de ranken wil Johannes aangeven dat God, Jezus en de mensen bij elkaar horen, in een intense verbondenheid.
We luisteren naar de tekst van Johannes.
Evangelie: Johannes 15, 1 -8 - De wijnstok en de ranken
Toelichting bij het lied “Gehoord van mensen”
Uit de vele Oosterhuisliederen die mij dierbaar zijn, koos ik het lied “Gehoord van mensen”. Het is een lied waarin Oosterhuis zowat alle ingrediënten samenbrengt die mijn persoonlijke geloven inkleuren: het zien en beroerd worden door het leed van mensen, de roep om gerechtigheid, het bewogen zijn van onze god en het visioen van gerechtigheid dat wordt aangezegd.
Laten we de eerste strofe zingen waarin dat alles gebald aan bod komt.
Zang lied “Gehoord van mensen” (564) strofe 1
In elke strofe voel ik drie bewegingen
Elke strofe opent in een eerste beweging met het oproepen van het leed van mensen. Oosterhuis duwt ons met de neus op de realiteit hoe hard en onrechtvaardig het leven voor veel mensen is. Hij hanteert daarbij zulke beelden en zulke taal dat dat leed universeel is en tegelijk toch de ruimte biedt waarin elke zingende/biddende mens in steeds andere situaties ook concrete mensen kan herkennen.
-“Zij die stom zijn, ver heen, koud, steen in steen”: in hen verschijnen vandaag voor mij de slachtoffers van seksueel misbruik maar evenzeer mensen die in zoveel situaties stom zijn, monddood worden gemaakt, niet gehoord worden, niet meetellen
- “Hoe in duisternis dit bestaan ook is…”: in hen verschijnen mensen die wegkwijnen in onze gevangenissen maar evenzeer mensen die de zin van het leven verloren zijn en zelfdoding overwegen
- “zij die in doodswoestijn onvindbaar zijn”: in hen verschijnen mensen die in het oorlogsgeweld in Oekraïne of in Palestina en op zoveel andere plaatsen in onze wereld weggebombardeerd zijn in het oorlogsgeweld, die vaak letterlijk onvindbaar zijn.
Zoveel leed dat mensen overkomt. Maar: het blijft niet ongezien, schrijft de dichter. In een tweede beweging roept Oosterhuis in elke strofe in krachtige bewoordingen het exodusverhaal wakker waarin gezegd wordt dat onze god de jammerklachten van het volk over de onderdrukkers heeft gehoord en afdaalt om het te bevrijden.
- “Die ’t verloren kind schreiend zoekt en vindt”: kan je een sterker beeld oproepen van onze god dan Hij die naast de moeder gaat staan die wenend haar kind zoekt in het puin van de oorlog?
- “omdat Gij God zijt die mijn leven leidt: kan je in zo weinig woorden een sterker geloofsbelijdenis schrijven, kan je sterker je vertrouwen uitspreken dan: “Jij bent het die – ondanks alles – mijn leven leidt?
- “Onbeminden om niet bemind door U”: kan je krachtiger uitdrukken hoe waardevol onze god elk mensenleven vindt, iets wat hij onvoorwaardelijk doet: “om niet”?
In een derde beweging wordt in elke strof in beeldende taal het visioen opgeroepen en bezongen. Het visioen dat de omkering zal realiseren van alles wat nu nog krom en onvoltooid is,
- De onbeminden, de onvindbaren, de rampzaligen uit strofe 1: ze zullen zalig zijn, ooit
- Hoezeer onrust ook woedt,…“Komen zal de dag dat ik rusten mag”
- “Lachen wordt gehoord bij uw laatste woord…”
- Visioen in de eindzin “Lachen (blijdschap) wordt gehoord als uw laatste woord (waar is ons woord vooraleer dit laatste wordt gesproken?) dit verscheurd heelal (alles wat hogerop in het lied wordt vermeld) prachtig maken zal.”
dat ons wakker moet maken, ons gaande kan houden, ondanks de vele vormen van doodswoestijn, tegen de duisternis in.
Voorbeden (uit liedteksten die gezongen werden)
Keervers “Keer U om…” (123) na elke voorbede
(uit lied 582) – “Omdat zij willen leven als nog nooit, angstig te moede zijn zij gegaan met grote hinkstapsprongen”. Bidden wij voor mensen die op weg durven gaan, vaak door woestijn, soms door oase, maar met een visioen voor ogen, een richting waarin ze willen gaan en in geloven.
“Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar.”(uit lied 553) – Bidden wij voor mensen die van U verlaten zijn, voor allen die hun lot niet kunnen dragen, voor hen die weerloos zijn in de handen van de mensen ....
“Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar.”(uit lied 553) – Bidden wij voor hen die kracht uitstralen, liefde geven, recht doen, dat zij staande blijven in ons midden.
“Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar.”
Offerande:
Kaarsjes en muziek: BWV 690 – Wer nun den lieben Gott lässt walten – Bach CD4 – track 3
Bij de gaven: 149 – “Oergebaar”
Groot Dankgebed: 164 – “Gij die de stomgeslagen mond verstaat “
Communie: muziek
Communielied: 393 – “In ‘t laatste van de dagen” – met eventueel een korte inleiding en verwijzing naar Mischa 4, 1-5
Gebed
Onnoembare en Nabije
Die niet zilver en goud zijt
Gij die niet-god zijt.
Die niet paarden en ruiters zijt
wagens en wapentuig.
Die niet lucht zijt en leegte
ijler dan ijl
woestheid verwarring.
Gij die ziet
de ellende van de ellendigen.
Die hoort hun aanklacht en noodkreet.
Die telt en optekent hun tranen.
Die schrijft hun naam in uw handen.
Gij die genadig zijt
die Gij genadig zijt.
Afdaalt om te bevrijden.
Knecht van slaven. Gestalteloze.
Bitter water. Brood van woorden.
Wolk van waken. Vuur dat laait
tot in het hart van hemel en aarde.
Lichtende. Rede. Vloed van adem.
Ene. Enige. Enkel stem.
(uit “Stilte zingen” van Huub Oosterhuis – pag. 213)
Zegen : Marcel