33e zondag (2023) Parabel van de talenten
Maggy Rubens
Lied 104 Gegroet en gezegend - Openingswoord
Toen de jonge kerk van Joodse christenen, waartoe de evangelist Matheus behoorde, in de jaren 70 groeide, ontstond de behoefte om samen te komen rond vieringen. Veelal putte deze gemeenschap haar inspiratie uit het Oude Testament maar ook uit de herinnering aan de woorden van Jesus zelf. Als wij op zondag samenkomen in deze ruimte, trachten wij hem ook in herinnering te brengen door de tekens van brood en wijn, en door te luisteren naar zijn woord. Vandaag proberen wij Jesus’ geesteshouding te ontdekken in de parabel over de talenten. Deze parabel is één van de drie indringende parabels uit Matheus 25. In elk van deze parabels gaat het over toegelaten worden tot het feest of uitgesloten worden, alle drie hebben ze betrekking op de wederkomst van Christus. Toen deze wederkomst maar op zich liet wachten vernamen we vorige week, dat de zorgeloosheid en de vreugdevolle boodschap die Jesus predikte, bij de eerste kristenen omsloeg in angst om toch maar genoeg olie d.i. verdiensten te vezamelen voor de afrekening bij de wederkomst van de Heer.
Het is misschien ook goed om weten dat de huidige bijbelkenners zich afvragen of de tekst van de parabel van de talenten,wel integraal op Jesus terug gaat? Zoals elke parabel is hij door de filter van de mondelinge overlevering gegaan en men weet dat er in de loop van de vroegchristelijke tijd vaak vermaningen aan het eind van de parabel werden toegevoegd. Dat heeft Matheus, om zijn kerkgemeenschap aan te sporen, ook gedaan en hij voegde er het laatste vers, vers 29 aan toe “aan ieder die heeft, zal gegeven worden; maar wie niet heeft, hem zal ook wat hij heeft, ontnomen worden”. Nu is het ook zo dat de ”clou”, de “pointe” van een parabel altijd achteraan staat, deze moet ons aan het denken zetten.
Luisteren we even naar een Een kleine bezinning
Als je geen spar kunt zijn op de top van de rots, wees dan een struik in het dal
maar wees dan het beste struikje, langs de kant van de beek.
Kun je geen snelweg zijn, wees dan een pad.
Kun je de zon niet zijn, wees dan een ster, groot of klein.
Munt uit ... in wat je ook bent.
Lied 127 Wie zijn leven niet wil geven (canon)
Evangelie
Homilie
Wanneer ik even rond kijk in de kapel, dan besef ik maar hoeveel talent hier aanwezig is. Maar wat doen we met onze talenten? Wat hebben we er al mee gedaan? De parabel van vandaag stelt ons daarover een ontnuchterende en een bevrijdende vraag.Voelden jullie geen ergernis over de behandeling van de derde dienaar door zijn meester? Verdiende deze man zo een harde aanpak? Hij gaf de som geld toch integraal terug, nadat hij ze veilig begraven had. Hoe moeten we dan de afrekening, het uitgesloten worden, van de derde dienaar begrijpen?
Gezeten op de olijfberg vertelde Jesus zijn toehoorders deze parabel. Het is een fictief verhaal maar het sluit aan bij het leven en bij de gewoontes van de Palestijnse man. Een rijke heer gaat op reis en durft aan drie van zijn dienaren volmacht te geven over zijn fortuin: 5, 2 en 1 talent vertrouwt hij hun toe. Als één talent ongeveer 525.000 euro waard is, dan zijn 5 talenten veel geld. De heer moet dus wel heel veel vertrouwen in zijn dienaren hebben gehad, maar, en dit is erg belangrijk, de som die hun wordt toevertrouwd, hangt af van hun individuële mogelijkheden, van ieders persoonlijke bekwaamheid. Het toevertrouwde geld moet immers opbrengen en er ligt een afrekening in het verschiet.
De toehoorders hadden al vlug door dat het hier niet om geld ging maar dat Jesus hen iets duidelijk wilde maken. Namelijk dat de rijke heer God was, die hun een aantal talenten gaf, die ze dan moesten laten renderen, niet alleen voor het eigen welzijn, comfort, maar ook ten dienste van de evenmens. Zo zou het Gods Rijk immers zichtbaar worden in deze wereld.
Ik vertel jullie in dit verband een ontroerende ervaring die ik had met een meisje van 15 -16 jaar toen ik met haar aan de bushalte van Woudlucht stond te wachten. Zij was op internaat in de school voor Bijzonder Onderwijs. Ik vroeg haar wat ze studeerde. Ze kreeg een opleiding in de keuken. Toen ik haar vroeg of ze naar huis ging, zei ze ”Ja, eventjes maar mevrouw, want ik zorg voor een jongetje van vier jaar dat niet naar huis kan, en zelfs wanneer hij ’s nachts weent, sta ik op om hem te troosten, want ik zorg heel speciaal voor hem”. Dit meisje had misschien niet de talenten die in onze competitieve maatschappij zo belangrijk zijn, maar zij bezat het kostbaarste geschenk dat we kunnen krijgen, het talent om lief te hebben. Met haar zorgende liefde heeft ze misschien een dam gebouwd tegen de hechtingsproblematiek van dat kleine jongentje.
Maar laat ons nu nog even terugkeren naar de derde dienaar die maar één talent had gekregen. Misschien was hij wel jaloers op de twee anderen en heeft hij om zeker te spelen, zijn talent verborgen. Hoe streng wordt hij daarvoor door zijn meester niet aangepakt! Maar de dienaar verdedigt zijn gedrag en hij stelt zich tegenover zijn meester op het vlak van de strikte rechtvaardigheid. ”Hier heb je terug wat van u is heer, uit vrees heb ik uw geld verborgen in de grond”. Waarom was hij zo bang? Omdat hij goed wist dat zijn meester een hard mens was, die oogst waar hij niet gezaaid heeft en verzamelt waar hij niet uitgestrooid heeft. De heer schijnt zijn angst wel te aanvaarden, maar hij aanvaardt niet dat hij het geld dan zelfs niet heeft laten renderen door iemand anders. Hij wordt zwaar gestaft.
We kunnen ons toch moeilijk voorstellen beste mensen, dat deze dienaar alleen maar mensen vertegenwoordigt die Gods gaven niet als opgaven verstaan en die tekort schieten in de beleving ervan zoals wij allemaal waarschijnlijk.
Wie heeft Jesus in de persoon van de derde dienaar dan op het oog? Wellicht de behoeders van de Joodse traditie die zich bedreigd voelen en die zich verzetten tegen het godsbeeld van Jesus. Volgens hen kan God niet zijn zoals Jesus Hem verkondigt. Hun Godsbeeld gaf hen veiligheid. Zij houden zich immers nauwkeurig aan de wet. Ze komen in opstand tegen deze God van Jesus, een God die meer eist dan wat de wet voorschrijft, die onverwachts je leven binnen valt en alles ondersteboven gooit. Maar ook Jesus verdedigt zich “Als God een mens aanspreekt moet deze zich niet verschuilen achter een geprefabriceerd rechtvaardigheidsbegrip of een legalistisch godsbeeld”.
Kan deze parabel ons nu nog aanspreken? Wij leven in een totaal andere samenleving. Misschien door de aansporing van Matheus in vers 29 trachten om te zetten in ons dagelijks leven en ik kan dit niet beter verwoorden dan met de woorden van Frank enkele weken geleden. “ Liefde is er zijn voor de mens van de eerstvolgende ontmoeting, mijn talenten ontwikkelen en ten dienste stellen van wie op mij beroep doet”. Deze levenshouding zou dan een tegenbeweging kunnen zijn tegen de huidige tendens in de samenleving die ons aanspoort om vooral te zorgen voor ons persoonlijk welvoelen, en om te zorgen dat wij het zelf maar goed hebben. Amen
149 oergebaar
155 tafelgebed
Lied 851 Kleine Psalm
Slotgebed
Diepste kracht van het leven die wij God noemen, de Geest die Jesus ons inademt, is de geest van mensenliefde. De vermenselijking van de wereld moet daar immers de vrucht van zijn, want dat gebeurt niet door macht en dwang. Geef ons dan als gemeenschap de kracht om elkaar te bemoedigen om Jesus’ geesteshouding waar te maken in ons dagelijks leven. Amen.