Aandacht!

De goede week op Filosofenfontein 

Witte donderdag 6 april: Eucharistieviering om 20 uur
Goede vrijdag 7 april: Stille viering om 20 uur
Zaterdag 8 april: Paaswake om 21 uur
Zondag 9 april: Paasviering om 10u30
 --------------------------------------------------------------

Recente Zondagsvieringen

De vieringen uit het verleden zijn gepubliceerd per kerkelijke jaar in het Archief.

De meest recente vieringen zijn:

- 12.03.23:  Zich (be)keren naar de Bron (Marcel)
- 05.03.23: Trek weg… naar het beloofde land (Ides)
- 26.02.23: Wie bepaalt wat goed is en kwaad? (Marcel)
- 22.02.23: Aswoensdag (2023) – Scheur uw hart en niet uw kleren (Marcel)
- 19.02.23: Je vijand liefhebben (Herman)
- 12.02.23: God kijkt naar het innerlijke.(Lisette)
- 05.02.23: De armen van Jahwe als de nieuwe Thora (Marcel)
- 29.01.23: Gelukkig maar ook wee (Jan)
- 15.01.23: Hij is het lam Gods (Johan)
- 08.01.23: Feest van de Openbaring van de Heer - 2023 (Marcel)
- 01.01.23: Nieuwjaar 2023 – kijken in een wazige spiegel (Marcel, Lut, Jef)
- 24.12.22: Kerstmis (2022) Geboren in de stilte van de nacht (Marcel)
- 18.12.22: En in de schaduwen des doods,  Hij zich zijn witte weg zal banen (Ria)
- 11.12.22: Een zoekende woestijnmens (Marcel)
- 04.12.22: De profeten en de Geest wijzen ons de weg. (Frank)

De Preek van de week (Dominicanen) vind je via deze link: https://www.dominicains.be/nl/preekvandeweek

220925

26e zondag 2022 de parabel van de zes broers Lc. 16, 19-31

 

Openingszang 101 Heerlijk is het te loven de Heer - Openingsvers

Gebed om ontferming: Smeekgebed bij Amos + refrein 111

Als wij geloven in ongeziene verten,

In een ander vaderland,

Een mensenstad die Gij eens bouwt,

Dan kunnen wij niet tevreden wortelen

In een wereld die nog steeds mensen slachtoffert.

Dan roepen wij: hoe lang nog Heer?

Als wij vertrouwen dat Gij eens recht zult doen

Aan alles wat nu nog zucht en crepeert,

Aan al wie onteert is,

Dan blijven wij nu al begaan met elk mensenkind

Dat wordt geknakt, gebruikt en gebroken

En roepen wij: hoe lang nog Heer?

Als wij hopen dat Gij eens uw schepping zult voltooien,

Tot een paastuin van recht en vrede

Dan heffen wij ons hoofd weer op

En blijven wij om uw ontferming roepen.

God,

Vergeet uw wereld niet.

Keer U niet van ons af

Ook als Gij ons niet langer aan uw zijde vindt.

God

Vergeet uw wereld niet

En keer U niet van ons af.            (S. de Vries, Het rijk alleen, smeekgebed bij Amos p.155-156)

Inleiding op de lezingen

We horen zo dadelijk een lezing uit de profetieën van Amos. Amos was afkomstig uit het dorp Tokea dicht bij Jeruzalem en had waarschijnlijk een bloeiend landbouwbedrijf. In de Bijbel wordt hij een vijgenteler en schapenfokker genoemd. Amos was begaan met het lot van de arme boerenbevolking, die moest zwoegen om te overleven. Een groot deel van de oogst moest als belasting worden afgedragen, natuurrampen bedreigden elk jaar weer de oogst (droogte, sprinkhanen), plunderende soldatentroepen trokken met de regelmaat van een klok voorbij, enz. De grootste ramp echter, waar deze groep onder te lijden had, was het sociale onrecht. De kloof tussen arm en rijk werd steeds groter, kleine boeren moest hun grond verkopen en gingen met heel hun gezin in loondienst (versta: slavendienst) werken, omdat ze hun belasting niet konden betalen. Daarom verlaat Amos zijn bedrijf en trekt hij door het land om overal dit onrecht aan te klagen. In dezelfde zin roept Jezus ook zijn toehoorders op door hen de parabel te vertellen van de arme Lazarus en de rijke.

Amos 6, 1.4 – 7

Lied 514: ‘stem als een zee van mensen’

 

Lucas 16, 19 – 31

Nr. 130 na evangelie

 

Homilie 

Over deze parabel bestond een vertelling die algemeen bekend was bij de tijdgenoten van Jezus. Er was eens een arme Schriftgeleerde en een rijke tollenaar, Bar Ma’jan. Beiden stierven, voor de arme Schriftgeleerde was er geen begrafenis en nauwelijks een plaats waar hij kon worden neergelegd. De rijke daarentegen werd met veel pracht en praal begraven en beweend. Enkele dagen later had een collega van de Schriftgeleerde een droom. Hij zag zijn vriend in een prachtige tuin zitten, genietend van frisse koelte en met alles aan schoonheid wat zijn ziel maar kon wensen. De rijke Bar Ma’jan stond aan de oever van de stroom en wilde naar het water om zijn dorst te lessen, maar elke keer week het water terug zodat de dorst hem bleef kwellen. Dit verhaal was onder het volk heel populair, het was overgewaaid uit Alexandrië en ging terug op een nog ouder Egyptisch verhaal. 

Jezus speelt op die kennis in, maar geeft er een heel eigen wending aan. Het gaat niet meer over een rijke tollenaar, maar een rijk man. Die krijgt geen naam meer, terwijl Lazarus de enige in alle parabels is die een naam heeft. De rijke is geen afperser. Hij doet op het eerste zicht niets verkeerd. Enkel zijn totale onverschilligheid tegenover het lot van de anderen kan men hem verwijten. Zijn luxueuze leven heeft hem blijkbaar ongevoelig gemaakt voor het sociale onrecht dat zich rond hem afspeelt. Een tweede wijziging die Jezus in het bekende verhaaltje aanbrengt is dat Hij niet spreekt over een arme Schriftgeleerde, maar een arme in de ruime sociale zin. Hij stond vol zweren en was dus onrein waardoor mensen hem zelfs niet durfden aan te raken. Honden, waarvan Joden een grote afkeer hadden, komen aan zijn huid likken. De broodkorstjes waar de feestvierders hun vingers mee afveegden en die ze onder tafel wierpen, werden hem niet gegeven. Niemand denkt aan hem, niemand geeft om hem. Uitgerekend hij heeft in de parabel een naam: Lazarus, wat betekent ‘God redt’. Merkwaardig toch, want deze man heeft geen enkele verdienste, er is niets waarop hij kan voorstaan. Ik denk daarbij aan de zaligsprekingen bij Lucas. Lucas spreekt niet over ‘de armen van geest’ zoals Mattheüs, maar er staat ‘gelukkig jullie armen’, en na het prijzen van de armen, de bedroefden en verdrukten volgen bij Lucas de wee-spreuken: ‘wee, jullie, rijken’. Indien geloven in God en Jezus niet gepaard gaat met een sociale revolutie heeft dat geloof in Lucas’ ogen geen enkele waarde. God redt, zo is zijn naam. Maar Hij doet dit niet door een magische tussenkomst, maar is op een eminente manier aanwezig in de kwetsbaarheid, de vernedering en de ontmenselijking van deze man. Hij is aanwezig als appél, als vraag, als onrust die door geen redenering te stillen is. Dat is het Godsbeeld dat Lucas heeft. Het is eigenlijk geen beeld. God is niet gezeten op een vaderlijke troon, Hij is niet in categorieën als goed, rechtvaardig enz. te vatten. Hij is appél, uitnodiging, onrustig makende aanwezigheid.

Jezus brengt nog een derde verandering aan in het verhaal, misschien wel de belangrijkste. Aan het einde van het verhaal zegt de rijke dat hij nog 5 broers heeft. Wie zijn dat? Zoals op veel andere plaatsen als Jezus een verhaal vertelt, bedoelt Hij zijn toehoorders, en dus ook wij die vandaag de parabel horen. Hoe zullen ons de ogen opengaan, wat moet er gebeuren om te beseffen hoe het er in deze wereld aan toegaat? Misschien is dat voor elk van ons heel verschillend en altijd onverwacht. Tegen de Joodse omstaanders zegt Jezus: “Jullie hebben Wet en profeten, dat moet volstaan om te weten wat je moet doen.” De Joodse traditie was in dat opzicht duidelijk genoeg. En naar de bekeerde heidenen en naar ons toe zegt de tekst: “De terugkeer van iemand die was gestorven zal u niet de ogen openen.” De toevoeging is boeiend, want ze opent een heel ander perspectief op de verrijzenis. Het gaat immers niet op de eerste plaats om een dood lichaam dat weer tot leven komt, dat je kan zien en betasten, zodat je met een schok tot bekering komt. Verrijzenis is op de eerste plaats een doorbraak hier en nu. Verrijzenis gebeurt hier en nu als mensen door een membraan van zelfzucht prikken, als ze niet om zichzelf bekommerd blijven zoals de rijke, maar de zorg opnemen voor wie niets of niemand heeft. Op dat ogenblik kan God als vraag en opvorderende verantwoordelijkheid binnendringen en komen wij tot leven. Voor zijn Joodse volksgenoten volstonden Wet en Profeten, voor al de anderen was er het geloof in de verrijzenis, het geschenk van God voor wie zich openstelt, hier en nu en over de dood.

Groot dankgebed ‘Kom over ons’ in: Stilte zingen, p. 424 + refrein 123

Na de communie 772B voor kleine mensen

Slotgebed 

Laat er een plek blijven, Heer God,

Waar de lamp van uw liefde brandend gehouden wordt,

Waar het gerucht van een nieuwe dag niet verstomd is,

Waar verlangen en hoop gewekt worden.

Laat het hier zo’n plek zijn.

Laat het licht van uw ogen

Genadig en genezend stralen over deze wereld.

Beziel ons met wat U beweegt zodat wij bewogen blijven

Om uw aarde, om uw mensenkinderen.

Zegen Gij ons hoofd, ons hart, onze handen

Dat wij U prijzen.

220526

26 mei 2022: Hemelvaart (2022)

 

Kijk omhoog en om je heen

 

Marcel Braekers

Openingszang 368 Al heeft Hij ons verlaten

Begroeting


‘De hemel is de woonplaats van God en de aarde is zijn voetbank’ zo staat geschreven in psalm 115 en zo dacht men in Bijbelse tijden en nog vele eeuwen later. Toen Elia stierf, zo kan je lezen, werd hij op een vurige wagen de lucht in gevoerd en dacht men dat hij ooit terug zou komen als een soort  van Messias. We kennen toch de voorstelling van God op zijn troon met in zijn hand de wereldbol. Of denk maar aan de voorstelling van Jezus als Pantocrator met de regenboog om Hem heen terwijl zijn voeten rusten op de aarde. Om God te ontdekken moest je omhoogkijken. Wie dichter bij God wilde zijn besteeg een berg. Onze gebeden stuurden we naar boven. Zo maakten wij een onderscheid tussen boven en beneden, tussen het heilige en het profane, tussen transcendentie en immanentie.
Maar denk je daarbij even na, dan weet je dat het niet klopt en dat wij in ons dagelijks leven reeds lang dit wereldbeeld hebben losgelaten. Niemand gelooft nog dat enkele kilometers hoger zich een hemel bevindt en toch blijft deze voorstelling in ons geloof functioneren. Maar stel dat er geen hemel bestaat (althans niet als een plaats), dat God niet boven ons woont en heilig en profaan niet zijn onderscheiden hoe denken we dan voortaan over God en over ons geloof? Ik vermoed dat ik heel anders met het heilige omga indien ik zeg: God woont in mijn middenrif of God is het gezicht van een vluchteling die mij aanklampt en zoekt naar veiligheid. Dan plaats ik God niet buiten de dagelijkse werkelijkheid, maar belijd ik dat in de werkelijkheid er bijzondere momenten zijn waarin het goddelijke symbolisch zich te kennen geeft in het aardse. Zo vieren we vandaag het feest van de hemelvaart van Jezus.
De engelen zeggen tegen de leerlingen: ‘Blijf niet naar de hemel staren’. Daarover gaat het op dit feest van de Hemelvaart en daaraan verbonden de uitdaging om bij de beelden stil te staan die we onbewust hanteren, maar die ons dikwijls beletten anders te geloven en om te gaan met het heilige.
 
Lied 111Kyrie eleison  (J. Duin)

Jij Onnoembare alles overstijgende Nabijheid
Tot wie wij onze handen heffen, voor wie wij ter aarde buigen:
wees hier aanwezig.
In mensen ons nabij, in deze gemeenschap, in alles om ons heen.
 
Wees in de diepte van ons hart verankerd.
Behoed ons, opdat wij nooit verstarren
En krampachtig vasthouden aan wat ons ontglipt,
Maar dat wij durven in de stroom van het leven te staan,
En in het vinden, verliezen en weer ontdekken van uw nabijheid
Komen bij onze eigenlijke grond.
 
Toen de leerlingen zich verlaten voelden
Ontdekten ze kracht en nieuwe verbondenheid.
Geef ook ons die inspiratie en kracht, zodat we troost en nabijheid kunnen zijn
Voor allen die leven in eenzaamheid.
 
Lofzang van Zacharias nr. 890

Gebed


De liefde die ons kent
En die ons noemt,
Die sterk als de dood ons vasthoudt,
Is onder ons belichaamd,
Vlees geworden.
 
Zij bloeide op,
Droeg goede vrucht in Jezus Messias.
Zijn leven hebt Gij zelf in hemels licht gezet,
Opdat de glans daarvan
Ons allen zou omstralen.
 
Laat ons dan niet eenzaam en verweesd
Elk onze weg ten einde moeten gaan,
Maar bewaar ons bij elkaar
In de loofhut van uw vrede om Zijnentwil.  (S. de Vries, Bij gelegenheid I, 159)
 
Refrein ‘mijn vrede laat ik u’ voor en na Bijbelse tekst

Verhaal van de hemelvaart volgens N. ter Linden, koning op een ezel p.226 -227

Homilie


De evangelist Lucas heeft van de hemelvaart twee versies geschreven. De eerste staat aan het einde van zijn evangelie, de andere aan het begin van de Handelingen der Apostelen. Het eerste verhaal is veel soberder. Het tweede heeft allerlei veranderingen: de hemelvaart gebeurt 40 dagen na Pasen. De leerlingen vragen wanneer Jezus eindelijk het koninkrijk van God zal vestigen. En er verschijnen twee engelen ten tonele die uitdrukkelijk tegen de leerlingen zeggen niet naar boven te blijven kijken. Waarom zou Lucas zijn verhaal hebben veranderd?
We weten dat Lucas een groot concept voor ogen had toen hij begon te schrijven. Eerst schreef hij zijn evangelie waarbij hij Jezus een tocht laat maken vanuit Galilea in het noorden naar Jeruzalem helemaal in het zuiden, waar Jezus sterft en de verrijzenis wordt gesitueerd. Vermoedelijk een tiental jaren later schreef hij een tweede deel: de Handelingen der Apostelen waarbij de missionering vertrekt vanuit Jeruzalem en afsluit bij de dood van Paulus in Rome. Eerst was Jeruzalem het centrum van de wereld waar alles tot een hoogtepunt wordt gevoerd, daarna verschuift het accent naar het nieuwe wereldcentrum.
Toen Lucas aan dat tweede deel van zijn magnum opus begon te schrijven was de situatie duidelijk geëvolueerd. Het ware moeilijke tijden vanwege de vervolging der christenen door de joden nadat die zich hadden gereorganiseerd in Jamnia (70 n.C.). Christenen werden in de samenleving dikwijls achteruit gesteld, het eerste geloofsvuur en de missioneringsijver zocht naar een tweede adem. Christenen gingen samenzitten in afwachting van de wederkomst van Christus. Men ging in passieve afwachting alle hoop op ‘hierboven’ stellen. In die context schrijft Lucas deze tweede versie. Als de leerlingen dus uitdrukkelijk vragen of nu het koninkrijk zal hersteld worden antwoordt Jezus: ‘Er komt een andere tijd en andere nabijheid van het goddelijke en daar moeten jullie zich op instellen.’ En om een einde te maken aan dit passieve afwachten van een ingreep van bovenuit laat Lucas de engelen uitdrukkelijk zeggen: ‘Blijf niet naar de lucht kijken.’ Lucas wilde met dit verhaal een oplossing aanreiken aan de gelovigen van zijn tijd.
 
Maar heeft die boodschap vandaag nog iets te betekenen? Vanaf de jaren ’60 ging men het verhaal duiden als een oproep tot sociaal engagement, tot verzet tegen een scheef gegroeide kapitalistische samenleving. We lazen boeken zoals ‘Jezus of Marx’, enz. Het was een reactie tegen een verticaal christendom waarbij het redden van zijn ziel voorop stond. Maar intussen is de tijdsgeest weer veranderd en is men opnieuw op zoek naar innerlijkheid, anders dan vroeger waarbij dat engagement niet wordt verwaarloosd. Op vandaag zou ik de engelen laten zeggen: kijk wel omhoog (of in de diepte) maar vergeet niet om je heen te kijken.
 
Zoals de eerste leerlingen staan wij vandaag voor de opdracht om het heilige en het profane niet meer te scheiden, maar te zien als in elkaar verweven. Dat lijkt me trouwens een van de kernpunten van Jezus’ verkondiging. “Alles kan heilig zijn. God woont niet exclusief in de tempel, maar in ieder mens en vooral in diegene die lijdt of wanhopig zoekt naar houvast. De sabbat is er voor de mens en niet omgekeerd. Niet de Thora is het zout der aarde, maar de arme” zo sprak Hij. Jezus had dus een andere kijk op de relatie God-wereld, heilig–profaan dan zijn volksgenoten. De evangelist Marcus drukt het met een krachtig beeld uit: toen Jezus stierf scheurde het voorhangsel van de tempel in twee. De afscheiding tussen het heilige der heilige en de rest was voorbij.
Deze andere visie heeft volgens mij enorme gevolgen. Ik noem er hier slechts enkele. Het betekent dat God en het goddelijk op de meest onverwachte momenten ons tegemoet kunnen treden: op straat, in de kerk, aan tafel, in het Meerdaalwoud, enz. Om God te vinden moeten we dus veel waakzamer zijn dan wanneer je altijd en zeker weet dat Hij daarboven is. Daarom roept Jezus in het evangelie zo dikwijls op tot waakzaamheid – opdat we in elke situatie alert zouden zijn of het niet gaat om een naderen van God.
 
Hoe anders wordt de werkelijkheid om ons heen als ook zij draagster kan zijn van goddelijkheid of plaats waar God zich openbaart, anders dan wanneer je van het religieuze een geïsoleerde realiteit maakt en de werkelijkheid dus verarmt. Heidegger zag het in zijn later werk zo: eerst moeten we weer leren in diepe eerbied om te gaan met onze wereld, de natuur en elkaar. Dan zal er weer een tijd komen dat de goden in die werkelijkheid kunnen verschijnen. En tenslotte kan dan weer een tijd komen dat ook de godheid weer nabij komt en wij ervoor zullen knielen, dansen en zingen. We hebben dus in deze onzekere, geseculariseerde tijd nog een hele weg af te leggen, geduldig en met grote aandacht voor kleine tekenen van hoop.
 
Groot dankgebed 156

Na de communie 390 lied tot de heilige Geest

220522

22 mei 2022: 6e zondag van de paastijd (2022)

Mijn vrede geef ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. (Joh, 14, 27)

 

Lut Saelens

Lied 568: Wij zoeken u als wij samenkomen.

Welkom en inleiding:

Onlangs was ik op bezoek bij Olga, een 90-jarige vrouw die ik reeds heel lang ken. Samen haalden we herinneringen op aan vroeger. Zij had het over de vrij dramatische omstandigheden waarin ze was opgegroeid en de  manier waarop ze haar leven met vallen en opstaan nadien toch behoorlijk op de rails had gekregen.  Ze vroeg mij of ik op haar begrafenis iets over haar leven wilde vertellen. ‘Je mag er ook bij zeggen dat ik van niets spijt heb. Ik heb het leven geleefd zoals het mij werd aangeboden, met mijn kwaliteiten en mijn gebreken. Ik kon niet meer dan mijn best doen.’

Het klonk rustig en zelfs bijna vanzelfsprekend. Een vrouw die op het einde van haar leven vrede gevonden had met zichzelf en met wat haar in het leven was toebedeeld. Een vrouw met een voltooid leven. Toen ik haar zo hoorde besefte ik dat ik op dat vlak nog een hele weg had te gaan om me te verzoenen met de blutsen en builen in mijn eigen leven.

Is de mens, is de wereld wel in staat tot diepe vrede? Sinds de broedermoord van Kaïn lijkt het van niet. De oorlog in Oekraïne, zo dicht bij onze deur, confronteert ons met de trieste waarheid dat vrede een zeldzaam goed is.
‘Nooit meer oorlog!’ Een mooie wens die maar niet in vervulling gaat. Maar ook dichter bij huis, in onze relaties met anderen voelen we ons vaak tekort gedaan, gekwetst of onheus behandeld. Vooral als hierover dan geen spijt wordt getoond, is verzoening moeilijk en kunnen we dergelijke kwetsuren moeilijk een plaats geven. Maar misschien vrede vinden met onszelf nog de grootste uitdaging. Met onze onvolmaaktheid, onze onvolkomenheid. Het thema van verzoening met onszelf komt zo mooi aan bod in het lied: ‘’Wat ik gewild heb’, dat we nu samen gaan zingen.
 
Lied 412: Wat ik gewild heb.
 
Openingsgebed:


Eeuwige God, zie ons hier,
samen gekomen in Uw Huis.
Om Uw aanwezigheid te mogen ervaren
in de liederen die wij zingen, in de woorden die klinken,
in de gebeden die opstijgen, in de stilte van deze ruimte en in ons hart.
Wij bidden U, wees aanwezig,
verbind U opnieuw met ons als bondgenoten
op de weg van Uw Vrede.
Spreek ons aan in de bezielende kracht van Uw Geest
Breng ons in beweging naar onze naasten, over alle grenzen heen
Amen

 
Inleiding tot de lezing:

In het evangelie van Johannes vandaag lezen een stukje uit de afscheidsrede van Jezus tijdens het laatste avondmaal. Eigenlijk Zijn testament, een samenvatting van alles wat Hij aan zijn leerlingen gegeven heeft en hen nalaat, maar ook een belofte voor de toekomst. Wat mij vooral trof zijn de woorden: ‘Mijn vrede geef ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan.’ Een troostende gedachte te beseffen dat Jezus wist hoe moeilijk het voor ons, mensen is om die vrede te vinden. Hij verzekerde zijn leerlingen dat ze er niet alleen voor stonden, dat Hij hen daarbij zou helpen.

We zingen samen het Taizélied:  ‘mijn vrede laat ik U’. Tekst en muziek op het blad. Nadien luisteren we naar het evangelie.

Taizé Mijn vrede laat Ik u

Mijn vrede laat Ik u.
Mijn vrede geef Ik u.
Weest dan niet bezorgd.
Mijn vrede laat Ik u.
Mijn vrede geef Ik u.
Weest niet bevreesd.

 

Johannes 14, 23-29

 
Homilie:


In de evangeliën lezen we steeds opnieuw dat Jezus de mensen vrede toewenst. Hij doet het tijdens Zijn afscheidsrede op het Laatste Avondmaal. Nadat Hij verrezen is wenst Hij de leerlingen telkens wanneer Hij verschijnt vrede toe.
De apostelen voelden zich ontredderd,  verdrietig en vooral schuldig omdat ze Jezus tijdens Zijn lijdensweg in de steek hadden gelaten, Petrus op de eerste plaats. Wilde Jezus de apostelen de vrede bieden die ze op dat ogenblik moeilijk in zichzelf konden vinden, of zichzelf konden gunnen?

Jezus nodigt hen uit om met hun beperkingen in het reine te komen, er vrede mee te nemen. Een moeilijke weg te gaan! Hij spreekt hen dan ook moed in: als ze in liefde met Hem en Zijn Vader  verbonden blijven zal de Heilige Geest hen de weg tonen.

Tijdens zijn leven ontmoette Jezus veel gebroken mensen. Hij negeerde hun donkere kanten niet, maar Hij gaf ze een plaats in hun leven. Hij hielp hen om zich ermee te verzoenen, om hun gebrokenheid te overstijgen, de stukken te lijmen en geheeld te worden.

Ria had had het vorige zondag over de pijnlijke geschillen die we soms meemaken met mensen die ons heel nabij zijn en hoe we daarbij op barrières stoten en menselijke beperkingen. Wanneer we midden onze pijn, en onze beperkingen ons in volle overgave openstellen voor Gods onvoorwaardelijke liefde komen we tot een andere manier van kijken en beleven van wat ons overkomt. Kunnen we onze verschillen in een ander perspectief zien. Zien we het licht dat door de spleten van onze gebrokenheid schijnt. Zoals Leonard Cohen zo mooi zingt: There is a crack in everything. That’s how the light gets in. Eigenlijk bedoelt hij Light met een hoofdletter.
 
Onlangs kwam ik toevallig een artikel tegen van Benedicte Thissen, voormalige abdis van de trapistinnenabdij Koningsoord. De titel was: Het menselijk tekort-onze kostbaarste schat. En dat schrijft een abdis? Ik was direct geboeid!

Hierin getuigt zij hoe ze zich heeft leren verzoenen met haar menselijke beperkingen. Ik citeer een stukje uit haar getuigenis: ‘Het vraagt een hele training om ons menselijk tekort te accepteren en te integreren. Luisteren naar een situatie en luisteren-voor zover mogelijk-naar het onvermogen van de ander en onszelf, brengt ons juist bij de liefde en de ware vrede. En dat niet alleen. Het brengt ons ook bij de ander en onszelf , daar waar wij er mogen zijn in ons menszijn. Het gaat in het religieuze leven om menswording. En dat houdt juist in: aanvaarden van de werkelijkheid, die altijd onaf is, tekortschiet, begrensd is, nooit ons verlangen bevredigt. Als ik naar mezelf kijk moet ik bekennen dat ik het nooit leer. Dat ik steeds weer in die kramp schiet van het ideaal.’ Dat zelfs een abdis daar zo moeilijk in slaagde was voor mij een hele opluchting…

In het Oude Testament wordt vrede vooral betrokken op sociale relaties en op lichamelijk welzijn. Bij Jezus gaat het om een toestand waarbij de mens in harmonie leeft met zichzelf, de medemens, de natuur.Het is de som van alles wat mensen ‘tevreden’ maakt: zowel het materieel -als het geestelijk welzijn van individu en gemeenschap.

Telkens Jezus vrede wenst  gaat er een kracht van Hem uit , een kracht die bezit neemt van de apostelen en hen wijdt  om hun opdracht uit te voeren. Hij laat hen delen in die grenzeloze energie, in die grenzeloze liefde en ze krijgen de opdracht deze  door te geven aan alle mensen.

Jezus komt met een veel beter aanbod van vrede dan de wereld ons kan bieden. Een vrede die komt vanuit een sterke verbondheid met God. Die wij niet alleen kunnen vinden. Ons hart is vaak van binnen te veel verscheurd. Hij stuurt ons de Trooster, de Geest die ons een diepe, stabiele vrede kan brengen, die niet gebonden is aan de veranderende context waarin het leven van de mens verloopt en aan de situatie waarin de wereld zich bevindt. Die Geest zal datgene voltooien en vervolledigen waarin wij mensen tegenover God, tegenover elkaar en tegenover onszelf hopeloos tekort schieten.

Als we die vrede  vinden kunnen we ze ook doorgeven aan anderen zoals Jezus deed en hen helpen om weer heel te worden. Dan zijn wij vredestichters. En dan zullen we er misschien toe komen om zoals Olga op het einde van ons leven met onszelf en met de wereld verzoend te zijn. Amen.
 
Lied 516: Gij die voor alle mensen.
 
Intenties en aanbrengen van de gaven:
 
Onze Vader:
 
Vredeswens:

Wie mensen blij wil maken, moet vreugde in zich hebben.
Wie de wereld wil verwarmen, moet vuur in zich dragen.
Wie mensen helpen wil, moet zachte handen hebben
om ze niet te kwetsen.
Wie vrede brengen wil moet eerst in z'n eigen hart
vrede gevonden hebben.
Moge God ons helpen die vrede te vinden en aan elkaar
door te geven.
Wensen we elkaar de vrede.

 
Delen van het brood.

Slotgebed: Gebed van Franciscus van Assisi

Heer, maak mij een instrument van Uw vrede.
Laat mij liefde brengen waar haat heerst,
laat mij vergeven wie mij beledigde,
laat mij verzoenen wie in onmin leven,
laat mij geloof brengen aan wie twijfelt,
laat mij waarheid brengen aan wie dwaalt,
laat mij hoop brengen aan wie wanhoopt,
laat mij licht brengen aan wie in duisternis is,
laat mij vreugde brengen aan wie bedroefd zijn.
 
Laat mij niet zoeken getroost te worden, maar te troosten,
niet begrepen te worden, maar te begrijpen,
niet bemind te worden, maar te beminnen.
Want het is toch door te geven, dat men ontvangt
door te verliezen, dat men vindt
door te vergeven, dat men vergiffenis ervaart
door te sterven, dat men verrijst tot het eeuwige leven. Amen.


Einde van de viering: lied 197: Moge de zegen van God op je rusten.

220515

15 mei 2022: 5e zondag van de paastijd (2022)

 

Om te zien een nieuwe aarde (Op. 21, 1-5a)

 

Ria Verschueren


Welkom beste kapelgenoten,
 
Begroeting
 
Overal lente en een nieuw begin, genieten met onze neus in de seringen, de vogels horen fluiten,  alles fris en vers groen zoals we het maar een keer per jaar zien. Alles straalt van hoop.
 
Laten we ons samenzijn zegenen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.
 
( Vandaag kan Marcel niet bij ons zijn, daarom heb ik gekozen voor een vorm zoals die in de zoomvieringen werd gehanteerd. Zonder tafeldienst dus.)
 
 
Inleiding
 
Mij is het de laatste tijd vreemd te moede. Het lijkt wel alsof de juichende natuur me uitlacht. Zo schril is het contrast van de zonnige lente met wat er om ons heen op het wereldtoneel gebeurt. De verschrikking van een onmenselijke oorlog komt wel heel dichtbij. En het is de zoveelste ontwrichtende oorlog in een lange rij .
Wat is de zin van dit alles? 
Kardinaal De Kesel  verwoordde het met Pasen zo:
‘Als je dat alles ziet en bedenkt, als je ziet waartoe mensen in staat zijn en wat mensen elkaar kunnen aandoen, dan is het toch de vraag of er voor de mens en voor deze wereld wel echt nieuwe toekomst bestaat. Of het niet altijd zal zijn zoals het altijd geweest is. Of een meer menselijke en rechtvaardige samenleving wel mogelijk is. Want dat is toch de vraag: wat voor zin heeft ons menselijk bestaan als er zoveel onrecht en onzin is?’
Ook in ons persoonlijk leven kunnen dingen gebeuren die ons in diepe wanhoop achterlaten.
 
En dan zijn er de teksten van vandaag: één over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, één over ‘heb elkander lief’, één over het groeien van de eerste christengemeenschappen : één en al hoop en harmonie. Hoe rijmt men dat te saam? Wat hebben de mensen in stukgeschoten steden daar boodschap aan? En wij als we in ontreddering de weg kwijtraken?
 
Gebed
 
Uit de diepte roep ik jou,
jij, hoor mijn stem.
Doe je oren open, jij en luister
naar mijn stem die om genade smeekt.
 
Mijn ziel ziet uit naar Hem en hoop,
zoals wie staat op wacht
uitziet naar de morgen
naar het morgenlicht.
 

(uit psalm 130  H. Oosterhuis)

 
 
Om in dit verwarrend kluwen zin en betekenis te vinden, heb ik voor  de tekst uit de Openbaring gekozen. We lezen de verzen 1-5a over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
 
Lezing : Openbaring 21, 1-5a
 
Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij en de zee is er niet meer. Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel nederdalen, bij God vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi gemaakt heeft voor haar man en hem opwacht. Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volkeren zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij’.
 
Lied 364 Om te zien een nieuwe aarde
 
Overweging

 
Ooit hoorde ik van Marcel dat het Boek der Openbaring vermoedelijk van dezelfde auteur is als het evangelie van Johannes. Deze Johannes leefde verbannen op het eiland Patmos vanwaar hij, zoals wij vandaag, nadacht over de schokkende veranderingen in zijn wereld. Jeruzalem en de tempel waren verwoest, veel volksgenoten gedood, het Midden Oosten was één groot strijdtoneel. In de tekst die aan dit fragment vooraf gaat worden we geconfronteerd met beelden van verschrikking en dood die de aarde teisteren en een onverbiddelijk laatste oordeel. 
In tegenstelling daarmee wordt ons hier een wonderbaarlijk visioen van harmonie voorgespiegeld. Er wordt een religieuze droom opgeroepen, waarschijnlijk om een  perspectief van hoop te bieden  en de eerste christenen te bemoedigen.
 
De auteur schetst een  adembenemend tafereel : het heilige Jeruzalem daalt neer tot bij de mensen van bij God vandaan. Johannes beschrijft als een journalist wat voor ongelooflijks hij te zien krijgt,  en dat Hij een stem uit de hemel hoort. Deze stem beschrijft de zalige toestand van de mensen die op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde wonen.
Het eerste wat deze hemelse stem zegt, is dat God Zelf bij de mensen woont. “En God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn” Ten tweede somt deze stem de dingen op die er op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde niet meer zullen zijn. In de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zal er geen dood meer zijn. Ook zal er geen rouw, jammerklacht of moeite meer zijn. Kortom de toestand waarin de mensen verkeren is volmaakt. Er zal geen moeite, zorg, lijden en dood meer zijn, zoals op deze aarde. Deze toestand is zo heerlijk dat het verdriet dat wij op deze aarde beleven volledig vergeten zal zijn.  “En God zal alle tranen van hun, van onze ogen afwissen”.
 
Te mooi om waar te zijn?
De nieuwe aarde die hier beschreven wordt, vertoont een totale breuk met de wereld zoals wij hem kennen. Op de nieuwe aarde is alle leed is verdwenen.
 
Maar is het dan van ‘spons erover, we beginnen gewoon opnieuw’? Of zullen we daar vanzelf belanden als we maar goed ons best doen?
 
Vanuit wat we met onze zintuigen  ervaren, is het niet te verstaan. Dit perspectief van hoop moet wel vertrekken vanuit een andere dimensie, een parallelle wereld?
Daartoe moeten we ons hart openstellen voor een religieuze droom.
Midden in de verdrukking, verbannen op een eiland schrijft Johannes aan zijn deelgenoten in de verdrukking: ‘eigenlijk is het ellendige, het verschrikkelijke, het onmenselijke, al voorbij. De nieuwe dingen zijn al geschied. Kijk maar door de dingen heen, zie, droom, geloof het nu maar: God maakt alles nieuw.’
Hij reikt ons een visioen aan ten teken van hoop, met stralende beelden van hoe de aarde is wanneer God zich erover ontfermt. Hoe het is op aarde als mensen in volmaakte gemeenschap leven, verzoend met elkaar.
Niet van ‘spons erover’, het lijden niet vergeten of ontkend, maar verwerkt en rechtgezet.
 
Misschien kunnen we ons daar beter iets bij voorstellen wanneer we denken aan de pijnlijk diepgaande geschillen die we helaas soms meemaken met mensen die ons nochtans zeer nabij zijn. Ondanks talloze pogingen tot goed maken kan de  het conflict onverzoenlijk blijven en de pijn haast ondraaglijk. We stoten dan op onmogelijke barrières en menselijke beperkingen.
Wanneer er vanuit religieus perspectief met de hulp van God, toch verzoening zou komen, zien we ook een hemel op aarde, we willen er van blijven dromen.  Ook daar kunnen we hopen door de dingen heen te zien, mekaar kansen te geven en de strijd los te laten.
 
De nieuwe aarde komt dus niet in een chronologische opvolging, ná ons gewone bestaan. Het is geen beloftevolle hemel die we moeten verdienen, het is ook niet iets waarin we  vanzelf belanden als we het goede doen.
Het lijkt mij een parallelle religieuze dimensie die tegelijk  aanwezig is onder en achter de dagelijkse werkelijkheid. De nieuwe aarde bestaat gelijktijdig maar in een andere dimensie. Hiermee zijn alle vragen niet opgelost. Maar er ontstaat ruimte voor hoop, ook als we het niet helemaal begrijpen. In het lied ‘Blijf niet staren’, zingen we: Ik, zegt Hij ga iets nieuws beginnen, het is al begonnen, ziet ge het niet?
 
Lied  566 Blijf niet staren
 
Misschien is het de figuur van Jezus die ons als mens, in opdracht van de Vader, de ogen opende voor deze andere dimensie.  Dat doet me denken aan een ander lied dat we meestal in de Kersttijd zingen: ‘Moge ons voor waar verschijnen’. De tekst luidt: ‘Moge ons voor waar verschijnen, die genoemd wordt Zoon der mensen, die gezegd wordt dood maar levend, die gehoopt wordt mens voor allen. Moge ons verschijnen deze, niet in droom, in stand van sterren, niet als spiegelbeeld in water, maar in mensentaal van liefde’.
Daarin beschrijft Oosterhuis de komst van Jezus, God bij de mensen, als symbool van hoop.
Geen fata morgana, geen luchtspiegeling, maar een mens van vlees en bloed. Hij verschijnt voor waar. Waarneembaar voor wie er in geloof het hart voor openstelt.
 
Lied 266  Moge ons voor waar verschijnen.
 
Voorbeden
 
Onze Vader
 
 
Slotgebed

 
Het eerste woord van hoop
dat ooit door mensen werd gehoord,
uit verten aangewaaid,
om zich diep in hun ziel te nestelen,
werd keerpunt.
Levensadem.
Onontvreemdbaar visioen,
van toekomst
Wie hoop geeft,
draagt het leven.
Hij maakt de weg
naar menswording begaanbaar. (naar Kris Gelaude)
 
 
Zegen

Zegenen we elkaar om samen onze weg hoopvol verder te gaan met het lied :
Lied  365 ‘Dit ene weten wij’.

220508

08 mei 2022: 4e zondag van de paastijd (2022)

 

Zout en Peper voor de wereld - roepingenzondag

 

Ides Nicaise

 
Kruisteken

Voorwoord (Ides)

Vooreerst natuurlijk een dikke klapzoen aan alle moeders en grootmoeders. Laat ons de viering beginnen met een stil moment van gebed voor alle moeders uit onze gemeenschap, en ook heel speciaal voor de Russische en Oekraïense moeders wier kinderen de oorlog in gestuurd zijn.
(stil gebedsmoment)

Openingsgebed:

God,
Gij hebt elk van ons een moeder gegeven
die ons geleerd heeft zorg te dragen voor elkaar.
Haar luisterend hart heeft ons getoond
hoe wij elkaar met de taal van het hart kunnen toespreken.
Zij leerde ons elkaar te troosten, bemoedigen en bevestigen,
en de kunst om te delen in lief en leed.
Dankbaarheid voor onze moeder is het geheugen van ons hart.
Zegen alle moeders
en zegen ook ons, God,
dat wij het nooit opgeven om het beste van onszelf te geven,
dat wij openbloeien tot liefdevolle mensen
die gestalte geven aan uw droom,
die ons door Jezus en Maria, zijn Moeder, heeft geraakt.
Amen.

Lied 510 – Wees hier aanwezig

Inleiding op lezingen


Als thema voor deze viering koos ik ‘Zout en peper voor de wereld’: dus niet alleen ‘het zout der aarde’, maar de peper erbij.
Drie weken na Pasen zijn de grote verrijzenisverhalen voorbij. De leerlingen hebben ervaren dat Jezus voortleeft, ze hebben hun geloof teruggevonden en nieuwe moed gevat. Op deze en volgende zondagen wordt het accent verlegd naar hun apostolaat, de verkondiging van zijn boodschap: we lezen dit jaar met name over de flamboyante prediking van de rondreizende Paulus, en in de Apocalyps krijgen we visionaire beelden over de voltooiing van Jezus’ koninkrijk. Het is niet voor niets vandaag ‘roepingenzondag’.
Sta me toe om deze week het evangelie weg te laten en te focussen op de twee eerste voorgeschreven lezingen. Of toch… Toch even een paar kritische bedenkingen over dat weggelaten evangelie. In een overbekende passage uit Joh. 10 zegt Jezus dat alle schapen de stem van de Herder feilloos kennen, en dat Hij als Herder en zijn Vader aan hetzelfde zeel trekken: ‘Niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven’. M.a.w., dat evangelie ruikt een beetje naar het absolute, onaantastbare gezag van de Christelijke leer. Het geeft de brave, traditie-getrouwe Christen een veilig gevoel. Je begrijpt meteen waarom deze tekst op roepingenzondag op de rol staat: wie voor het Christendom kiest, kiest zeker, is de boodschap. Of nog sterker: de Herders in de Kerk spreken uit naam van God: waag het niet om hen tegen te spreken.
Hoe klinkt zo’n evangelie in een post-moderne tijd? Een tijd van secularisatie, ja zelfs openlijk protest tegen de Kerk, van inter-religieuze en inter-levensbeschouwelijke tegenstellingen? We kennen toch allemaal mensen die zijn weggeroofd uit de hand van de Vader: een zekere Vladimir bijvoorbeeld – of dichter bij huis: mensen die hun geloof zijn kwijtgeraakt, zich ontdoopt hebben, of zich bekeerd hebben tot een andere godsdienst.
Ik heb het gevoel dat die evangelietekst over Jezus als de Herder, met een directe lijn tot God, een beetje haaks staat op de twee andere lezingen die we vandaag voorgelegd krijgen. Vooral de eerste lezing over Paulus’ prediking schuwt de controverse niet. Het evangelie is geen bestseller, geen gouden sleutel naar de hemel. Het is een appèl tot keuzen die soms ingaan tegen de gevestigde orde, die op weerstand stuiten en gepaard gaan met lijden. We luisteren eerst naar het verhaal van Paulus en Barnabas in Antiochië.

Eerste lezing: Hand.13: 14, 43-52

Commentaar

Paulus en Barnabas trekken als reisgezellen van de ene stad naar de andere. Barnabas is voor de meesten onder ons een onbekende. Maar hij is een rijke Jood en een vooraanstaande priester uit de Levieten-orde. Bij aanvang is het Barnabas die Paulus als bekeerling opvangt en hem de hand boven het hoofd houdt binnen de Joodse gemeenschap. Pas na enige tijd ontpopt Paulus zich tot de leider. Samen gaat dit tweetal bekeerde Joden de boer op om Jezus’ blijde boodschap te verkondigen. M.a.w. dit is geen verhaal van Christenen tegen Joden: wel een verhaal van bekeerde versus conservatieve Joden, met niet-Joden (heidenen) als derde partij. Een strijd om zielen, waarbij Paulus aan het langste eind trekt.
Over de grond van het conflict tussen Paulus en de conservatieven wordt hier niet veel gezegd. Er is sprake van afgunst, maar uit andere geschriften weten we ook dat Paulus bepaalde Joodse wetten (over de besnijdenis en het verbod op het eten van bepaalde vleessoorten) achterhaald vond. Dat maakte het Christendom natuurlijk veel toegankelijker voor niet-Joden. In plaats van de rigide Joodse wetten legde Paulus de klemtoon op de liefde en alle deugden die daarmee samenhangen, als kern van het christelijke geloof. Herinner jullie bv zijn ‘lofzang op de liefde’ in Korintiërs 13: één van de mooiste teksten uit het Nieuwe Testament.
De conservatieve Joden deinzen niet terug voor laster en opruiing tegen het begeesterde duo. Ze slagen erin om hen te verjagen, terwijl intussen de meerderheid van de heidense bevolking zich al tot het Christendom bekeerd heeft. Het enthousiasme van die bekeerlingen lijkt niet te stuiten: het welt haast vanzelf op, terwijl de conservatieve kaste zich vastklampt aan haar sectaire wetten.
Het ziet er dus naar uit dat de verkondiging van de ‘blijde boodschap’ – een soort bevrijdingstheologie - niet zonder slag of stoot verloopt: ze komt Paulus en Barnabas zelfs duur te staan. In Paulus’ leven wisselen succes en lijden elkaar af, met bedreigingen, een moordcomplot tegen hem, gevangenschap, schipbreuk enz. Het is onduidelijk of hij uiteindelijk door de Romeinen onthoofd is geweest. Toegegeven, hij was zelf ook geen gemakkelijke kerel: het heeft ooit geknetterd tussen hem en Barnabas, maar ook met Petrus. Vandaar de titel ‘Peper en zout voor de wereld’. Maar het minste dat we over Paulus’ prediking kunnen zeggen, is dat ze over de kern van de zaak ging: de christelijke liefde. En die heeft hij aangeprezen met een onvoorstelbare ijver. Er wordt soms zelfs gesuggereerd dat het Christendom nooit een wereldgodsdienst zou geworden zijn zonder de prediking van Paulus.

Als lofzang op de wereldreiziger Paulus zingen we
lied 560 ‘Geen weg is te lang voor wie van het eerste vuur zijn doordrongen’.

Inleiding op tweede lezing

De tweede lezing van vandaag komt uit de Openbaring van Johannes (niet te verwarren met de apostel Johannes). Het is één van die profetische visioenen die bulkt van de symbolen, en waarin Johannes droomt van een ééngeworden, voltooide wereld waar Jezus (het Lam) door de ganse wereld aanbeden wordt. Volgens exegeten is dit boek geschreven rond het einde van de eerste eeuw, in een context van toenemende vervolging van de Christenen van Klein-Azië door het Romeinse bestuur. De auteur alludeert op grote aantallen martelaren, en wil duidelijk zijn geloofsgenoten troosten en bemoedigen met het perspectief dat ooit het Rijk Gods zal zegevieren en de wereld tot volmaakte harmonie zal komen.
In de Openbaring van Johannes is geen sprake van conflicten tussen Christenen en Joden, integendeel: in het deel dat voorafgaat aan wat wij zullen horen verschijnen eerst alle uitverkorenen uit de 12 Joodse stammen voor de troon (12 x 12.000 mensen). In ons deel van de lezing verschijnt vervolgens een ontelbare menigte van martelaren die “hun kleren hebben witgewassen in het bloed van het Lam”. Die martelaren zijn dus alle Christenen die geleden hebben onder de vervolging door de Romeinen. De harmonie tussen Christenen en Joden is misschien geen realiteit, maar een deel van het visioen.
Hoe dan ook: deze tekst gaat over bevrijding en vrede na een tragische episode die doet denken aan een genocide. In het licht van de gruwel die Oekraïne thans treft (of moet ik zeggen Tigray of Syrië of Yemen) spreekt deze tekst des te meer tot de verbeelding.

Tweede lezing: Openbaring 7: 9, 14b-17

Ik, Johannes, zag een geweldige menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand. Toen zei een van de oudsten tot mij: Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van het Lam. Daarom staan zij voor de troon van God en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel, en Hij die op de troon is gezeten, zal Zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen nooit meer honger of dorst lijden. Geen zonnesteek of woestijngloed zal hen treffen, want het Lam in het midden van de troon zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen van het leven. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

Commentaar na 2e lezing

De toon van deze lezing lijkt op het eerste gezicht erg verschillend van die over de prediking van Paulus en Barnabas. Tegenover het enthousiasme van de menigte bekeerden uit de vorige lezing, staat hier een statig ritueel van een biddende massa voor de troon van het goddelijke Lam. En tegenover het conflict met de conservatieve Joden staat hier een droom van broederschap. Maar toch zijn er ook gelijkenissen tussen beide teksten: het ritueel is feestelijk, want allen zijn gekleed in schitterend witte gewaden en ze dragen palmtakken. Het lijden is voorbij, er is overvloed en harmonie in de schaduw van Gods tent. De boodschap die in beide lezingen uitgedragen wordt is er één van bevrijding, liefde, standvastigheid, vrijmoedigheid, onwrikbaar vertrouwen in een toekomst waar rechtvaardigheid en verbondenheid zullen heersen rond Jezus en zijn Vader.
Die boodschap wordt ons nu ook aangereikt in het kader van ‘roepingenzondag’. Op dat thema van roeping wil ik even verder doorgaan. Ik heb het dan niet zozeer over de individuele roeping tot priesterschap of wat dan ook, maar over onze roeping als christelijke basisgemeenschap. Ik zou een verband willen leggen tussen deze lezingen en de Denkdag die we vorige week hielden over de toekomst van Filosofenfontein, en die bij meerderen onder ons is blijven na-zinderen.
Op de Denkdag zelf waren we met een 20-tal mensen, en vooraf kregen we schriftelijke inputs van een 40-tal onder jullie. Lut heeft hierover vorige week al een eerste kort verslag uitgebracht. De bevraging ging enerzijds over wat ons boeit in deze plek, de vieringen, de gemeenschap – en anderzijds over ons toekomstperspectief.
De antwoorden op de eerste vragen waren een heuse opsteker: er is een diepe appreciatie voor de kwaliteit van de zondagsvieringen, de spiritualiteit die onze gemeenschap uitstraalt, het sterke maatschappelijk engagement van de leden. Jullie commentaren gaven ons energie, en een warm gevoel.
De vragen over de toekomst van Filosofenfontein zetten ons dan weer met beide voeten op de grond. We staan immers als gemeenschap voor een scharnier-periode met belangrijke uitdagingen: waar willen we naartoe binnen 5, 10, 20, 40 jaar? Wat denken we dat haalbaar is? Velen onder ons zullen er binnen 40 jaar niet meer bij zijn. Voor de Vlaamse Dominicanen is het voortbestaan van Filosofenfontein, ondanks alle sympathie, niet de hoogste prioriteit. Met dat gegeven moeten we nu verder. We hebben met elkaar onze toekomstdromen gedeeld, en ook iets concreter nagedacht in scenario’s.
Sommigen hebben bescheiden verwachtingen en zien geleidelijk een kleiner wordende groep van getrouwen verder ons geloof uitzingen, misschien op een andere plek. Anderen spreken van samenwerking met gelijkgezinde gemeenschappen in het Leuvense. Nog anderen blijven dromen van een nieuwe toekomst voor Filosofenfontein, en willen investeren in verjonging, misschien zelfs met een herinvestering in dit gebouw.
Is de roeping van onze gemeenschap niet om de rijkdom van wat hier decennia lang is opgebouwd door te geven aan de volgende generatie? Filosofenfontein is ontzettend veel meer dan een 50-tal mensen die hier wekelijks samen vieren. Er is hier een spiritualiteit gegroeid van kritisch, zoekend, sprankelend geloof dat veel twijfelaars zou verrassen als we echt met hen in dialoog zouden gaan. Er zijn in de moeilijke covid-jaren een aantal creatieve liturgie-formules ontstaan die we nu proberen bekend te maken. Er zijn honderden mensen die regelmatig post van ons ontvangen, en nog veel meer die maandelijks onze website bezoeken. Er is poëtisch en muzikaal talent dat in gans gelovig Vlaanderen en Nederland bekend is geraakt. Er is bij deze grijze groep zo’n groot engagement voor vluchtelingen, blinden, zieken en geïsoleerde bejaarden, mensen in armoede, gedetineerden, gewetensgevangenen, de wereldproblematiek en het klimaat. Deze geestkracht, beste vrienden, kunnen we niet anders dan samen koesteren en delen. De juiste vraag is dus niet zozeer / niet alleen of wij in de komende decennia onze vieringen in dit gebouw zullen kunnen blijven houden, maar wel hoe we als creatieve gemeenschap onze roeping binnen de Vlaamse Kerk het best kunnen vervullen. Anders gezegd, hoe we steeds meer ‘peper en zout voor de wereld’ kunnen zijn. Misschien hoort deze prachtige plek daar wel bij. Natuurlijk stelt dat toekomstperspectief grote uitdagingen. Maar de eerste leerlingen waren ook met weinig, en ze hadden veel minder middelen dan wij. Nadat zij de Geest hadden voelen waaien, konden ze hun enthousiasme niet meer intomen. Ik wens ons dezelfde ervaring toe.

Als je graag op deze woorddienst wil reageren met een wens voor de toekomst of een voorbede, kan dat straks na de communie.

Lied 581 Zoals ik zelf gezonden ben

Tijdens offerande: F. Moreno, Andante uit Sonatina

Lied 149


Tafelgebed 166


Voorg.1: Die uit duisternis
De zon liet opgaan
En ter wille van het leven
Vorm schiep in de chaos.
Die alles zijn kracht gaf,
Zijn bestemming,
Opdat het zou groeien
En zich zou ontvouwen
Om te worden
Zaad en vruchtbeginsel
 
Acclamatie – samen (gezongen):
Gij die liefhebt deze aarde
Adem van mensen
En bron die wil stromen door ons,
Un noemen, u zegenen wij

 
Voorg.2: Die de mens
Het liefste van uw schepping
U genegen als een kind
Deze aarde toevertrouwde.
Dat hij met ontzag
Haar zou behoeden en bewerken.
En geen honger duldt,
Voor niemand, nergens.
                        Acclamatie
 
Voorg.1: Die onder de velen
Naar uw beeld gezocht hebt
En gevonden, Jezus,
Levende gelijke,
Uw gezicht.
Onder ons geboren,
Zonder macht op privilege
Niets heeft Hij ontweken,
Angst noch eenzaamheid,
Om één van ons te zijn.
                        Acclamatie
 
Allen: Om zijn trouw en liefde
Uit te spreken
Op zijn laatste avond,
Heeft Hij brood gebroken
Dat Hij deelde met zijn vrienden
Terwijl Hij sprak: dit ben Ik,
Ziel en lichaam, u gegeven.
Neem mij, eet mij.
Doe mijn woord en mijn gebaar.
 
Toen nam Hij de wijn
En liet hen drinken:
Zie, mijn leven en mijn liefde
Leg Ik u in handen.
Neem dit als teken
Van een goddelijk verbond.
En gedenk mij,
Door voor iedereen te doen
Wat ik zelf
Voor elk van u gedaan heb.
                        Acclamatie
 
Voorg.1: Die Hem deze dood
Niet kom besparen
Maar Hem aangeraakt hebt
Met uw kracht
En Hem opgetild
boven de diepten
van verdriet en onmacht
opdat hier de hoop zou kiemen
op een nieuwe hemel
en een nieuwe aarde
                        Acclamatie
 
Voorg.2: Die zijn Geest hebt toegezegd
Aan wie zoekend
En in zacht vertrouwen,
Ook eenzelfde weg durven te gaan.
Zo spreekt Hij
In liefde die zich voortzet,
Onder doodgewone mensen.
En in alle talen
Opdat wij de woorden
Doendeweg leren verstaan
                        Acclamatie
 

 
Onze Vader / vredewens

Tijdens de communie: Hoboconcert in G klein van J.S.Bach

Na de communie: nabeschouwingen / voorbeden

Slotgebed


Heilige Geest van God,
Beziel deze gemeenschap
Dat wij onze roeping met visie en kracht kunnen vervullen.
Wakker ons vertrouwen aan
Dat jouw droom voor deze wereld nooit zal wegkwijnen.
Geef ons de moed om het beste van onszelf te geven,
Om al onze engagementen voor kwetsbare mensen vol te houden,
Om het verbond van God met ons
Door te geven aan al wie daarvoor open staat.
Geef ons een taal die aanstekelijk werkt,
Humor, optimisme en energie.
Zegen ons, God,
Want we hebben elkaar zo hard nodig. Amen.
 
Lied 567 Vleugels van vertrouwen
Zegen en wegzending

Contactinformatie

©2005-2023 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.