Kris Gelaude
Uit staat en stand nr. 583
Welkom- en inleiding
Het is bijzonder om hier samen te zijn op deze zondagmiddag vlak voor Kerstmis.
De eigen dynamiek van het samen zingen maakt daar heel zeker iets bijzonders van. Maar veel meer nog dan dat is het vooral de erfenis en de inspiratie van een man, die vanuit zijn diepste bewogenheid en met zijn spirituele taal ontelbare mensen geraakt, bezield heeft en in beweging heeft gebracht. Huub Oosterhuis.
Hij die zijn leven lang gesproken, geschreven en geleefd heeft vanuit die droom, dat visioen dat er een andere wereld mogelijk is dan deze die wij zien. Want, om het met zijn eigen woorden te zeggen, “het visioen is de ziel zelf, de dynamiek van het bestaan. Een visioen waarover wij moeten blijven spreken” en waarover wij vooral ook moet blijven zingen “omdat het anders afsterft en cynisme in de plaats komt”, zoals wij het inderdaad voortdurend zien gebeuren rondom ons. Daarover zingen is niet alleen mooi en verbindend, het is ook een vorm van verzet. Het is niet toegeven aan de leegte, aan de apathie en de verharding van deze tijd.
Arnout, Geert en ik hebben dan ook bewust de keuze gemaakt om deze namiddag meteen al zingend in te zetten. Met een krachtig lied. En naar mijn gevoel ook een lied van opstanding, van vertrouwen en bevrijding.
Meteen zingen we een tafelgebed. En ook de twee daaropvolgende liederen - een lied van Oosterhuis en een van Arnout en van mij - liggen in het verlengde daarvan. Want het eikpunt en de kracht van ons geloof ligt in het leven dat we delen met elkaar en in de bezieling die wij blijven doorgeven door wie we voor de ander zijn.
- Gìj die weet wat in mensen omgaat nr. 165
- Moge het delen van dit brood nr. 182
- Geproefd, geleefd, herkend nr. 575
In 1964 verscheen dat eerste boekje van Oosterhuis “Bid om vrede”. Voor mij was het het juiste boekje op het juiste ogenblik, althans in mijn geschiedenis. Het was een tijd in verandering, zeker binnen de Kerk. En Oosterhuis maakte er ons meer dan wie ook van bewust dat een taal om over God te spreken niet zomaar kan voorgeschreven en vastgelegd worden. Dat wij zelf steeds opnieuw naar zo’n taal moeten zoeken. Dat het een taal moet zijn die aan mensen een andere God laat zien, niet die heersende, vanzelfsprekende die boven alles staat of waarover iemand of een instelling zomaar zou kunnen beschikken. Maar een God die zichzelf beschikbaar stelt als “Ik zal er zijn”. En die dat nog het meest doet in situaties van diepe kwetsbaarheid en onmacht.
Niemand zozeer als Oosterhuis heeft mij bewust gemaakt van het spirituele vermogen dat taal in zich kan dragen. Toen en tot op vandaag heeft zijn voorbeeld me in het schrijven aangestoken.
En wanneer ik heel wat jaren geleden tijdens een heel moeilijke periode in mijn leven op zoek was naar een plek waar ik een beetje thuis kon komen en waar ik misschien kracht en inspiratie kon vinden, toen kwam ik op een avond – het was de avond van de Paaswake – hier in Filosofenfontein terecht. Ik kende niemand. Maar de liederen die gezongen werden waren voor mij een intense omarming. Denk aan “Gij zijt voorbijgegaan”. Geen lied van geloofszekerheid, maar wel een lied met een geladenheid die iets teweegbrengt. Of “Licht dat ons aanstoot in de morgen” dat zowel spreekt over dat onaantastbare licht dat alles overstijgt als over een diepe geborgenheid. Ik kende de liederen, maar je moet ze kunnen zingen samen met anderen opdat ze je adem zouden kunnen geven en de vrees of het verdriet waarmee je leeft zo even kan worden opgeschort.
En er was ook dat andere geweldige lied “Groter dan ons hart” waarin alle ellende van de wereld in het licht mag worden geroepen, omdat niemand beter weet wat het is dan Hij die zelf die ellende heeft gekend, maar die toch groter is en ons doet verder zien dan al dat dodelijke.
- Lied aan het licht nr. 365
- Soms breekt uw licht
- Groter dan ons hart nr. 553
Het Hebreeuwse woord “Hineini” betekent “Hier ben ik”. Het woord dat Mozes sprak toen hij uit het brandende braambos geroepen werd tot een geweldige verantwoordelijkheid.
Er is een verhaal bekend van een jood, die toen zijn naam werd afgeroepen bij de deportatie, naar voren stapte en met luide stem riep “Hineini”. Misschien heeft die man wel beseft dat het ogenblik waarop zijn naam geroepen werd, het uur van de opperste verantwoordelijkheid was voor zichzelf. Hij zei: “Hier ben ik” alsof hij daarmee bedoelde: hier is de man die gij zoekt. En of gij mij haat en wilt vernietigen of wat dan ook, dat zal mij niet veranderen. Ik ben wie ik ben, met mijn vermogens en met mijn tekorten, met wat ik gedaan heb en met wat mij gedaan werd. Daarvoor wil ik staan, rechtop, onbevreesd en onveranderbaar. Hier ben ik.
Het lied behoort tot de requiemgezangen. Oosterhuis laat de dode de balans van zijn leven opmaken. Geen opsomming van zonden, maar een vraag om de slotsom van dit leven te nemen zoals het is. Met al het ongezegde en al het onverzoende dat niet meer kan veranderen. Meer dan dat was er niet. Dit was mijn liefde, mijn vonkje van het heilige vuur van het leven, het goddelijke.
Woorden die het zuiverste gebed van de weerloos geworden mens vertolken. Een gebed dat God wel moet naar het hart gaan. Ook toen mijn broer stierf door zelfdoding kon ik geen krachtiger en waardiger woorden vinden dan deze. En het plaatste alles in een ander licht.
Dat lied zullen wij zingen en een ander lied waarvan ik de tekst schreef. Ook weer een rouwlied, maar het is nog iets meer dan dat. Het gaat over het inzicht dat er kan komen als je op weg blijft en je niet afsluit binnen de onherroepelijkheid van rouw en verdriet. Zoals dat gebeurde met de Emmaüsgangers. En daarom is het evenzeer een oproep naar anderen: “Blijf bij ons in de avond”, want zonder de ander wordt het veel moeilijker om daartoe te komen.
- Wat ik gewild heb nr. 412
- Blijf bij ons nr. 592
“Soms wordt lijden opgeschort en dragen mensen het samen” zegt Oosterhuis. Als dat gebeurt geven wij elkaar leven door. Zo wil God zelf immers zijn en herkend worden. En iemand als Oosterhuis leerde ons Hem te herkennen als een “vriend” in plaats van hem te zien als een oude God van wet en straf. Met tedere woorden en bijna “eerbiedige intimiteit” zoals Kees Kok het uitdrukt, brengt Oosterhuis die Vriend-god rakelings nabij. Dat hoor ik alvast in de woorden:
“Gij hebt uw land begenadigd/ Leven ten goede gekeerd… / Gij keerde U om naar ons toe/ Gij legde uw argwaan af”…
En precies dat is het wat ook ons te doen staat naar anderen toe. Die goddelijke toezegging en nabijheid wordt pas tastbaar als ook wijzelf elkaar behoeden en doen leven. Zo kunnen wij mensen zijn die licht geven, ook in deze donkere tijden.
Zo kan vrijheid ontkiemen in mensen, aangloeien, uitdoven en weer ontvlammen,
zodat het dodelijke niet overwint.
- Gij hebt uw land begenadigd – Psalm 85
- Herschep ons hart
- Hoe ver te gaan nr. 582
Ik zou willen eindigen met één van de laatste gedichten van Oosterhuis, zo toepasbaar op de hedendaagse werkelijkheid. En toch ook weer zo inspirerend en bezielend.
“Die nieuwe wereld, die komt anders
dan wij dachten en hoopten.
Zij komt met droogte, wolven, overstroming,
aardbevingen, brandende wouden,
luchtlagen verzadigd van CO2,
misbruikte kinderen, liegende kerken
met wreed getwitter in smoking,
naakt in vernedering komt zij.
En wij aanschouwen en omhelzen haar,
zijn in haar. Niet wetend hoe verder.
Wij zullen stilte zingen, oefening
in solidariteit en volharding.
Wij zijn, zeg maar, van geloof, hoop, liefde
deze drie – de grootste is de liefde.”
Ik hoop dat wij met velen aan die kant staan, aan de kant van de liefde om een tegenkracht te bieden in deze wereld. En dat we op het ultieme ogenblik kunnen zeggen en zingen “Die mij droeg”.
- Die mij droeg nr. 513
Kerstwens
Wacht niet op wat er komt.
Maak zelf een vuur aan
Dat de kilte van de tijd verdringt.
Breng mensen samen
En vertel aan elkaar
Een klein verhaal van hoop.
Lach, zing, wees mens.
Wek samen nieuwe geestdrift.
En geef het door:
Het licht van het vertrouwen.
(Kris Gelaude)
Dank aan Arnout Malfliet en Remi Peeters
voor de krachtige begeleiding op het orgel en op het accordeon
Dank aan Geert Craps
voor het enthousiast dirigeren
Dank aan Kris Gelaude
voor de bindteksten die ons focusten op de liederen
Dank aan de koren van Filosofenfontein en van de Universitaire Parochie
voor de begeesterende en aanstekelige voortrekkersrol bij het zingen
Dank aan Marcel Braekers o.p.
voor de gastvrijheid