Aandacht!

Liednamiddag Filosofenfontein 17 december om 15 uur

 

Kerstvieringen op Filosofenfontein 

Zondagmorgen 24 december is er geen viering om 10.30 uur

Zondagavond 24 december start de kerstviering om 21 uur

Maandag 25 december (kerstdag) is er geen viering om 10.30 uur

 --------------------------------------------------------------

Recente Zondagsvieringen

De vieringen uit het verleden zijn gepubliceerd per kerkelijke jaar in het Archief.

De meest recente vieringen zijn:

- 10.12.23: Van kwetsbaar naar ontzetting (Marcel)
- 03.12.23: WEES WAAKZAAM.(Lut)
- 26.11.23: Wat je voor de minste deed heb je voor Mij gedaan (Marcel)
- 19.11.23: Parabel van de talenten (Maggy)
- 12.11.23: Hoe kijken we vooruit? (Marcel)
- 05.11.23: Speel geen theater! (Jan)
- 01.11.23: Allerheiligen (2023) – De gedroomde stad (Marcel)
- 29.10.23: Viering rond Oosterhuis – God, waar en hoe verschijnt Gij ons? (Jan en Hendrik)
- 22.10.23: Viering rond Oosterhuis - Maatschappelijke betrokkenheid en innerlijkheid (Frank en Jef S.)
- 15.10.23: Viering rond Oosterhuis – Van duister naar licht ( Jef VdB, Ria Vd en Jacques)
- 08.10.23: Bidden om een nieuw verbond (Ides)
- 01.10.23: Jezus navolgen (Marcel)



De Preek van de week (Dominicanen) vind je via deze link: https://www.dominicains.be/nl/preekvandeweek

211219

19 december 2021: 4e zondag van de advent (2021)

Het heil komt voort uit het kleine (Lc. 1, 39-45)

 

Rik Nuytten

Verwelkoming

Beste mensen,

Welkom op deze zoomviering, op de laatste zondag van de advent.

Iedere zondag van de Advent hebben wij het lied “Wakend uitzien” van de hand van Kris Gelaude, op muziek van Arnout Malfliet, afgespeeld als leitmotief voor onze vieringen. Dat zullen we ook vandaag doen.

De lezingen en de thema’s van de verschillende zondagen van de Advent maken een mooie opbouw naar het Kerstfeest dat we komend weekend vieren. De eerste zondag van de advent liet Marcel ons het “Rorate Coeli” horen, en had hij het over naderen van God tot de mens, het brengen van troost. Jef ging op de tweede zondag verder in op het thema, en had het over “actief waken”, actief de komst van de Heer voorbereiden, niet in een opulente architectuur, maar in ons hart. En Geert bracht het verleden zondag nog een beetje dichterbij door ons te doen nadenken over de vraag; “En wij, wat moeten wij doen?”

De lezingen van vandaag verwijzen direct naar kerstdag zelf. Ze herinneren ons eraan dat het heil niet komt van grote en lichtende elementen, maar dat het groeit vanuit het kleine, waar je het helemaal niet verwacht. Het zijn kleine mensen die de zo noodzakelijke verlossing brengen.

Laten wij nu luisteren naar het lied “Wakend uitzien”, terwijl de vierde kaars op de adventskrans wordt aangestoken.

Lied 219 “Wakend Uitzien”

Ontsteken vierde adventskaars


Openingsgebed

God van licht en leven,
Gij komt ons tegemoet in een klein en weerloos kind
en wilt ons hoop en redding brengen.
Open ons hart en onze handen
zodat we die hoop en redding kunnen ontvangen
en doorgeven in levende verbondenheid met U,
liefdevolle Vader, reddende Zoon en krachtig handelende Geest.
Amen.

        (Uit de liturgiemap Welzijnszorg 2021)



Inleiding op de O antifoon en de eerste lezing

Bij de verwelkoming had ik het reeds over het Gregoriaanse “Rorate Coeli” waarover Marcel sprak op de eerste zondag van de Advent. Een andere reeks Gregoriaanse zangen die in de Advent worden gezongen zijn de zogenaamde O Antifonen. Zij worden gezongen in de zeven dagen voor Kerstmis, waar we nu middenin zitten. Er staat een korte uitleg hierover op Kerknet: https://www.kerknet.be/icl/artikel/zeven-o-antifonen-nemen-ons-mee-naar-kerstmis

Ik heb het antifoon O Oriens gekozen, dat aansluit op het Consolamini (troost mijn volk) van het Rorate. In het oosten begint de dageraad te gloren.

We gaan eerst luisteren naar dit korte Antifoon.
Daarna horen we de profetie van Micha, die ons dichter bij Kerstmis brengt.
Om de lezing af te sluiten, beluisteren wij het lied “Omdat Hij niet ver wou zijn”.


Muziek: O antifoon “O Oriens”

O Dageraad, afglans van het eeuwig licht
en Zon van gerechtigheid.
Kom nu en verlicht hen die in duisternis leven,
die gezeten zijn in de schaduw van de dood.



Lezing Micha 5, 1-4a

Uit jou, Betlehem in Efrata,
te klein om tot Juda’s geslachten te behoren,
uit jou komt iemand voort die voor mij over Israël zal heersen.
Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden,
in de dagen van weleer.
Totdat de vrouw die zwanger is haar kind heeft gebaard,
worden zijn broeders aan hun lot overgelaten.
Daarna zullen wie er nog over zijn
terugkeren naar de andere Israëlieten.
Hij zal aantreden en hen als een herder weiden,
bekleed met de macht van de HEER, zijn God,
met de majesteit van diens verheven naam.
Zij zullen veilig wonen,
want hij zal heersen tot aan de einden der aarde,
en hij brengt vrede.


Lied: “Omdat hij niet ver wou zijn” 212

Inleiding evangelie

Dit kerkelijk jaar worden de voorgeschreven lezingen van de zondagsliturgie genomen uit het evangelie van Lucas. Wij zijn allemaal enigszins vertrouwd met de achtergrond van dit evangelie. Lucas was waarschijnlijk een arts, een gezel van Paulus, en hij schreef voor bekeerde heidenen, na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem. Ook de handelingen van de apostelen zijn waarschijnlijk van zijn hand.

Wat mij vooral opvalt in zijn evangelie is hoe Lucas een belangrijke rol toebedeelt aan Maria, en aan vrouwen in het algemeen. De boodschap die hij in zijn evangelie meegeeft is dat Jezus de Messias is, die gekomen is uit het kleine volk, voor het kleine volk. Dit wordt steeds benadrukt. Eigenlijk spoort dit mooi met het thema van Welzijnszorg voor deze advent: “Wonen voor de minder begoeden”. Daarover meer naar het einde van de viering.

Lucas nam in zijn evangelie twee lofzangen op, die we nog steeds graag en vaak zingen. Enerzijds het Magnificat, dat we vandaag zullen horen, en anderzijds de lofzang van Zacharias, bij de geboorte van Johannes de Doper, een lofzang die we ook regelmatig zingen.

De lezing van vandaag gaat over het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth. De voorgeschreven lezing eindigt vlak voor de tekst van de lofzang van Maria. Ik vind dat ik die niet mocht laten liggen. Je krijgt dus een iets langere lezing te horen!

Lucas 1, 39-45

Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda, waar ze het huis van Zacharias binnenging en Elisabet begroette. Toen Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; ze werd vervuld van de heilige Geest en riep luid: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot! Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan.’
Maria zei:
‘Mijn ziel prijst en looft de Heer,
mijn hart juicht om God, mijn redder:
hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.
Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,
heilig is zijn naam.
Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht,
voor al wie hem vereert.
Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
heersers stoot hij van hun troon
en wie gering is geeft hij aanzien.
Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,
maar rijken stuurt hij weg met lege handen.
Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar,
zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd:
hij herinnert zich zijn barmhartigheid
jegens Abraham en zijn nageslacht,
tot in eeuwigheid.’
Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en ging toen terug naar huis.


Commentaar

Ik vind dit een heel mooie lezing! Eerst wordt plastisch beschreven hoe twee zwangere vrouwen mekaar begroeten, en de lezing eindigt met de lofzang van Maria.

Toen mijn vrouw zwanger was keek ik steeds met verwondering en een zekere verbazing hoe zwangere vrouwen blijkbaar een soort geheim deelden, waar wij, mannen, buiten stonden. Ik vond het heel vertederend, maar ook een beetje een geheim “enkele onder vrouwen”. Daarom koos ik bewust vrouwen om de lezingen vandaag voor te lezen.

Verder bevat de lezing stukken tekst die wij vaak zeggen of zingen. Een deel van ons Weesgegroet is op de uitspraak van Elizabeth geïnspireerd, en in kloosters en abdijen is het Magnificat een dagelijks terugkerende hymne.

Ik vind het thema dat uit dit lied naar voor komt heel belangrijk. God brengt het heil niet via de rijken en de machtigen, maar zijn voorkeur gaat uit naar de kleinen, de armen en de verdrukten.

Ik moest daaraan denken toen ik enkele dagen geleden een opinie van een filosoof las, waarbij hij stelde dat de grote plannen die staten, regeringen en machthebbers maken, niet de oplossing zullen zijn van de grote vraagstukken die de hedendaagse maatschappij beheersen, zoals het klimaatprobleem. De oplossing zal moeten komen van de gezamenlijke inspanning van ons allemaal, in ons kleine doen en laten, in het veranderen van onze levensstijl, dat zal moeten zorgen dat er echte verandering komt. Wat ik meer bedreigend vond in zijn artikel, is zijn stelling dat grote veranderingen alleen komen door oorlog of mondiale onzekerheden, en dat hij hoopte dat COVID hier de katalysator zou kunnen zijn. Hij had het over het onrecht omdat de armen van deze wereld aan de CO2 uitstoot geen schuld hebben, maar er wel de eerste slachtoffers van zijn. Tijdens het lezen moest ik vaak denken aan de thema’s die wij ieder jaar in de advent aanhalen.

De advent is voor mij een oproep tot bekering, tot het mij toekeren naar mensen die het niet zo breed hebben, hier en in de derde wereld, een oproep om er effectief iets aan te doen. Dat kan zijn door steun te geven aan de actie “Een vaccin voor iedereen”, die mede vanuit Filosofenfontein gelanceerd werd, of door actief Welzijnszorg te steunen: Het rekeningnummer staat op de affiche die we zullen tonen bij de laatste voorbede. We geven dit nummer graag door aan iedereen die er om vraagt. (Rekeningnummer: BE 21 0000 0000 0303)
Zoals Geert vorige week ons voorhield, is wat wij moeten doen niet zo uitzonderlijk. Doen wat goed en rechtvaardig is, het helpt ons al een heel eind op weg.

Ik lees in het Magnificat ook een appèl om de nodige veranderingen niet te verwachten van “de anderen”, van de overheid, van de politiekers, van leiders allerhande, of van wie het ook voor het zeggen heeft, of wie het luidste woord voert. Het is gemakkelijk om achterover te leunen, en het aanpakken aan anderen over te laten. In de hele bijbel, en in de lezingen van vandaag, klinkt luid dat de Onnoembare het voor ons heeft, voor de kleine luiden, die door bekering en door ons gedrag aan te passen, veel kunnen doen op de weg naar de vestiging van het rijk Gods op aarde.

Laten wij daarover verder mijmeren en actie ondernemen in deze duistere dagen van het jaar, en ons zo voorbereiden op het kerstfeest.

Om de overgang naar de voorbeden te maken, stel ik voor te luisteren naar een mooie uitvoering van het Magnificat.


Muziek: Magnificat


Vrije voorbeden

Laatste voorbede:

Bidden wij voor mensen die leven in onleefbare omstandigheden.
Om vrede in de wereld, om hoop en toekomst,
om mensen die nabij zijn en mee dragen.
Dat de stem van de kleinsten gehoord wordt
en iedereen in veiligheid kan wonen.
Laat ons bidden

download.png

Onze vader

Bezinning na de communie


DOE MAAR!

Een groot project vraagt om een plan.
Dat hebben we geleerd, daar wordt op aangedrongen.
Een grondige studie van voors en tegens;
een kosten-baten analyse, en liefst zeer uitgebreid.

Voor dat de eerste nagel wordt geklopt,
de eerste brik wordt ingemetseld,
zijn er dagen en nachten van gepieker,
uren gepalaver aan vooraf gegaan.

Toch heb ik het vreemd en onbestemd gevoel,
dat dit alles van mineur belang is.
Eerst zal- ook voor die projecten- een andere vraag op tafel moeten komen:
die van de horizon, het verre doel.

Hoe helpen we de mensheid verder?
Hoe brengen we menswaardigheid wat dichterbij?
Van welke droom worden we warm vanbinnen?
Hoe zorgen we dat heel de mensheid redding vindt?

De vragen zijn te groot voor mensenhanden,
te groot, ook voor ‘t knapste verstand.
Je kan ze negeren, al die grote vragen, – we stellen ze eenvoudig niet –
of je kan ze toevertrouwen aan wat mensen overstijgt.

En zo komen we bij God uit,
Hij die, de piet-te-peuterig-heid voorbij,
alléén grote plannen heeft met mensen,
troost en redding wil voor ieder ander.

Hij die de grote plannen met ons realiseren wil,
en die zo ook Maria aansprak, zij die ‘ja’ zei, onverhoeds,
zij die, op haar beurt, ook ons nu aanspreekt:
‘Doe maar!’ Doe maar wat Hij u zeggen zal.

 

(Kris Buckinx mei 2021) (Uit de liturgiemap Welzijnszorg 2021)


Slotgebed

God van licht en leven
in Woord en Brood kwam U ons nabij
om onze hoop te voeden.
Doe ons in uw liefde op weg gaan
als lichtdragers voor elkaar.
Begeester ons
opdat wij in vreugde uw wegen gaan.
Wij vragen het U levend vanuit uw Geest
en in de naam van Jezus, uw Zoon en onze Heer.
Amen.
 (Uit de liturgiemap Welzijnszorg 2021)


Muziek: eindigen met adventszang “Rorate Coeli” 202

Zending en zegen (Marcel)

211212

12 december 2021: 3e zondag van de advent (2021)

En wij, wat moeten wij doen? (Lc. 3, 10-18)

Geert Craps

Begroeting en kruisteken

Adventslied 219 Wakend uitzien

Inleiding


Hebt u dat soms ook, dat u moedeloos wordt bij de toestand van de wereld. Een goede vriend van mij is heel intensief bezig met het klimaatprobleem bijvoorbeeld. Hij heeft al verschillende online cursussen gevolgd, en wetenschappelijke studies doorworsteld. Hij vdrtaalt een engels boek over de verantwoordelijkheid als ouders en grootouders voor de toekomst van onze kinderen. Resultaat: hij is depressiever dan ooit, en ziet het niet meer zitten met onze planeet.
Velen van ons zullen ook dat gevoel hebben gehad met wat we nu meemake in: de "vierde golf". Wij hadden nochtans zo gehoopt…dat we er vanaf zouden zijn, en toch niet. Een groot gevoel van ongerustheid, en soms van moedeloosheid maakt zich van velen meester.

Ik moest aan deze situatie denken toen de vorige twee zondagen van de advent zowel Marcel als Jef de grote invalshoek van onze adventvieringen duidden. En ook met het lied dat we als leitmotief voor deze advent hebben gekozen, en dat we net hebben gehoord, wringt dat aanvoelen een beetje. Expliciet:: Marcel: "Akkoord dat advent een tijd van verwachten en uitzien is, maar veel zal daarbij van jezelf afhangen. God komt niet als een meteoor op aarde, maar als een geschenk waar mensen Hem verwachten." En Jef over het lied Wakend Uitzien van Kris en Arnout: "Doorheen dat lied klinkt steeds opnieuw het appel tot actief waken, tot in  beweging komen. Kris verwoordt dat met herhaalde oproepen: “laten we ontbinden wat uit onrecht is ontstaan,…  laten we de vreemde een plaats te geven in ons hart,…  laten we muren slopen.”

Anders dan de vasten, die een tijd van ommekeer en bezinning is, is de advent toch eerder een tijd van ontwaken en beginnen, actief verwachten. Maar als je het echt niet meer ziet zitten om in actie te komen, omdat de situatie zo uitzichtloos is, en omdat je moedeloos wordt? Wat dan?  Welke grote dingen worden van ons verwacht?

Openingsgebed

Wanneer Gij zelf niet bij ons zijt,
blijft dit huis leeg,
en als Gij zelf niet met ons gaat,
zijn wij vergeefs bijeen;
wanneer Gij zelf ons niet verlicht,
weten wij geen raad.

Wanneer wij zelf niet bij u zijn
blijft dit huis leeg
en als wij zelf niet met u gaan,
zijt Gij niet aanwezig,
wanneer wij zelf u niet aan het licht brengen,
weet Gij u ook geen raad

Breng ons dan bijeen
wij, waar Gij zijt,
voor uw lichtend aangezicht.
Verdrijf het donker
waarmee wij U bedekken.
Maak uw stem hoorbaar, in onze stem
ons lied waarachtig, als uw lied
en ons gebed bezield, door uw Geest.

Amen.

            (naar Sytze de Vries)


Inleiding op het evangelie

Vorig jaar heb ik de euvele moed gehad om het uiterlijk van de figuur van Johannes De Doper te benoemen als 'een hippie'. Dat was bij sommigen tegen het zere been. Laat ik het dit jaar anders proberen: Johannes de Doper doet me veel denken aan Greta Thunberg, die spottend, provocerend en uit de grond van haar hart roept: bla bla bla! over de beleidsmakers die fier hun plannen presenteren. In het stukje net voor het evangelie van vandaag doet Johannes de Doper ook zoiets: het klinkt alleen een beetje deftiger, en de afstand die we hebben tot de evangelietekst doet ons hopen en denken dat het niet over ons gaat, maar hier is wat hij zegt: "Adderengebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? Breng vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, en zeg niet meteen bij jezelf "Wij hebben Abraham als vader"…"

We verwachten misschien niet onmiddellijk het oordeel, zoals Johannes blijkbaar wel deed, maar toch blijft de waarschuwing van Johannes in onze oren plakken. Het zal ook niet onze achtergrond, onze afkomst, onze beschaving, onze vermeende westerse suprematie mt zijn enorm gevorderde technologische ontwikkeling, het kritiekloos aangenomen idee dat wij in een democratische staat leven met een goed werkend systeem van sociale zekerheid, het zal niet dat alles zijn dat ons moet geruststellen in onze zorg om de wereld..  We zullen zelf vruchten moeten voortbrengen.

Net zoals bij Greta waren de omstaanders wel een beetje gechoqueerd door de woorden van Johannes. En ze roepen vertwijfeld uit: maar wat moeten wij dan wel doen, Johannes? Wat verwacht je dan eigenlijk van ons? We luisteren naar het evangelie.


Evangelie: Lc. 3, 10-18

Bedenkingen bij het evangelie

Net als de volgelingen van Johannes, kunnen ook wij, die de noden van vandaag zien, de vraag stellen: “Wat moeten we doen?”, “Hoe kunnen we een leven leiden dat God waardig  is, een leven dat openstaat voor Gods menswording in ons?” Maar valt het u dan ook op hoe gewoontjes het antwoord van Johannes is? Hij vraagt helemaal geen uitzonderlijke dingen van de verschillende groepen toehoorders die rond hem staan. Er moeten geen uitzonderlijke prestaties geleverd worden, er hoeven geen wonderen te gebeuren. De soldaten, de tollenaars moeten alleen eerlijk en doordacht handelen.

Die drie begrippen: zijn van belang: doordacht en eerlijk handelen. Ik vertaal ze voor mezelf als volgt

  1. Denk na bij wat je doet. Is een situatie die wij als vanzelfsprekend aannemen dat ook? Is het voldoende dat een asielzoeker ergens op een brits wordt opgevangen in een asielcentrum? Is het vanzelfsprekend dat we toelaten dat mensen scheef worden bekeken, gediscrimineerd worden op de huurmarkt, de arbeidsmarkt, enzovoort. Is het normaal dat een op vijf kinderen in België opgroeien in een gezin dat tekort komt, en zelfs in armoede leeft? Voor welke scheve situaties zijn we zelf blind geworden?
  2. Wees eerlijk. In welke mate spaar ik mezelf een beetje, uit een soort oneerlijke inschatting van wat ik zelf aankan of vermag, om niet te doen wat gedaan moet worden. Als ik eerlijk ben, kan ik dan nog meer doen?
  3. Handel, doe, laat het niet bij vrome woorden blijven! Ik moet eerlijk zeggen dat ik soms wel eens aarzel om hier het woord te nemen: wie ben ik dat ik hier sta te preken? Zou ik niet beter wat meer actie ondernemen? Welke acties zijn mogelijk?


In dat laatste opzicht is Johannes" boodschap heel mild: doe, binnen de verantwoordelijkheid de rol en de taak die je hebt, alles wat je moet doen vanuit een elementaire, eerlijke ethiek. Waarmee kan ik vanuit mijn eigen situatie, zonder al te veel grote extra's te doen, iets betekenen waardoor mijn gewone rol al betekenisvol is. Het is een eerste stap. Het bereidt ons werkelijk voor op de grotere stap.

Want, ten slotte: "er komt iemand na mij, die u zal dopen met heilige geest en vuur", zegt Johannes. Dat is de man waaraan je niet vraagt "wat moeten wij doen", maar: wie moeten wij zijn?
De mensgeworden God stelt de meest fundamentele vraag naar ons wezen, onze identiteit. Als we aan hem vragen wat we moeten doen, zegt hij: verkoop alles en volg mij, laat je familie achter en geef je helemaal, ga tot het uiterste. Dat is de geest die ons moet bezielen. Maar ik voel veel voor de houding van Johannes, die zegt: hij die komt is zo veel meer dan ik, ik ben niet waard om zijn schoenveter te knopen. Herkenbaar… Maar me dunkt dat we nu al genoeg weten wat gedaan voor Kerstmis.


Lied 545 Naar uw beeld

Voorbeden door iedereen

Laatste voorbede:


Voor hen die politieke verantwoordelijkheid dragen
voor hen die invloed uitoefenen op de publieke opinie:
en voor onszelf:
dat wij rusteloos, geïnspireerd, doordacht, in de weer blijven voor liefde en gerechtigheid,
een zorgzame welkom zijn voor wie kwetsbaar is…

Onze Vader
Slotbezinning
Dat een mensennaam in uw eeuwigheid gebeiteld staat.
Dat uw vinger iedere geborene heeft aangeraakt.
Dat ogen zich wenden naar het licht.
Dat hoop als een zaad ontkiemt.
Dat liefde maatstaf van leven is.
Dat schoonheid kracht heeft om te helen.
Dat de schepping in mensen wordt voortgezet.
Dat ikzelf daartoe geroepen ben.
Dat uw blik mij vasthoudt.
Dat uw woord mij aansteekt.
Dat mijn zoeken niet vergeefs blijft.
Dat het antwoord op de bodem van mijn ziel ligt.
Dat mijn lachen u lief is
en mijn tranen in uw kruik worden bewaard.

Laat dit mij verwonderen, dag en nacht.
Uw naam, een lied in mij.
Een stroom getrokken dwars door mijn bestaan.

            (Kris Gelaude)


Zegen door Marcel

211205

05 december 2021: 2e zondag van de advent (2021)

Tweede zondag van de Advent  (Lc. 3,1-6)


Jef Schoenaerts

Verwelkoming

Goeiemorgen en welkom in deze viering van de tweede zondag van de advent.
Laten we elkaar begroeten in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Moge de Onnoembare ons in dit uur in liefde en genade nabij zijn.

Vaak openen wij onze viering door elkaar zingend te begroeten en te zegenen met de woorden:” “Gezegend jij, mens hier naast mij en alles wat ons bijeen brengt”. 

Het is niet omdat we niet fysiek samenkomen, het is niet omdat we elkaar enkel via het scherm zien, dat de verbinding met elkaar minder krachtig hoeft te zijn.   Is het voor gelovigen niet een prachtig geschenk dat we mensen ver weg en dichtbij in ons bidden kunnen opnemen en dat we gods zegen over hen kunnen vragen.   Laten we daarom deze viering zingend openen met een gebed tot onze god: “Wees Gij het woord, Gij de stilte”.

En bij dit gebed ontsteken we de tweede kaars van de adventskrans.

Lied “Wees Gij het woord, Gij de stilte”  (139)

Inleiding

Vorige zondag heeft Marcel de toon gezet voor deze adventstijd.  Hij zei toen letterlijk: “Akkoord dat advent een tijd van verwachten en uitzien is, maar veel zal daarbij van jezelf afhangen. God komt niet als een meteoor op aarde, maar als een geschenk waar mensen Hem verwachten.”   Dat de advent geen “áfwachten” is maar iets van ons vraagt, heeft hij toegelicht door uitgebreid in te gaan op het lied “Wakend uitzien” van Kris Gelaude en Arnout Malfliet. 
 
Doorheen dat lied klinkt steeds opnieuw het appel tot actief waken, tot in  beweging komen. Kris verwoordt dat met herhaalde oproepen: “laten we ontbinden wat uit onrecht is ontstaan,…  laten we de vreemde een plaats te geven in ons hart,…  laten we muren slopen.”
 
Laten we het lied opnieuw beluisteren, laten we in de tekst kruipen opdat ons “wakend uitzien” in deze adventstijd moge groeien.

Lied “Wakend uitzien” 219

Advent en actief uitkijken - “bekering” noemen we dat soms - ze horen bij elkaar als eeneiige tweelingen. Doorheen heel de Bijbel klinkt als een mantra in veel bewoordingen en beelden: het onlosmakelijk verband tussen de verwachting van de komst van de Messias en bekering.  

In de lezing van vandaag doet Johannes dat met een citaat uit de profeet Jesaja: “ Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.” De beelden die Johannes daarbij gebruikt, zijn overbekend en sprekend: kloven zullen gedicht worden, heuvels geslecht en wegen geëffend.”   Opdat de Messias een plaats kan vinden onder de mensen, moet er volgens Johannes nogal wat gesloopt worden, slopen niet als destructief handelen  maar als bevrijdend handelen: obstakels wegnemen, remmingen en beklemmingen wegnemen.

Elders in de bijbel ligt de focus niet op het slópen maar op het boúwen.  Bij koning David bijvoorbeeld is dat het geval. Hij ziet hoe Jahweh, de Heer woont in een tent terwijl hijzelf woont in een paleis.  Ontoelaatbaar! vindt hij!  In de plaats van een tent moet er een waardig huis voor Jahweh worden gebouwd waar de Heer kan wonen.

Slopen bij Johannes de Doper en bouwen bij koning David: twee manieren om hetzelfde doel te bereiken: de komst van god onder de mensen voorbereiden.
We laten vandaag de overbekende woorden van Johannes de Doper even rusten om  ons te focussen op het bouwen van een woning door koning David.  
Laten we het eerst stil maken in en rondom ons en bidden…

Gebed

Onnoembare en Nabije,

Gij tekent voor ons een nieuwe wereld uit van solidariteit en vrede.
Gij tekent voor ons de krijtlijnen van uw grote plan voor mens en wereld.
Gij nodigt ons uit om daaraan te werken.
Laat ons dan niet toe dat wij blijven vastzitten in ons eigen wereldje van zelfgenoegzaamheid.
Open onze ogen en laat ons zien hoe wij samen Uw plan handen en voeten kunnen geven.
Open ons hart en laat ons voelen dat Gij voor ons hoop en toekomst zijt
en dat wij samen met U die nieuwe wereld kunnen bereiken.
Amen
                 (Welzijnszorg, liturgiemap)


Koning David wil een huis bouwen voor Jahwe. Zijn motivatie is dat in vergelijking met zijn eigen paleis Jahweh in een woning huist die niet bij Hem past: de Ark hoort niet thuis in een tent.    Dit verlangen van koning David wordt door hem uitgezongen in psalm 132.   Huub Oosterhuis heeft in zijn “150 psalmen vrij” de eerste verzen van die psalm 132 herschreven.   Hij heeft er een tweeluik van gemaakt.    Daarin horen we David eerst bezingen hoe hij hartstochtelijk verlangt om voor Jahweh een huis te bouwen om in het tweede deel even hartstochtelijk te verlangen naar een andere manier om Jahweh midden de mensen te laten wonen.

We luisteren naar dit lied van David dat door Oosterhuis is herschreven onder de titel “Ik zal in mijn huis niet wonen” (vindplaats zie noot onderaan)

Ik zal in mijn huis niet wonen
ik zal op mijn bed niet slapen
ik zal mijn ogen niet dichtdoen
ik zal niet rusten, geen ogenblik,
voordat ik heb gevonden:
een plek waar Hij wonen kan,
een plaats om te rusten voor Hem
die God is, de enige ware.

Ik zal in mijn huis niet wonen
Ik zal mijn  ogen niet dichtdoen
Ik zal niet rusten, geen ogenblik,
Ik mag versmachten van dorst,
tot ik gevonden heb:
een plek waar de doden leven,
een plaats waar recht wordt gedaan
aan de verworpenen der aarde.


Het lied is opgebouwd uit twee strofen die sterk parallel lopen met elkaar. De eerste strofe van het lied citeert bijna letterlijk de tekst van de psalm.  De tweede strofe is bij de start vrijwel identiek aan de eerste afgezien van de beeldspraak rond het versmachten van dorst.  De tweede strofe lijkt in de eerste zinnen op een herhaling uit te draaien maar plots ontstaat er een grondig verschil in de laatste drie regels. 

Oosterhuis laat David een innerlijke dialoog voeren.   David vertrekt vanuit zijn verlangen om Jahweh te mogen ontvangen op een plek van rust waar de Heer wonen kan.  Maar daarna kantelt het lied want Jahweh wil niet wonen op een plek van zalige rust maar op een plek waar recht wordt gedaan aan de verworpenen der aarde. De omkering die Oosterhuis in de tweede strofe verwoordt, beantwoordt aan wat in het Bijbelverhaal staat in het boek der Koningen: Jahweh wil niet dat David een woonplaats voor de Heer bouwt.   David heeft immers onrecht gepleegd, hij heeft bloed aan zijn handen.  Tegen het voorstel van David in om voor Hem een huis te bouwen, laat Jahweh verstaan hoe Hij zijn woning onder de mensen ziet: hij zal wonen op de plaats waar recht wordt gedaan aan de verworpenen der aarde.

Het lied maakt op die manier een dubbelslag: mensen proberen zich open te stellen voor God. Dat geeft rust en vrede in je hart. Maar daar stopt het niet. Echte rust en vrede vinden we pas als we ook onrust toelaten, de onrust van Jahweh zelf, de onrust om gerechtigheid te stichten.

David maakt de bekering door dat bij het bouwen van een woning voor de Heer ook een vorm van puin ruimen hoort, van het recht maken van kromme wegen.  Zo liggen David – de ‘bouwer’ - en Johannes de Doper – de ‘sloper’ - blijkbaar toch niet zover uit elkaar.    Beiden zijn er op gericht god te laten wonen onder de mensen.  Waar nodig dienen heilige huisjes – letterlijk en figuurlijk – gesloopt te worden, zelfs in het beeld dat wij ons van god vormen.

Dit jaar schuift Welzijnszorg opnieuw het recht op wonen naar voor.  Dat recht op wonen is geen triviaal gegeven maar een mensenrecht.   Voor de zwaksten in onze samenleving die minst worden gehoord, is dat recht echter bijzonder moeilijk te verwerven.  Welzijnszorg herinnert ons eraan hoe de zwakken op de markt van vraag en aanbod nauwelijks aan een woonst toekomen: ex-gevangenen, kwetsbare jongeren die op hun 18de verjaardag hun instelling moeten verlaten, gekleurde mensen die stoten op het njet van verhuurders, vluchtelingen die asiel hebben verkregen en op eigen kracht een woning moeten vinden.   

Het lied van David en de onrust van Jahweh komen met dit onrecht in het achterhoofd wel heel dichtbij: “ik zal in mijn huis niet wonen, ik zal niet rusten geen ogenblik… tot ik gevonden heb: een plek waar recht wordt gedaan aan de verworpenen der aarde” ...

Als die onrust van Jahweh in deze advent ook ons deel wordt, wenkt een wereld waar god woont onder de mensen.   Dan krijgt tegelijk het slotvers van de evangelielezing van vandaag zijn kracht: ”… en al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.”

Vooraleer het evangelie wordt gelezen, luisteren we nog eens naar het lied van David. Nu er wat vertrouwdheid is met de tekst, kan ons luisteren misschien ook bidden worden.

Lied: “Ik zal in mijn huis niet wonen” (*)

Lezing Lucas 3,1-6

Ruimte voor voorbeden

Onze Vader

Over dat wonen van god midden de mensen, schreef Oosterhuis een prachtig lied.  Laten we daar als afsluiting naar luisteren.

Lied” Omdat Hij niet ver wou zijn” (212)

Zegen


     Moge de Heer u zegenen en behoeden.
     Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn.
     Moge de Heer zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken.

(*) Noot: Vindplaats “Ik zal in mijn huis niet wonen”
Zoekpad via Google: “Spotify Ik zal in mijn huis niet wonen” – klik op “Kerkliedwiki” – kies voor de opname van de Amsterdamse studentenekklesia

211128

28 november 2021: 1e zondag van de Advent (2021)

1e zondag van de Advent (Lc. 21, 25 – 31)

 

Marcel Braekers

Openingszang Rorate caeli 202,1-3

Begroeting


Vandaag begint volgens de kerkelijke jaarrekening een nieuw jaar. De kerk doet dat niet met vuurwerk en champagne, maar met een stille, wat weemoedige zang: ‘Rorate coeli’. Ik vind het een prachtig lied, liefst in het latijn gezongen, waarbij je in het refrein op ‘caeli’ de hoogste noot zingt als beweging naar boven, terwijl je bij de regen van gerechtigheid die uit de wolken neerdaalt ook daalt in de zang. We beginnen het kerkelijk jaar met de vraag dat hemelse dauw over de aarde mag dalen. U moet daarbij bedenken hoe belangrijk die dauw is in een droog en dor land. Er is dankzij de nacht even een verpozing en planten en dieren krijgen wat verfrissend vocht. Zo is ook de Advent in ons geloof: als een kort moment van verfrissing en herademing, terwijl we weten dat straks het dagelijkse leven en de loop van de geschiedenis verder gaat. Die verfrissing brengen we in verband met God.

Advent is afgeleid van ‘adventus’, ‘advenire’ het naderen van God. Je kan die zin op twee manieren begrijpen: wij die door extra aandacht en de juiste houding tot God willen naderen, zoals omgekeerd Hij ons nabij komt en zich wil geven, want, zo geloven wij, dat is zijn diepste wezenheid. De twee zijn in elkaar verstrengeld: wij die ons beschikbaar maken om de Ene die zich geeft. Om dit naderen wachten wij in stilte en vol hoop door ons leeg en beschikbaar te maken.
Dauw die zich over de aarde legt, het geeft mij het gevoel van zalf die op een wonde wordt gelegd. Ook dat is Advent: wij, deze wereld, die trachten te genezen van een niet genezende amfortaswonde – het lijden, het onrecht en de pijn die worden geleden. We vragen Gods dauw om die wonde te helen of de pijn ervan te verstillen.

Gebed

Keer op keer was het uw Naam
Die geschreven werd
In de geschiedenis der mensen:
Als een baken dat uitweg wees,
Als een geleide door donkere schaduwen,
Als een stem die wegriep uit bezetenheid.

Laat ook nu uw Naam van kracht zijn.
Wil ons noemen
Met het tegoed van uw liefde,
Met de roep uit de verstarring
En zeg ons aan
Onvermoede, ongekende genade
In Hem, onze Heer                (S. de Vries)


Nog even terugkerend naar het ‘Rorate’: de mooiste strofe is de laatste. ‘Consolamini’, twee keer gezongen opdat je het nooit zou vergeten. ‘Wees getroost, mijn volk, wees getroost, want weldra komt uw redding. Ik, uw God, zal u redden, want Ik ben uw verlosser.’ Dat ‘consolamini’ is zo mooi, omdat we meer dan ooit troost nodig en moed nodig hebben om onze weg verder te gaan. Je moet dit lied zingen, opdat het zou gebeuren. Je moet de weemoed en de verwachting toelaten om anders naar het leven te kijken. Kom, laten we daarom vanuit ons diepste zelf en in diepe ingetogenheid die laatste strofe van 201 zingen.

Lied 202,4

Inleiding op het lied 219 Wakend uitzien


Waarom wordt nooit een viering opgebouwd vanuit een lied, maar altijd vanuit de lezingen en hebben de liederen slechts een dienende rol? Die vraag stuurde Arnout me enige tijd geleden. Ik vond het begin van de Advent gepast om daarop te reageren, temeer omdat het evangelie nog eens over het einde van de tijd gaat, een thema waar we al enkele zondagen bij hebben stilgestaan. Het lied dat ik uitkoos zal ook als een leidmotief in de Advent terugkeren, maar vandaag wil ik er uw aandacht naar richten en zo de Advent openen.

Het gaat om lied 219 geschreven door Kris Gelaude en op muziek gezet door Arnout Malfliet.

Vooraleer het lied te zingen wil ik wijzen op iets merkwaardig dat 4 keer terugkeert. De 4 strofen beginnen op een voorwaardelijke manier ‘als wij mensen zijn’. Alsof het geen evidentie is wat erop volgt. ‘Indien wij voor het licht geboren zijn’, dat is geen evidentie, je moet je ervan bewust worden. Toen ik Kris daarover aansprak, merkte ze op: Advent is inderdaad geen tijd waarbij we als vanzelf gaan uitzien, je moet het aandurven een eigen weg te gaan. Je eigen weg gaan terwijl de tijdsgeest donker is en ons geen voorbeelden meer worden aangereikt. Advent begint met je bewust worden dat je voor het licht bent geboren. Stel je voor dat je tegen de groep amokmakers van Rotterdam en Brussel zou zeggen dat ze voor het licht geboren zijn, niet voor de brandbommen of zwaar vuurwerk waarmee ze gooien, wat zou het teweeg brengen? Of zeg het tegen de vluchtelingen die aan de Poolse grens als chantagewapen werden misbruikt: je bent voor het licht geboren. Welk effect zou het hebben? Daarop geeft Kris een verrassend antwoord: als je tot het besef komt voor het licht te zijn geboren, moet je door de nacht gaan. Zo heeft elk van de 4 strofen een paradox waarover dadelijk meer.

Laten we nu eerst het woord met heel ons hart zingen.

Lied 219

Commentaar

De 4 strofen beginnen op een voorwaardelijke wijze, omdat de Adventstijd geen mechanisch gebeuren is dat vanzelf loopt. Het wordt vanzelf winter, maar Advent is geen evidentie, er wordt van ons iets gevraagd. Het verwachten waartoe de Advent ons oproept begint bij onze openheid en bereidheid om bewust deze tijd binnen te stappen. Wat dan kan gebeuren wordt op paradoxale wijze verwoord.
Als we voor het licht geboren zijn moeten we durven de nacht in te gaan. Welke nacht zou Kris hier hebben bedoeld? Gaat het om de donkere nacht waarover sint Jan van het Kruis schreef waarbij onze zintuigen, ons weten en onze verbeelding haperen? Of is het de nacht van de wereldtijd waarin we stilaan verdwalen en niet meer weten hoe te leven? In de volgende strofen wordt het concreter. Misschien, zo vervolgt de tweede strofe, zijn we vooral bekommerd om de wereldvrede, maar die komt er maar als we woorden van genade naar elkaar toe zeggen. Misschien verwachten we van God dat Hij zou ingrijpen, maar dan moeten we eerst onze eigen muren slopen. En je moet de vreemdeling onderbrengen in je hart.

Zo zit in het gedicht een eigen visie op Advent. Akkoord dat het een tijd van verwachten en uitzien is, maar veel zal daarbij van jezelf afhangen. God komt niet als een meteoor op aarde, maar als een geschenk waar mensen Hem verwachten. Thomas van Aquino verwoordde het met de slogan: gratia supponit naturam et perficit eam, Gods genade is maar werkzaam als ze neervalt in een gereedgemaakte bodem. De hemelse dauw kan maar zijn werk doen in een verlangende, droge bodem. In het lied wordt dit verwoord als: we zijn voor het licht geboren, maar precies daarom moeten we doorheen een nacht durven gaan. We zijn dus aan een boeiende maar ook vermoeiende tijd begonnen. Opnieuw stel ik daarom de vraag: doorheen welke nacht hebben we in de volgende tijd te gaan? Muren moeten dringend worden gesloopt, maar welke muren omwallen mij? Welke plaats krijgen vreemden en verdoolden in ons hart? Niet toevallig klopt Welzijnswerk aan onze deur, omdat ook in eigen land zoveel mensen in armoede leven terwijl de huur- en energieprijzen almaar stijgen.

Is er nog iemand of iets waaraan we ons kunnen vasthouden?  Ondanks alle kritische vragen en voorwaardelijkheid wijst de titel van het lied naar een uitzicht: het gaat om ‘wakend uitzien’, om aandachtig leven om wat met jezelf en de ander gebeurt en vanuit die zorgzame aandacht je richten op de Bron van ons leven.

Ook de evangelielezing van deze zondag spreekt in die zin. “Wanneer je al die dingen ziet gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want je redding is nabij” zegt Jezus. “De nacht loopt ten einde, de dag komt naderbij’.

Lucas 21, 25 – 31

Aansluitend bij deze tekst zingen we lied 210.

Lied 210 de nacht loopt ten einde

Groot dankgebed 160

Na de communie 218 uit uw verborgenheid

slotgebed

Koor en samenzang

 Zingen in de liturgie in Filosofenfontein

                                               

In zijn boek Musicophilia filosofeert Oliver Sacks over wat de oorsprong is van muziek. Waarom zijn mensen begonnen muziek te maken? Hoe ontstond die culturele traditie? Sacks beschrijft de hypothese dat muziek in oorsprong een techniek is om bewegingen in een groep te coördineren, waardoor je als groep meer en georganiseerder dingen kunt doen (een grote steen verplaatsen, met zijn allen lange afstanden overroeien, bv.).

 

Contactinformatie

©2005-2023 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.