1 November Hoogfeest van Allerheiligen Een visioen van hoop
Jan Degraeuwe
Welkom
Op Allerheiligen gedenken we de heiligen en op Allerzielen onze overledenen. In onze traditie lopen deze twee dagen in elkaar over. De heiligen leefden van het Woord van Jezus en zij gaven het door aan de volgende generaties, ze wijzen ons de weg. We kregen veel van mensen die voor kortere of langere tijd ons leven deelden, we missen hen nog steeds. Zij leefden niet voor zichzelf, ze stierven niet voor zichzelf. We zingen lied 411.
Lied 411: Niemand leeft voor zichzelf
Inleiding
Ik ben opgegroeid in de straat die naar de stedelijke begraafplaats leidt. Wij spraken wel over ‘het kerkhof’. Ik zag dus vaak begrafenisstoeten, ze kwamen uit een kerk in de stad of uit de parochiekerk in onze straat. Het waren bijna altijd kerkelijke begrafenissen, slechts zelden stond er geen kruis op de lijkwagen. Vandaag is er bij minder dan één op de drie overlijdens een kerkelijke uitvaart en die vrije val zet zich verder. Er is nog meer aan de hand met de rituelen rond dood en begrafenis. Er zijn steeds meer begrafenissen in ‘intieme kring’, zodat mensen die geen dichte familie zijn, maar de overledene toch wel goed gekend hebben, geen afscheid kunnen nemen. Relatiedeskundige Rika Ponnet zei hierover: “Mensen onderschatten hoe belangrijk het is om samen met anderen afscheid te nemen, je kunt achteraf herinneringen delen en vaak is er na de plechtigheid ook een begrafenismaal. Soms loopt dat zelfs uit op een half feest. Persoonlijk heb ik dit altijd als zeer vervullend en verbindend ervaren. Voor alle duidelijkheid: dit hoeft zeker niet in een kerk, maar laten we zo’n tradities niet te snel loslaten.”
Laten we daarom ons schrijn met poppetjes koesteren. Door de kleine attributen tonen de poppetjes wie de overledenen waren en zo blijven ze in onze gemeenschap. Belangrijke momenten in het leven moeten in brede kring beleefd worden. De lezing uit het boek Openbaring zal ons hierover iets leren. Laten we eerst bidden voor de leden van onze gemeenschap die ons in de dood voorgingen.
Gebed naar psalm 23
Zal ik het zeggen?
Moge iemand mij bewaren
als een herder, als een wapen
als een huis waarin men rust.
Moge iemand mij te drinken geven
koel water op de lippen
die de mijne zijn.
Moge iemand wijzen:
dit is het pad.
Moge iemand zeggen:
er is geen dood voor jou
geen pijn, ga nu maar slapen
Ik zal er zijn.
We zingen nogmaals lied 411
Inleiding op de lezingen
Op Allerheiligen worden steeds de Zaligsprekingen uit het evangelie van Matteüs voorgelezen. Snel door de bocht denk je dan: zalig en heilig liggen dicht bij elkaar, de Zaligsprekingen zijn de leidraad om heilig te worden. De heiligen hebben deze aansporingen op voorbeeldige wijze opgevolgd, daarom lezen we vandaag dit stukje uit het evangelie van Matteüs. Maar er is ook de eerste lezing, en dat is steeds het visioen uit het boek Openbaring over de honderdvierenveertigduizend getekend met het zegel van God gevolgd door een ontelbare menigte in witte gewaden. Waarom werden deze twee lezingen samengebracht in de woorddienst? De samenstellers hebben hierover geen toelichting gegeven. Als je verder leest over de menigte in witte gewaden en met palmtakken in de hand hoor je een echo van de Zaligsprekingen. Laten we daarom eerst luisteren naar het begin van de Bergrede en dan naar het visioen uit Openbaring. Tussen beide lezingen zingen we lied 531 met de strofen “Gelukkig zijn zij die treuren” en “gelukkig die dorsten naar gerechtigheid”.
Mt. 5,1-12a
Lied 531 De Zaligsprekingen, de strofen “Gelukkig zijn zij die treuren” en “gelukkig die dorsten naar gerechtigheid”
Openb. 7, 9-17
Homilie
Het boek Openbaring moet gelezen worden tegen de achtergrond van de vervolging van christenen in Klein-Azië. Het is bedoeld om de gelovigen te bemoedigen en hen op te roepen stand te houden in de vervolging. De witte gewaden zijn het symbool van het hemelse; deze mensen zijn in de vervolging trouw aan Christus gebleven. We weten dat de keizers Domitianus en Trajanus, die aan het einde van de eerste eeuw regeerden, hardhandig vervolgden. Het wassen in het bloed van het lam is dus meer dan beeldspraak. Het visioen van een onafzienbare menigte, die niemand tellen kon, uit alle landen en volken, van elke stam en taal, opent een hoopvol perspectief. We hoorden uit de mond van de oudste: “Dan zullen ze geen honger meer lijden en geen dorst, de zon zal hen niet meer steken, de hitte hen niet bevangen. Het lam midden voor de troon zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen uit hun ogen wissen.” Telkens horen we ‘zullen’ en ‘zal’: een toekomende tijd wordt aangekondigd.
‘Zalig of gelukkig’, zo begint elke zaligspreking. André Choraqui vertaalde dit met ‘en marche’. We interpreteren de zaligsprekingen dan ook graag – en zeker ook terecht - als aansporingen, maar het zijn ook hoopvolle uitspraken. Bijna elke zaligspreking wordt aangevuld met een aankondiging over de hoopvolle toekomende tijd. Het visioen van de ontelbare menigte is een uitwerking van wat Jezus bedoelde met het Rijk Gods. Wat heeft de kerk met deze boodschap gedaan?
In zijn boek Niet zonder hoop schrijft Tomáš Halík dat “de kerk van een gemeenschap van pelgrims veranderd is in een verzekeringsfirma.” De hoopvolle uitspraken werden geprivatiseerd. Hij bedoelt hiermee dat in de christelijke verkondiging de hoop van een gemeenschap, van de menigte in witte gewaden, louter op het individu werd betrokken. In niet mis te verstane woorden zegt hij dat het visioen van het hemelse Jeruzalem werd herleid tot “de belofte van een betrouwbare verzorging van onze individuele ‘ziel’, zodra het deksel van de kist zich boven ons lichaam sluit.”
Voorstellingen over een hiernamaals zijn altijd gewaagd en vaak ongepast. Niemand kwam ooit terug om ons er iets over te vertellen. Hoe zouden wij er dan iets over kunnen weten. We hebben slechts een visioen over een ontelbare menigte in witte gewaden en de belofte dat ze naar de waterbronnen van het leven zal geleid worden. We weten ook wat het betekent opgenomen te zijn in een gemeenschap. Zo kunnen we een overledene in groep begeleiden naar zijn laatste rustplaats. De kritiek van Halík op de geïndividualiseerde hoop, sluit aan bij het pleidooi om begrafenisrituelen in de brede gemeenschap in ere te houden. Wij zijn een gemeenschap van pelgrims, samen op weg, verbonden tot over de dood. Met het lied “Laat niet verloren gaan” gedenken we allen die ons ontvielen. Hun namen blijven in ons hart.
Lied 415: Laat niet verloren gaan
Offerande
Bij de offergang brengen we gewoonlijk een kaarsje naar het altaar. Vandaag plaatsen we ons kaarsje achteraan bij het schrijn met de poppetjes.
Muziek: Fauré, Pie Jesu
Lied 149: Oergebaar
Tafelgebed 164 Gij die de stomgeslagen mond verstaat
Communie
Muziek: Andante uit eerste strijkkwartet van Tsjaikovski
Slotlied
Lied 413: Blijf mij nabij
Gebed
Zegen