240303 Op dood spoor

3e vastenzondag (2024) - Op dood spoor

Rik Nuytten

 

Kruisteken

Welkom in deze viering, in de naam van God onze schepper, Jezus zijn Zoon en onze broeder, en de Heilige Geest die ons inspireert en aanvuurt.

Laten wij de viering beginnen met ons vaste “vastenlied” nr. 310. Trek door ons heen een stroom van genade.

 

Lied 319 Woestijnlied

Verwelkoming

Beste mensen, 

Wij zijn ondertussen de derde zondag van de vasten. Nadat Frank de eerste zondag een warme oproep gedaan had om samen te werken voor rechtvaardigheid, het thema van Broederlijk delen, had Marcel het verleden week over “God zal voorzien voor de mens”. Voor deze zondag hebben de samenstellers van de liturgische kalender mij serieus op het verkeerde been gezet. Het was moeilijk om een eenheid in de teksten te vinden.

En toch zit een lijn in de keuze die de liturgische commissie in Rome heeft gemaakt. Gedurende de vastenlezingen van de B-cyclus staat in de evangelies het thema ‘verrijzenis’ centraal. Dus na de bekoringen in de woestijn, komt het verhaal van de verheerlijking op Tabor, en vandaag de tempeluitdrijving met de uitspraak ‘breek deze tempel af en in 3 dagen zal hij worden opgebouwd’. Daarna komt het gesprek met Nikodemus en het opnieuw geboren worden en de zondag erna het thema van de graankorrel in de aarde. Dat alles draait rond verrijzenis. In de eerste lezingen van de B-cyclus (uit het oude testament) gaat het om het groeiend verbond tussen God en het volk. Dus eerst de zondvloed, dan het offer van Isaak, dan de 10 geboden, dan Cyrus die als een Messias het volk laat terugkeren en tenslotte de tekst over ‘een nieuw verbond’. Het is soms moeilijk om de twee lijnen bij elkaar te krijgen.

Vandaag zou ik twee van de drie voorgeschreven lezingen willen gebruiken, om op deze thema’s wat dieper in te gaan. De eerst lezing kennen we als de tien geboden, en de tweede lezing gaat zoals gezegd over de tempeluitdrijving, waar de clou van het verhaal weer helemaal op het einde zit.

Laten wij eerst de dienst openen met het lied 102.

Lied 102 Opening van de dienst

Openingsgebed  

Ongeziene, onnoembare God van alle leven,
opdat wij niet eigenzinnig onze wegen gaan 

en vastlopen in het leven,
hebt Gij ons uw wet, 

uw tien woorden ten leven, gegeven.


Mogen zij als lichtgevende bakens zijn voor onderweg,
als richtingswijzers in uw ruimte, 

waar er volop levenskansen zijn

voor alle mensen en alle volkeren. 

Mogen wij door het erkennen van grenzen
groeien in eerbied 

voor alles wat heilig is

in uw en onze ogen.
Wij vragen het u in Jezus’ naam. 

                                               Map Broederlijk delen 2009

 

Inleiding op de eerste lezing


Ik vond een interessante duiding van de tien woorden bij Vandana Shiva, een vooraanstaande wetenschapster en een bekende mensenrechten- en milieuactiviste in India.

  • “Allereerst moeten we opnieuw het heilige erkennen, wat fundamenteel neerkomt op het erkennen van grenzen. Heilig betekent: overschrijd deze grenzen niet. 
    Het heilige woud is het woud dat zegt: ‘Kap mijn bomen niet’. 
    De heilige vijver die zegt: ‘Vervuil mijn water niet’. 
    Het heilige zaad dat zegt: ‘Zet geen prijs op mij, ik ben een geschenk.’
    Grenzen stellen aan de menselijke gulzigheid is zonder twijfel een deel van de spiritualiteit die we nodig hebben. We moeten opnieuw leren neen te zeggen.’
  • Dat is precies wat de tien geboden, de ‘tien Woorden van God’ doen: ze beschermen iets heiligs, trekken de lijn tussen wat menselijk is en wat niet. De tien Woorden stellen de waardigheid van de mens absoluut: dit is Heilige Grond. 
    Als je hieraan raakt, raak je aan God, de Heilige. Daarom begint de afkondiging van die ‘tien Woorden’ met de verkondiging van de naam van God: ‘Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd’.
  • Er moeten grenzen zijn, grenzen aan onze hebzucht, grenzen aan de ongebreidelde consumptie, grenzen die bewaken wat ons heilig is: de schepping, de menselijke waardigheid.
    Eigenlijk hebben wij, mensen van vandaag, al met scha en schande ervaren dat grenzeloos nemen niet méér geeft, maar juist minder. We weten het, maar geloven we het ook echt?

Na de lezing en na het evangelie zingen wij de acclamatie 373

Eerste lezing 

God gaf de Israëlieten de volgende belangrijke regels.

Hij zei: ‘Ik ben de Heer, jullie God. Ik heb jullie uit Egypte weggehaald, en bevrijd uit de slavernij.

Vereer geen andere goden. Vereer alleen mij.

Maak geen beeld van een mens, of van een dier dat in de lucht, op het land of in het water leeft. Je mag geen beelden vereren of ervoor knielen. Want ik, de Heer, ben jullie God. Ik wil niet dat jullie andere goden dienen.

Als iemand mij ontrouw is en andere goden gaat dienen, zal ik hem straffen. Dan straf ik hem en ook zijn nakomelingen, tot en met de vierde generatie. Maar als iemand mij liefheeft en zich aan mijn regels houdt, zal ik goed voor hem zijn. Ik zal ook goed zijn voor zijn nakomelingen, zelfs voor de duizendste generatie.

Spreek mijn naam niet zomaar uit, zonder nadenken. Als iemand dat toch doet, zal ik hem straffen.

Vier de sabbat, want dat is een bijzondere dag. Zes dagen mogen jullie werken en bezig zijn met alles wat je moet doen. Maar de zevende dag is een dag die voor mij bestemd is. Dan mag je niet werken. Ook je zoon, je dochter, je slaaf en je slavin mogen niet werken. Je dieren mogen niet voor je werken. En ook de vreemdelingen die in jullie steden wonen, mogen niet werken. Ik heb in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat daar leeft. Maar ik rustte op de zevende dag. Daarom heb ik de zevende dag gezegend. Ik heb er een heilige dag van gemaakt.

Heb respect voor je vader en je moeder. Dan zul je lang leven in het land dat ik je zal geven.

Vermoord niemand.

Ga niet vreemd.

Steel niet.

Vertel bij de rechter geen leugens over iemand.

Verlang niet naar iets dat van een ander is. Blijf af van zijn huis, zijn vrouw, zijn slaaf of slavin, zijn koe of zijn ezel, en van al zijn bezit.’

Acclamatie 373 Dit ene weten wij

Evangelie

Joh. 2,13-25

Kort voor het Joodse pesachfeest reisde Jezus naar Jeruzalem. Daar trof Hij op het tempelplein de handelaars in runderen, schapen en duiven aan, en de geldwisselaars die daar altijd zaten. Hij maakte een zweep van touw en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen. Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond, gooide hun tafels omver en riep tegen de duivenverkopers: ‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’ Zijn leerlingen dachten aan wat er geschreven staat: ‘De hartstocht voor uw huis zal Mij verteren.’ Maar de Joden vroegen: ‘Met welk teken kunt U bewijzen dat U dit mag doen?’ Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ ‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,’ zeiden de Joden, ‘en U wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’ Maar Hij sprak over de tempel van zijn lichaam. Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had.

Toen Jezus op het pesachfeest in Jeruzalem was, kwamen velen tot geloof in zijn naam, omdat ze de tekenen zagen die Hij verrichtte. Maar Jezus had geen vertrouwen in hen, omdat Hij hen allemaal kende. Niemand hoefde Hem iets te vertellen over de mensen, want Hij wist wat er in een mens omgaat.

Acclamatie 373 Dit ene weten wij

 

Commentaar

Het verhaal van de tempelreiniging spreekt tot de verbeelding. 

Het verhaal is zo levendig beschreven dat je het je zonder moeite kunt voorstellen. Wat vooral frappeert is het ongekend heftige optreden van Jezus. Dat verwacht je niet. Zó hadden ook de leerlingen Hem nog niet gezien. Ze moesten echter wel meteen denken aan een vers uit Psalm 69: “De ijver voor uw huis zal mij verteren.”  Wat hier gebeurt heeft dus een heilshistorische betekenis. Dit overstijgt de zichtbare realiteit. Hier gaat het over de glorie van God en het heil van de mens waarvoor Jezus in de wereld is gekomen. Deze tekst staat in het licht van de verrijzenis, de rode draad door de lezingen in deze cyclus van de vasten.

Deze gebeurtenis wordt door Johannes opvallend aan het begin van het openbare leven van Jezus geplaatst. Direct na de bruiloft van Kana. Opvallend, omdat de overige evangelisten de reiniging van de tempel juist aan het einde van Jezus’ leven situeren, vlak voor zijn lijden, na de feestelijke intocht in Jeruzalem. Historisch lijkt dat ook logischer. 

Als Johannes dit bij de aanvang van het optreden van Jezus vertelt wil hij ons kennelijk een sleutel in handen geven waarmee we al hetgeen in zijn evangelie volgt moeten ontsluiten. Waar de bruiloft van Kana een zinnebeeld is voor de menswording van de Zoon van God, daar doemt in het beeld van het verdrijven van de handelaars uit de tempel de dood en verrijzenis van Jezus op. Van meet af aan wordt Jezus door Johannes al voorgesteld als degene die gekomen is om de mensen te bevrijden. 

Dat verband wordt ook gesuggereerd door de openingszin van deze perikoop: “Het paasfeest van de Joden was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem.”

Wat stoort Jezus dan zo erg?  Dat de handelaars de Wet (de Thora), de tien geboden, verkeerd interpreteren.  Voor Jezus is het volbrengen van die gezaghebbende Wet een manier om God te ontmoeten, om de liefde voor God te tonen.  De verkopers op de markt slaan de bal mis als ze denken dat je voor een prijsje kan onderhandelen met God; de ene verkiest een duif, de andere een schaap als offer.  Maar God is niet te koop.  Daar zouden enkel de woorden van God mogen klinken, woorden die de vrijheid van mensen beogen.

Dit spoort met een preek van meister Eckhardt over de tempelreiniging, waarin hij zegt: “Zie, kooplui zijn al degenen die zich hoeden voor grove zonden en die graag goede mensen zouden zijn en hun werken ter ere Gods doen, zoals vasten, waken, bidden en dergelijke meer; het zijn allerlei goede werken, maar zij doen ze toch hierom dat onze Heer hen daarvoor iets zou terugdoen, of hen iets zou geven wat hun lief is: Het zijn allemaal kooplui. Dit is in grove zin te verstaan, want zij willen het ene voor het andere geven en aldus loven en bieden met onze Heer. Bij zo’n handel komen zij bedrogen uit. Want al gaven zij ter wille Gods alles weg wat ze bezitten, wat ze kunnen bereiken en alles wat ze hebben, en al deden zij ter wille Gods totaal alles, dan nog zou God hun helemaal niets verplicht zijn te geven of te doen, of het moest zijn dat hij het vrijwillig en om niets wilde doen. Want wat ze zijn, zijn ze door God en wat ze hebben, hebben ze van God, en niet van zichzelf. Daarom is God hun voor hun werken en hun gaven niets schuldig, of het moet zijn dat hij het vrijwillig wil doen uit zijn genade en niet vanwege hun werken of hun gaven.”

Eckhardt is kritisch, uitdagend in zijn spreken. Vasten, waken, bidden, goede werken doen, het loont niet, zegt hij. God is je niets verschuldigd. Je kunt God niet omkopen met goede werken. Alles wat je bent, wat je kunt, heb je ontvangen uit Gods hand! Eckhardt houdt je een spiegel voor. Hij doet je beseffen dat wat je bent, je door God bent! Wat je bent, wat je doet, ben je en doe je door Hem en voor Hem.

Op hun weg naar bevrijding en ook later, hebben mensen nood aan goede leefregels die de juiste richting aangeven en zorgen voor evenwicht.  We kennen deze als 'de Tien Geboden'.  Veel inkt is over de strengheid van die geboden gevloeid als een bindend contract waaraan ieder mens zich dient te houden.  Toch zijn het Woorden die bevrijden, wegwijzers naar een evenwichtige samenleving.      

Jezus kende die Woorden ook.  Maar, terugkomend op het evangelie,  de aanwezigen verweren zich en vragen naar bewijzen, een teken aan de hand waarvan duidelijk wordt met welke macht Jezus iedereen in de Tempel wegjaagt.  Het antwoord van Jezus maakt hen nog meer van streek.  Zijn Lichaam is de ware Tempel.     

Een herkenbare situatie? Soms snakken wij ook naar een tastbaar bewijs in ons geloof.  Waarom kan God ons geen duidelijk teken geven?  Dat zou alles toch veel gemakkelijker maken.  Toch hangt ons geloof niet af van 'bewijzen'.  Geloven is op één of andere manier de sprong wagen, zich overgeven aan de Andere maar bovenal vertrouwen op zijn Liefde en Aanwezigheid voorbij het tastbare.

Je kan dus geen koopje sluiten met God: Als ik dit doe, verlang ik dat van jou. En er zijn grenzen aan wat wij als mensen kunnen en mogen.

Het niet respecteren van grenzen verklaart voor een deel waarom er geen klimaatgerechtigheid is, dat er ondraaglijk onrecht en ongelijkheid is in de wereld. Ik vind dat de lezingen van vandaag ons helpen op de juiste weg te komen: aandacht voor de andere, aandacht voor grenzen. Je kan de zegen van God niet kopen in een transactie, maar het rijk van God komt door er zelf aan te werken, en rechtvaardig om te gaan met iedereen rondom ons, hier dichtbij en in het verre zuiden.

Laten wij in deze geest de viering verderzetten.

Amen.

Stilte

 

Offerande – Kaarsjes

Lied 149

Grote dankgebed 162       Tafelgebed- In de veertigdagentijd

Onze vader

Slotgebed 

Wij die met eigen ogen
De aarde zien verscheurd
Maar blind en onmeedogend
Ontkennen wat gebeurt
Dat oorlog is geboden
En vrede niet mag zijn,
Dat mensen mensen doden
Dat wij die mensen zijn.
Wij die nog mogen leven
Van hoop en vrees vervuld,
Aan machten prijsgegeven
Aan meer dan eigen schuld,
Wij die God weet hoe verder
Tot hiertoe zijn gespaard,
Dat wij toch nooit erkennen
Het recht van vuur en zwaard.
Dat wij toch niet vergeten
Waartoe wij zijn gemaakt,
Dat diep in ons geweten
Opnieuw het licht ontwaakt,
Dat in ons wordt herschapen
De geest die overleeft,
Dat onze lieve aarde 
Nog kans op redding heeft.   
                                               Huub Oosterhuis: Gezongen liedboek, p. 374

Slotlied 564 Gehoord van mensen (Zij die stom zijn)

 

Zending en zegen (Marcel)

Contactinformatie

©2005-2024 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.