Boekbespreking: ‘Van ambt tot voorganger - Voorbij de crisis in de kerk?’ - Daniël R. Leroy
door Mark Cornelis
verschenen in de e-Bubbels van 9/08/2024
Na een voorwoord door Rik Devillé wordt reeds in de inleiding de toon gezet. Ziehier reeds enkele zinnen daaruit: "Het is duidelijk dat een klerikaal en autocratisch geleide kerk, die vrouwen en gehuwden discrimineert en hen van kerkelijke en leidinggevende functies uitsluit, voor mondige mensen onaanvaardbaar is. Wil het christendom in onze geseculariseerde wereld overleven en opnieuw betekenis krijgen, dan is kerkopbouw van onderuit noodzakelijk. De komende jaren hebben levende, kleine of grotere lokale gemeenschappen van overtuigde christenen, de kans om modellen te leveren voor de toekomst".
In het eerste hoofdstuk 'Kerk in crisis' worden het gebrek aan priesters, de lege kerken en binnenkerkelijke oorzaken vernoemd: "Een ervan is de nog steeds bestaande angst om mythische geloofsformuleringen en de ermee corresponderende godsbeelden los te laten. De intellectuele verkramping waarmee sommigen vasthouden aan de letterlijke interpretatie van Bijbelse verhalen en dogmatische uitspraken (hét voorbeeld is de Romeinse catechismus) deed en doet velen zeggen: wat willen ze ons toch nog altijd wijsmaken?"
In het tweede hoofdstuk 'Structuurhervorming als antwoord?' wordt - na enkele woorden over 'overtollige kerken' - het plan 'de pastorale eenheid' uiteengezet: "Overal wordt vastgesteld dat het vanzelfsprekende sociologische katholicisme reeds vele decennia achter ons ligt en de kerk in Vlaanderen niet langer 'bodembedekkend' kan aanwezig zijn. Daardoor is de herstructurering van pastorale werkplekken en van het personeel noodzakelijk. De vroegere parochies werden te klein om een 'volledig pastoraal aanbod' te garanderen. Dat kan in de toekomst alleen in een grotere pastorale eenheid". Op vele plaatsen verdwijnt de zondagsviering. De gelovigen, die het actiefst bij het kerkleven betrokken zijn, voelen zich onbehaaglijk. Voor de priester, die een centrumparochie of een dekenaat moet leiden, wordt dit zwaar werk. De vraag wordt gesteld: ‘Priesterkerk als toekomst?’
In het derde hoofdstuk worden 'Kritische beschouwingen' gesteld over de effecten van die veranderingsstrategie en het doel van de nieuwe structuur en over de kerk als instituut. En op de vraag: "Is de beste oplossing gekozen?" is het antwoord negatief. Vooral de kerk als instituut krijgt veel kritiek: "De 'éne, heilige, katholieke en apostolische' kerk werd verward met de 'eenvormige, juridische, Roomse en pauselijke' kerk. De trouw daaraan was groter dan aan de 'schapen zonder herder' in het eigen bisdom".
In het vierde hoofdstuk 'Hiërarchisch en sacraal' staat: "De huidige gestalte van de katholieke kerk en het hiërarchisch ambt zijn het resultaat van eeuwenlange ontwikkelingen. Niets ervan valt rechtstreeks uit het Nieuwe Testament af te leiden". Dus ook geen 'priester'. Het Edict van Milaan, door keizer Constantijn (306-337) in 313 uitgevaardigd, was een verademing na de vervolgingen door Diocletianus. Die macht veranderde de rol en het zelfbeeld van de kerkleiding, die de kerk nu ziet als een 'gehiërarchiseerde organisatie' naar het model van het Rijk. In het Oude Testament en bij de Joden waren de 'priesters sacrale ambtenaren'. In 380 verhief keizer Theodosius het christendom tot staatsgodsdienst. Bisschoppen en priesters werden 'sacrale staatsambtenaren'.
In het vijfde hoofdstuk 'Kerk: Lichaam van Christus' staat: "In de gemeenschap van gelovigen werkt Jezus' Geest. Daarom is de gemeente het werkzame 'Lichaam van Christus' en het 'huis van de Heer' (kuriakon, verbasterd tot 'kerk'). Na Vaticanum I (1870) is het centralisme in de kerk nog toegenomen. Vaticanum II (1962-1965) bracht met de 'dogmatische constitutie over de kerk' (Lumen Gentium) een tekst over het mysterie van de kerk, waarin alle gedoopten als gelijkwaardige kerkleden van het Godsvolk worden gezien. Zij delen weliswaar 'op eigen wijze' in het 'profetische, priesterlijke en koninklijke priesterschap' van Christus en dragen door hun specifieke charisma bij tot de bevrijding van alle mensen en tot het heilswerk van de kerk". Over die 'eigen wijze' is in het Nieuwe Testament niets te vinden. En de hiërarchie behoudt zich het recht voor die 'eigen wijze' te bepalen. "In het reële bestaan als gemeenschap komt het concrete 'Lichaam van Christus' tot stand en niet in de bovennatuurlijke gebedskracht van de priester". De hele kerk is 'priesterlijk Godsvolk'.
In het zesde hoofdstuk 'Naar vandaag' wil men een 'uitweg' vinden. Paus Franciscus heeft de synode 'de kerk op haar best' genoemd en hij bepleitte nadrukkelijk de synodale organisatie op àlle niveaus van de kerk. Gods Geest inspireert kerkleden zodat de nodige functies ontstaan om altijd opnieuw 'volk Gods' of 'het éne Lichaam van Christus' te worden. "Die 'gaven, diensten en werken' zijn erop gericht ons de werkzame Aanwezigheid van Jezus Christus in onze mensenwereld te laten ervaren. Zo ontmoeten wij God. (...) De 'eigen wijze' waarop 'gaven, diensten en werken' aan het algemene priesterschap deelhebben steunt niet op een a priori verschil 'in essentie en graad' met dat van het Godsvolk als geheel. Die 'eigen wijze' komt
a posteriori tot stand als gevolg van onze menselijke, sociale conditie. Het 'priesterlijk volk' stelt leden 'van' de groep die geschikt blijken, aan in een rol of positie 'tegenover' de groep". En wij vertrouwen op Jezus' woord: 'Waar er twee of drie verenigd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in hun midden' (Mt. 18, 20).
In het zevende hoofdstuk 'Kerk met het oog op het Rijk Gods' worden volgende vijf onderwerpen kort behandeld: de traditie, een democratische organisatie?, een voorbeeldige organisatie?, gelovigen met gaven, diensten en werken, de apostolische traditie: een gekozen bisschop als garant van de eenheid. De kerk is geen democratie in de zin waarin Westerse rechtsstaten dat zijn. "Maar het concept is verhelderend voor zover 'democratisch' de tegenstelling met het hiërarchische, laat-feodale en monarchistische Vaticaan en het kerkelijk recht in het licht stelt. En de kerk is ook democratisch in de zin dat ze moet gericht zijn op het heil van allen, ook van niet gelovigen". In een goede organisatie zijn 'communicatie en subsidiariteit' van belang. Eenheid in verscheidenheid. Een verkozen bisschop (m/v) roept namens de kerk mensen tot de vele functies, die afhankelijk van de noden, te vervullen zijn. Niets zegt dat dit een levenslang mandaat hoeft te zijn. "Niet het ambtelijk priesterschap, maar heiligen en mystici (leraren, herders en profeten) vormen de inspiratiebron van de kerk".
In het achtste hoofdstuk 'En ondertussen?' zijn de eerste zinnen: "Nee, de hier uitgeschreven visie over kerk en ambt zal morgen niet meteen gerealiseerd zijn. Maar het is mijn diepste overtuiging dat een kerk met een autocratische, ambtelijke hiërarchie die zich in 'essentie en graad' boven de andere gelovigen verheven acht, in West-Europa geen enkele toekomst heeft". Dat volwassen christenen "het recht hebben om als kerkgroep te blijven bestaan, samen eucharistie te vieren - ook zonder 'gewijde' - is christelijke evidentie". "Wij zijn de kerk". De reeds bestaande zelfstandige kerkgroepen hebben zich niet van de katholieke kerk afgekeerd. Zijn kerkleiders "bereid de sacramentaliteit van die kerkvormen te onderkennen en er Gods Geest, lichaam van Christus, in te erkennen?" "De alles-of-niets-priester moet vervangen worden door een veelvormigheid van kerkelijk gemandateerde voorgangers, vrouwen en mannen, gehuwden en ongehuwden, beperkt in tijd en ruimte en vernieuwbaar". "In West-Europa zal de kerk uit overzichtelijke, zichzelf dragende gemeenten bestaan of verdwijnen".
Uitgegeven in persoonlijk beheer – 128 bladzijden
Adres: Arthur Verhaegenstraat 15, 9000 Gent
e-post: