34e zondag (2024) Verbondenheid
Marcel Braekers
Openingszang 101 Heerlijk is het te loven de Heer
Begroeting
Vandaag is het de laatste zondag van het kerkelijke jaar en viert men in de liturgie het feest van Christus als koning van het heelal. Maar als geruststelling wordt er onmiddellijk aan toegevoegd “dat zijn rijk niet van deze wereld is”. Oef, want we hebben al genoeg heersers die denken dat heel de wereld hen toebehoort. Ik had echter de idee dat in deze tijd over Jezus als koning spreken helemaal niet op zijn plaats is. Maar ik liep al lang met de gedachte om een viering rond het thema verbondenheid op te stellen, omdat ik vind dat dit één van de belangrijkste uitdagingen van deze tijd is. De vroegere samenhang van een dorpsgemeenschap, van een parochie of vereniging is weg. Mensen leven als losse monaden hoogstens met enkele vrienden of kleine familie verbonden waardoor ze erg kwetsbaar zijn. De vraag is daarom of er ook een ander soort verbondenheid bestaat waarbij men niet alleen een toevallige voorbijganger of buur begroet, maar leeft vanuit een diepere band. Daarover gaat ook het lied dat we zullen zingen: een hoge berg waar alle volkeren naar toe trekken.
Lied 393 ‘in het laatste van de dagen’
Gebed
Waar nog uw schepping zucht en wacht
Tot Gij voltooit wat Gij begonnen zijt,
Geef dat wij leven nu al met ons hart bij U.
Beziel ons met het visioen:
Hemel en aarde nieuw, een thuis alom voor wie zoeken
En brood genoeg voor wie nog hongeren.
Beziel ons, dat wij wachters zijn
Van heel uw goede schepping,
Waakzaam, bereid de tekenen te kennen.
Wij openen ons hart voor U
Opdat uw Geest kan dalen en worden
Tot onze eigen adem. (S. de Vries, Bij gelegenheid I p. 191)
De moeder de vrouw
Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
Die elkaar vroeger schenen te vermijden,
Worden weer buren. Een minuut of tien
Dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee gedronken,
Mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd –
Laat mij daar midden uit de oneindigheid
Een stem vernemen dat mijn oren klonken.
Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
Kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer,
En wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij. Zijn hand zal u bewaren.
Martinus Nijhoff, verzamelde gedichten p. 212
Commentaar
Martinus Nijhoff is een dichter die mij erg dierbaar is. En dit gedicht vind ik zo bijzonder omdat het vertelt over verbondenheid. Het begint heel onschuldig: er was een nieuwe brug gelegd waardoor twee gemeenschappen weer contact met elkaar kregen. Nijhoff zet zich langs de kant om te genieten van het uitzicht. Maar dan gebeurt dat onverwachte: een schip vaart onder de brug door met aan het roer een vrouw die zingt. Niet zomaar iets, maar psalmen. En Nijhoff is diep ontroert, want de vrouw roept herinneringen op aan zijn moeder die dikwijls zong. Niet zomaar, maar specifiek psalmen.
Zo bouwt Nijhoff een gelaagd vers. De brug, de vrouw (zijn vrouw), zijn moeder, zijn christelijke achtergrond, ze verwijzen naar elkaar en scheppen een verbondenheid die wordt gesmeed in het ritme van het gedicht. Het begint bij het eenvoudig zien van wat mensen maken en gaat als in een spiraal dieper en dieper via de vrouw, zijn eigen vrouw, en zijn moeder naar de wortels van zijn traditie: het christendom waar psalmen zo belangrijk zijn. Nijhoff beschrijft een moment van diepe verbondenheid. En daarmee ben ik helemaal bij het thema van deze zondag belandt. Want naar mijn mening leven wij, westerlingen, in een wereld die niet of nauwelijks samenhangt, beheerst door een neo-liberaal systeem waarin diepe verbondenheid ver zoek is. Liberale politici pleiten ervoor om alle publieke religieuze manifestaties af te schaffen, het is immers een privé-aangelegenheid. Dit soort isolatie begint ze echter overal te wreken.
Nog maar vorig weekend kregen we berichten dat in Peer een illegale rave plaats had waarbij feestvierders gedurende een weekend zichzelf verliezen in dans, geholpen door drank en drugs. Het doet veel mensen de neus ophalen voor wat daar gebeurt, maar voor mij is het een symptoom van een veel dieper probleem. Ik begrijp het als een niet zo gelukkige poging om uit zichzelf te kunnen treden en zich helemaal te verliezen in iets dat ongrijpbaar is. Maar is dat ook niet het probleem van ons allemaal? Is het dom of naïef om zich af te vragen of we voor deze mensen ook een alternatief kunnen vinden? Wat ik mij bezorgd afvraag is of we een verbondenheid kunnen oproepen die verder gaat dan elkaar een goede dag wensen, een verbondenheid waarbij je niet elkaars hand moet vasthouden om ze te voelen, een verbondenheid die zo sterk is dat ze een alleenstaande even goed meeneemt als de leden van een groot gezin. Buurtfeesten zijn belangrijk om elkaar te leren kennen, maar het blijft oppervlakkig als er geen diepere band ontstaat, een soort van groepsidentiteit met een krachtig cement als binding.
In dat opzicht heeft het christendom iets waardevol te bieden. Niet om iedereen tot christen om te dopen, maar diep verborgen achter de riten en symbolen leeft een utopie die over de grenzen van dat christendom reikt. In de diepste kern van het christendom zit een plaats van ontgrenzing, van alle eigenheid achter zich laten om zich over te geven aan het Onnoembare. Voorbij de belijdenissen, de rituelen, de leer en het zekere weten is er een intuïtief besef van verbondenheid, van geven en ontvangen waarbij iedereen welkom is en we ieder ander begroeten als broer en zus. Want alles wat we zijn of denken te hebben is een geschenk dat ons niet toebehoort, maar uitnodigt om verder te geven. Misschien is dat de diepste boodschap die Jezus bracht. En misschien kunnen we Hem niet beter eren dan ons op deze laatste zondag van het jaar daarover te bezinnen.
Lied 556 waarom wanneer uit welke luchtlaag
Openbaring 21, 1-4; 22,1-5
Groot dankgebed 151 + slot 181
Na de communie 196 Met vrede gegroet en gezegend met licht - Zegening