• dinsdag 24 december 2024: Kerstviering in Filosofenfontein om 21 uur
  • woensdag 25 december 2024: Geen viering in Filosofenfontein om 10u30

Voor de meest recente zondagsvieringen Klik hier

241117 “Dit ene weten wij en aan dit één houden wij ons vast…”

33e zondag (2024) “Dit ene weten wij en aan dit één houden wij ons vast…”  (H. Roland Holst)

Jef Schoenaerts

Welkom en aankondiging openingslied

Laten we god die hier op ons wacht in ons hart verwelkomen, 
Hij die is: Vader, Zoon en heiligende Geest.  Amen.
Deze viering handelt over het zoeken naar hoop in bange tijden en meteen ook hoe we daar als christen kunnen mee omgaan.   Geeft ons geloof ons houvast, is het voor ons een krachtbron?  Biedt het ons een vorm van wéten waardoor we het leven in zijn volle gave en tegelijk in zijn volle uitdaging kunnen opnemen?  Kunnen wij ons geloof – hoe zoekend het ook mag zijn – voor onszelf verwoorden?   Kunnen we het ook als gemeenschap met overtuiging uitspreken?
Eigenlijk spreken wij hier elke zondag meerdere keren ons geloof uit al noemen we dat vaak zo niet.  Want in feite is elk lied dat we zingen doortrokken van geloof,  ademt het geloofsbelijdenis.  
Kan je bijvoorbeeld sterker je vertrouwen in God uitspreken dan wanneer je zingt: er is “geen ander licht, geen andere kracht, geen ander vuur,…”  dan jij,  mijn god.?  
Laten we dan zingen “Zo’n God zijt Gij, een levende nabije”  (we staan daarbij recht)

 

Openingslied “Geproefd, geleefd, herkend” (575)

Inleiding

Vandaag lezen we een deel uit de eschatalogische rede van Jezus bij Marcus.  Wellicht heeft de eigen levenssituatie van de evangelist en van de gemeente waarvoor hij schrijft, een forse stempel gedrukt op dit hoofdstuk 13. Want als hij rond het jaar 70 zijn evangelie schrijft, hebben de Romeinen de tempel in Jeruzalem compleet verwoest en de vele verzetsbewegingen in Israël uitgeroeid.   Ook in Rome houden ze met vervolgingen lelijk huis bij de christengemeenschappen.  Veel christenen vragen zich af: zal deze horror ooit stoppen?  Waar vinden we hoop om verder te gaan?...

De teneur van de evangelietekst van vandaag klinkt ons vertrouwd in de oren.  Ook wij leven in turbulente tijden…  Wat gisteren nog onbetwiste zekerheid was, is vandaag twijfelachtig, waar gisteren de wereld nog als veilig werd ervaren, is het huidig maatschappelijk klimaat onheilspellend.  Er heerst een apocalyptisch levensgevoel.   Ook bij ons leeft de vraag: waar vinden we hoop om verder te gaan?...

Laten we ons bij het begin van deze viering aansluiten bij de mensen hier bij ons die leven zonder uitzicht, bij mensen die machteloos de oorlog ondergaan, bij mensen die leven in armoede en onderdrukking.  En laten we bidden om vrede, om wijsheid, om zegen, om adem.

Lied “Wij vragen U om vrede” (574)

Gebed

Onnoembare en Nabije,

Ontheemd dolen wij rond in onze wereld:
     als oorlog woedt en onrecht de bovenhand haalt,
     als ongelijkheid mensen in armoede duwt,
     als wij uw schepping schenden en onszelf ten gronde richten,
     als er geen draagvlak meer is voor ons gemeenschappelijk huis.
Troostend is dan de gedachte 
     dat Gij U met deze geschonden wereld hebt verbonden.
Troostend zijn dan de woorden van uw zoon:
     “Hemel en aarde zullen verdwijnen maar mijn woorden zullen nooit       
      verdwijnen.”  
Geef dat wij uw zoon beluisteren
     opdat niet moedeloosheid maar geloof ons leven beheerst,
     opdat niet angst maar hoop op toekomst het wint in ons hart,
     opdat we zouden leven van het Woord dat eeuwiglijk zal duren.
Amen.

Evangelie: Marcus 13,24-32  

voorafgegaan en gevolgd door  de acclamatie “Dit ene weten wij…” (lied 373)

“Dit ene weten wij 
en aan dit één houden wij ons vast in de duistere uren:
er is een Woord dat eeuwiglijk zal duren
en wie ’t verstaat, die is niet meer alleen.”

Homilie

Leven in tijden van grote veranderingen en onzekerheid, omgaan met gevoelens van onmacht, angst of wanhoop die daarmee gepaard gaan: het is een aanvoelen dat in veel tijdsgewrichten overheerst.  Denk maar hoe in de eerste helft van de 20ste eeuw de maatschappij gedomineerd werd door een wereldwijde economische crisis en door fundamentele bedreigingen van de  democratie?  Of aan de periode van de Koude Oorlog nadien en niet in het minst aan onze eigen woelige eigen tijd waarin zowat alles kantelt en veranderd.   Hoe je daarmee omgaat, vind je in vele varianten.

Je kan je kop in het zand steken en weigeren de actualiteit nog te laten binnenkomen.  Daarom volgen steeds meer mensen vandaag nog nauwelijks het nieuws uit angst voor de horror die de beelden en het ruwe  taalgebruik elke dag brengen en de hulpeloosheid die ze daarbij voelen.

Je kan je ook verschuilen in een fictieve realiteit.  De film “La vita è bella” was daar een prachtige illustratie van.   Een Italiaans-Joodse man wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog samen met zijn zoon afgevoerd naar het concentratiekamp.  Om zijn zoon te beschermen voor de gruwel, plaatst hij het kampleven in het teken van een wedstrijd: wie best het geweld in al zijn vormen kan doorstaan, wordt op het eind de winnaar.   Het motto van deze houding is: maak je eigen bubbel tot een leefbare context.

Je kan ook in verzet gaan.  Een bekend voorbeeld daarvan is Henriette Roland Holst  Zij was een maatschappelijke activist in de woelige eerste helft van de 20ste eeuw.   Daarin zette ze zich – als overtuigd socialist/communist - in voor de ontvoogding van de arbeidersklasse.   Ze schreef ook poëzie met een sterk religieuze inslag.    Uit die sfeer kennen we van haar het gedicht “De zachte krachten zullen zeker winnen…”.   Die zachte kracht waarin zij houvast en steun vindt om recht en humaniteit uiteindelijk te laten zegevieren  is de kracht van de liefde.   De liefde als tegenkracht tegen de krachten van de duisternis: hoe naief kan je zijn.   Tenzij je door je inzet en je levensdoelen die optie ook kracht bijzet.   Roland Holst heeft dat alvast gedaan door het radicaal maatschappelijk engagement waarmee de dichter aan die liefde vorm gaf.

Ook in een ander gedicht verwoordt Roland Holst haar geloof in de toekomst.   Vooral de laatste versregels van dit gedicht zijn bekend  omdat ze op muziek uitgegroeid zijn tot een krachtig lied dat we bij het evangelie hebben gezongen:

“Dit ene weten wij 
en aan dit één houden wij ons vast in de duistere uren: 
er is een Woord dat eeuwiglijk zal duren, 
en wie ’t verstaat, die is niet meer alleen.” 

In tijden waarin iedereen het noorden kwijt raakt, spreekt de dichter over “wéten”, een woord dat diametraal ingaat tegen de onzekerheid, de onwetendheid.   En in één zin geeft de dichter aan hoe uitgepuurd haar “weten” wel is: hoe duister ook haar leven, het kan geleefd worden door het houvast dat ze vindt in “…het Woord dat eeuwiglijk zal duren – het “Woord” met hoofdletter.  Hoé Roland Holst dit “Woord”, haar krachtbron, verstaat en invult, zegt ze niet.  We komen niet te weten hoe ze haar god ziet, hoe ze hem ervaart, hoe ze hem hoopt, waardoor hij de ene zekerheid in haar leven is geworden.  Misschien beseft de dichter dat ze dit niet kán invullen voor anderen.

Dit korte gedicht van Roland Holst kwam spontaan in mij op bij één vers uit de evangelietekst.  Jezus zegt middenin het oproepen van de horror van het apocalyptisch geweld: “Hemel en aarde zullen verdwijnen maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.”  “Mijn woorden”, laat Jezus verstaan, zullen nooit verdwijnen, ze kunnen grond van leven zijn. En uit heel zijn levensweg kunnen we afleiden dat god zelf zich in Jezus wil openbaren als ijkpunt en krachtbron: het Woord is vlees-en-bloed geworden  

Met die boodschap ligt de bal weer in ons kamp.   De echte kracht, het “weten” van Jezus’ boodschap vraagt van ieder van ons een eigen omgang met deze boodschap. Net zoals Roland Holst vraagt het van ons een uitpuren van dat “weten”.   Hoe zie, hoe ervaar, hoe hoop ik god waardoor hij “dit ene”, de ene zekerheid kan worden in mijn leven.   En opdat het Woord ook vlees-en-bloed zou worden in ons eigen leven klinkt de vraag:  hoe belijd ikzelf god?  Waarin ligt mijn eigen vertrouwen in hem? Waarop is mijn geloof gebouwd?

Binnen de werkgroep liturgie is de voorbije jaren nagedacht over het al dan niet uitspreken van een geloofsbelijdenis in onze vieringen.  We stelden vragen als: Waarom gebeurde dat bijna nooit meer?   Wat weerhield ons om als gemeenschap ons geloof te belijden?  Waarom krijgen we de officiële geloofsbelijdenis van de kerk nog nauwelijks over onze lippen?  Kan je enkel als individu je geloof belijden of vind je een tekst die je – ook als gemeenschap - ongedwongen kan uitspreken?  

Als uitloper van de lange zoektocht hierover binnen de werkgroep liturgie zijn sinds kort vier geloofsbelijdenissen in onze liedbundel opgenomen. We hopen dat ze voldoende de toetssteen kunnen weerstaan om ze samen uit te spreken, om als gemeenschap te zeggen waarvoor we staan.  We eindigen deze woorddienst met de geloofsbelijdenis die je vindt onder nummer 148 

Moge het een uitnodiging zijn aan ieder van ons om ook zelf te verwoorden hoe we god als krachtbron ervaren in ons eigen leven.

Ik stel voor dat we de tekst eerst in stilte en hem pas daarna samen luidop lezen. 


Geloofsbelijdenis (bundel nr. 148)

Ik geloof wat in alle toonaarden al eeuwen over U is uitgezongen:
     dat Gij de” Onnoembare” en “Nabije” zijt in één
     dat Gij “Liefde” zijt en niet alleen wilt blijven
     dat Gij tegelijk ”Vader” en “Moeder” zijt,
          levensbron van heel de schepping.
Ik geloof wat Gij van in den beginne elke mens hebt ingefluisterd:
     dat Gij mij zoekt nog vóór ik om U roep
     dat mijn kern door Uw intimiteit is aangeraakt
     dat Gij mij in mijn onvolkomenheid 
          altijd weer omarmt.
Ik geloof wat Gij ons in Jezus hebt aangezegd:
     dat Hij beeld is van de mens naar Uw hart
     dat Hij Uw woord is, onomkeerbaar naar ons gesproken
     dat Hij Uw belofte is dat van de liefde niets vergaat.
Ik vertrouw erop 
     dat Uw openbaring zich ook vandaag nog ontvouwt.
Ik vertrouw erop 
     dat Uw Geest ons de weg toont naar 
     de realisatie van Uw koninkrijk.
Ik vertrouw erop
     dat Uw kerk zich steeds weer bekeert 
     om daar dienaar van te zijn.
Ik vertrouw erop 
     dat Uw genade en mededogen 
     ons blijvend vergezellen.
Amen!

Offergang met kaarsjes (met CD The seasons revisited – Ataneres track 14)     Lied “Oergebaar” (149)

Groot dankgebed “Gij die de stomgeslagen mond verstaat…” (164)

Onze Vader 

Communie (met CD Mozart – Piano sonatas CD2 – track 5)

Lied Kleine psalm (851) 

Gebed (idem als openingsgebed)

Zegen

Contactinformatie

©2005-2024 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.