• Voor de meest recente zondagsvieringen Klik hier

Agenda vieringen op Filosofenfontein voor de goede week:
Viering Witte Donderdag om 20 uur
Viering Goede Vrijdag om 20 uur
Paaswake (zaterdagavond) om 21 uur
Géén viering op paasdag!

211205

05 december 2021: 2e zondag van de advent (2021)

Tweede zondag van de Advent  (Lc. 3,1-6)


Jef Schoenaerts

Verwelkoming

Goeiemorgen en welkom in deze viering van de tweede zondag van de advent.
Laten we elkaar begroeten in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Moge de Onnoembare ons in dit uur in liefde en genade nabij zijn.

Vaak openen wij onze viering door elkaar zingend te begroeten en te zegenen met de woorden:” “Gezegend jij, mens hier naast mij en alles wat ons bijeen brengt”. 

Het is niet omdat we niet fysiek samenkomen, het is niet omdat we elkaar enkel via het scherm zien, dat de verbinding met elkaar minder krachtig hoeft te zijn.   Is het voor gelovigen niet een prachtig geschenk dat we mensen ver weg en dichtbij in ons bidden kunnen opnemen en dat we gods zegen over hen kunnen vragen.   Laten we daarom deze viering zingend openen met een gebed tot onze god: “Wees Gij het woord, Gij de stilte”.

En bij dit gebed ontsteken we de tweede kaars van de adventskrans.

Lied “Wees Gij het woord, Gij de stilte”  (139)

Inleiding

Vorige zondag heeft Marcel de toon gezet voor deze adventstijd.  Hij zei toen letterlijk: “Akkoord dat advent een tijd van verwachten en uitzien is, maar veel zal daarbij van jezelf afhangen. God komt niet als een meteoor op aarde, maar als een geschenk waar mensen Hem verwachten.”   Dat de advent geen “áfwachten” is maar iets van ons vraagt, heeft hij toegelicht door uitgebreid in te gaan op het lied “Wakend uitzien” van Kris Gelaude en Arnout Malfliet. 
 
Doorheen dat lied klinkt steeds opnieuw het appel tot actief waken, tot in  beweging komen. Kris verwoordt dat met herhaalde oproepen: “laten we ontbinden wat uit onrecht is ontstaan,…  laten we de vreemde een plaats te geven in ons hart,…  laten we muren slopen.”
 
Laten we het lied opnieuw beluisteren, laten we in de tekst kruipen opdat ons “wakend uitzien” in deze adventstijd moge groeien.

Lied “Wakend uitzien” 219

Advent en actief uitkijken - “bekering” noemen we dat soms - ze horen bij elkaar als eeneiige tweelingen. Doorheen heel de Bijbel klinkt als een mantra in veel bewoordingen en beelden: het onlosmakelijk verband tussen de verwachting van de komst van de Messias en bekering.  

In de lezing van vandaag doet Johannes dat met een citaat uit de profeet Jesaja: “ Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.” De beelden die Johannes daarbij gebruikt, zijn overbekend en sprekend: kloven zullen gedicht worden, heuvels geslecht en wegen geëffend.”   Opdat de Messias een plaats kan vinden onder de mensen, moet er volgens Johannes nogal wat gesloopt worden, slopen niet als destructief handelen  maar als bevrijdend handelen: obstakels wegnemen, remmingen en beklemmingen wegnemen.

Elders in de bijbel ligt de focus niet op het slópen maar op het boúwen.  Bij koning David bijvoorbeeld is dat het geval. Hij ziet hoe Jahweh, de Heer woont in een tent terwijl hijzelf woont in een paleis.  Ontoelaatbaar! vindt hij!  In de plaats van een tent moet er een waardig huis voor Jahweh worden gebouwd waar de Heer kan wonen.

Slopen bij Johannes de Doper en bouwen bij koning David: twee manieren om hetzelfde doel te bereiken: de komst van god onder de mensen voorbereiden.
We laten vandaag de overbekende woorden van Johannes de Doper even rusten om  ons te focussen op het bouwen van een woning door koning David.  
Laten we het eerst stil maken in en rondom ons en bidden…

Gebed

Onnoembare en Nabije,

Gij tekent voor ons een nieuwe wereld uit van solidariteit en vrede.
Gij tekent voor ons de krijtlijnen van uw grote plan voor mens en wereld.
Gij nodigt ons uit om daaraan te werken.
Laat ons dan niet toe dat wij blijven vastzitten in ons eigen wereldje van zelfgenoegzaamheid.
Open onze ogen en laat ons zien hoe wij samen Uw plan handen en voeten kunnen geven.
Open ons hart en laat ons voelen dat Gij voor ons hoop en toekomst zijt
en dat wij samen met U die nieuwe wereld kunnen bereiken.
Amen
                 (Welzijnszorg, liturgiemap)


Koning David wil een huis bouwen voor Jahwe. Zijn motivatie is dat in vergelijking met zijn eigen paleis Jahweh in een woning huist die niet bij Hem past: de Ark hoort niet thuis in een tent.    Dit verlangen van koning David wordt door hem uitgezongen in psalm 132.   Huub Oosterhuis heeft in zijn “150 psalmen vrij” de eerste verzen van die psalm 132 herschreven.   Hij heeft er een tweeluik van gemaakt.    Daarin horen we David eerst bezingen hoe hij hartstochtelijk verlangt om voor Jahweh een huis te bouwen om in het tweede deel even hartstochtelijk te verlangen naar een andere manier om Jahweh midden de mensen te laten wonen.

We luisteren naar dit lied van David dat door Oosterhuis is herschreven onder de titel “Ik zal in mijn huis niet wonen” (vindplaats zie noot onderaan)

Ik zal in mijn huis niet wonen
ik zal op mijn bed niet slapen
ik zal mijn ogen niet dichtdoen
ik zal niet rusten, geen ogenblik,
voordat ik heb gevonden:
een plek waar Hij wonen kan,
een plaats om te rusten voor Hem
die God is, de enige ware.

Ik zal in mijn huis niet wonen
Ik zal mijn  ogen niet dichtdoen
Ik zal niet rusten, geen ogenblik,
Ik mag versmachten van dorst,
tot ik gevonden heb:
een plek waar de doden leven,
een plaats waar recht wordt gedaan
aan de verworpenen der aarde.


Het lied is opgebouwd uit twee strofen die sterk parallel lopen met elkaar. De eerste strofe van het lied citeert bijna letterlijk de tekst van de psalm.  De tweede strofe is bij de start vrijwel identiek aan de eerste afgezien van de beeldspraak rond het versmachten van dorst.  De tweede strofe lijkt in de eerste zinnen op een herhaling uit te draaien maar plots ontstaat er een grondig verschil in de laatste drie regels. 

Oosterhuis laat David een innerlijke dialoog voeren.   David vertrekt vanuit zijn verlangen om Jahweh te mogen ontvangen op een plek van rust waar de Heer wonen kan.  Maar daarna kantelt het lied want Jahweh wil niet wonen op een plek van zalige rust maar op een plek waar recht wordt gedaan aan de verworpenen der aarde. De omkering die Oosterhuis in de tweede strofe verwoordt, beantwoordt aan wat in het Bijbelverhaal staat in het boek der Koningen: Jahweh wil niet dat David een woonplaats voor de Heer bouwt.   David heeft immers onrecht gepleegd, hij heeft bloed aan zijn handen.  Tegen het voorstel van David in om voor Hem een huis te bouwen, laat Jahweh verstaan hoe Hij zijn woning onder de mensen ziet: hij zal wonen op de plaats waar recht wordt gedaan aan de verworpenen der aarde.

Het lied maakt op die manier een dubbelslag: mensen proberen zich open te stellen voor God. Dat geeft rust en vrede in je hart. Maar daar stopt het niet. Echte rust en vrede vinden we pas als we ook onrust toelaten, de onrust van Jahweh zelf, de onrust om gerechtigheid te stichten.

David maakt de bekering door dat bij het bouwen van een woning voor de Heer ook een vorm van puin ruimen hoort, van het recht maken van kromme wegen.  Zo liggen David – de ‘bouwer’ - en Johannes de Doper – de ‘sloper’ - blijkbaar toch niet zover uit elkaar.    Beiden zijn er op gericht god te laten wonen onder de mensen.  Waar nodig dienen heilige huisjes – letterlijk en figuurlijk – gesloopt te worden, zelfs in het beeld dat wij ons van god vormen.

Dit jaar schuift Welzijnszorg opnieuw het recht op wonen naar voor.  Dat recht op wonen is geen triviaal gegeven maar een mensenrecht.   Voor de zwaksten in onze samenleving die minst worden gehoord, is dat recht echter bijzonder moeilijk te verwerven.  Welzijnszorg herinnert ons eraan hoe de zwakken op de markt van vraag en aanbod nauwelijks aan een woonst toekomen: ex-gevangenen, kwetsbare jongeren die op hun 18de verjaardag hun instelling moeten verlaten, gekleurde mensen die stoten op het njet van verhuurders, vluchtelingen die asiel hebben verkregen en op eigen kracht een woning moeten vinden.   

Het lied van David en de onrust van Jahweh komen met dit onrecht in het achterhoofd wel heel dichtbij: “ik zal in mijn huis niet wonen, ik zal niet rusten geen ogenblik… tot ik gevonden heb: een plek waar recht wordt gedaan aan de verworpenen der aarde” ...

Als die onrust van Jahweh in deze advent ook ons deel wordt, wenkt een wereld waar god woont onder de mensen.   Dan krijgt tegelijk het slotvers van de evangelielezing van vandaag zijn kracht: ”… en al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.”

Vooraleer het evangelie wordt gelezen, luisteren we nog eens naar het lied van David. Nu er wat vertrouwdheid is met de tekst, kan ons luisteren misschien ook bidden worden.

Lied: “Ik zal in mijn huis niet wonen” (*)

Lezing Lucas 3,1-6

Ruimte voor voorbeden

Onze Vader

Over dat wonen van god midden de mensen, schreef Oosterhuis een prachtig lied.  Laten we daar als afsluiting naar luisteren.

Lied” Omdat Hij niet ver wou zijn” (212)

Zegen


     Moge de Heer u zegenen en behoeden.
     Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn.
     Moge de Heer zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken.

(*) Noot: Vindplaats “Ik zal in mijn huis niet wonen”
Zoekpad via Google: “Spotify Ik zal in mijn huis niet wonen” – klik op “Kerkliedwiki” – kies voor de opname van de Amsterdamse studentenekklesia

Contactinformatie

©2005-2023 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.