------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




Afscheid van Els Gysen

16.03.1920 - 04.08.2002

echtgenote van Gaston Vandendriessche

Eerste lezing : Uit het boek Wijsheid : “ Een sterke vrouw wie zal haar vinden?”

Tweede lezing : Uit het evangelie van Mattheüs

Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: ‘Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven. Wanneer hebben we U als vreemdeling gezien en U aangenomen? Wanneer hebben we U ziek gezien en hebben U verzorgd?’
En de koning zal hen antwoorden: ‘Ik verzeker jullie, alles wat je voor één van deze zwaksten hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan.’

Gaston, Kristien, Youri en Saskia, familie en vrienden,
‘Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?’ zo begon de eerste lezing. Reeds meer dan 2000 jaar geleden wist de bijbelse schrijver hoe ook in een patriarchale structuur zoals in die tijd, de vrouw een centrale rol speelde in de waarden en de levenssfeer die in huis golden.

Maar gij, Gaston, had zo een sterke vrouw gevonden. Want ondanks haar fysiek zwakke gezondheid was Els een sterke vrouw. Geestelijk zelfs zo sterk, met zoveel inzet dat wij nauwelijks merkten hoe haar lichaam helemaal raakte opgeleefd.

Toen ik nadacht over deze homilie en daarbij mijmerend terugkeek naar haar leven, kwam ik bij de evangelietekst die ik juist heb voorgelezen en die iets bijzonders verwoordt van haar persoonlijkheid. Het is de tekst waarmee Jezus zijn laatste toespraak afsluit. “Ik had honger en jij gaf mij te eten, Ik was een vreemdeling en jij hebt mij opgenomen. Ik was ziek en jij hebt mij verzorgd.” Zo hebben we Els altijd gekend: thuis, op haar werk, overal.

Ik herinner mij hoe wij als studenten de gevalsbesprekingen mochten volgen op de kinderafdeling van het Psychologisch Instituut en hoe wij mochten leren van haar voorzichtige, maar fijnzinnige diagnoses van kindertekeningen of van de Rorschach-test. Hoe zij de grote psychologische theorieën altijd ten dienste stelde van die concrete kinderen in hun gekwetste identiteit.

We hebben Els gekend in de zorg voor haar kinderen en later de kleinkinderen : altijd rustig, vooruitziend, overziend en waar nodig bijsturend zodat elk zijn eigen weg kon gaan. We hebben haar gekend zoals ze meeleefde met het jarenlange monnikenwerk van haar man. Hoe ze hem daarbij steeds steunde en genoot van elke nieuwe ontdekking in al die Middeleeuwse afbeeldingen. We hebben haar gekend zoals ze in die laatste jaren van uw ziek zijn, Gaston, vocht als een leeuwin met een taaiheid die schril afstak tegen haar vermagerde, zwakke lichaam. Een heroïsche inzet.

We hebben haar gekend zoals ze graag in de tuin werkte. Uren lang, elk plantje met zorg omgevend alsof het haar kinderen waren. En iedereen die in het volle seizoen ooit die tuin zag weet met welk een bloemenpracht de aarde haar bedankte.

En tenslotte hebben we Els gekend als een diepgelovige vrouw. Urenlang hebben we dikwijls gesprekken gevoerd. En altijd kwamen dezelfde vragen terug: haar bezorgdheid om de deviërende stroomversnelling waarin onze maatschappij is geraakt. De vragen aan de godsdienst die een belangrijke rol zou moeten spelen opdat onze cultuur weer verworteld zou geraken. Het deed haar verdriet dat ze de laatste jaren niet meer op zondag met de gemeenschap dat geloof kon beleven. Maar dat deed ze dan thuis tussen de bloemen. Zoals Emily Dickinson in een gedicht schrijft:

Sommigen gaan ‘s zondags naar de Kerk
Ik vier de Zondag Thuis –
Met een rijstvogel als Kerkkoor
En een Boomgaard als Gods Huis.

In haar geval was het wel de lijster, de vogel waar ze veel van hield.
Els vond het allemaal zo evident dat ze altijd zorgend en met aandacht voor het gekwetste omging dat ze vandaag misschien voor God dezelfde verwonderde vraag stelt als in het evangelie staat: “Heer, wanneer zag ik U hongerig, wanneer was je die vreemdeling, wanneer ziek?” En Hij zal antwoorden: “wat je voor de minsten der mijnen hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan. Ik was het elke keer.” Sterker en eenvoudiger kan het evangelie niet gezegd worden.

Daarom zou ik deze woorddienst willen afsluiten met een prachtig gedicht van H. Oosterhuis dat op muziek werd gezet door A. Oomen. Ik lees het gedicht voor en we beluisteren het daarna op CD.

Wat ik gewild heb
Wat ik gedaan heb
Wat mij gedaan werd
Wat ik misdaan heb
Wat ongezegd bleef
Wat onverzoend bleef
Wat niet gekend werd
Wat ongebruikt bleef
Al het beschamende neem het van mij.

En dat ik dit was en geen ander –
Dit overschot van stof van de aarde:
Dit was mijn liefde.

Hier ben ik.

 

------