24 december 2021: Kerstavond (2021)
Jij die mij aankijkt
Marcel Braekers
Openingszang
Stille nacht
Begroeting
Het klinkt romantisch, ik weet het, maar
ik kan het niet laten om de viering zo te
beginnen. Weer geen fysieke samenkomst, ieder
van ons in zijn eigen bubbel, terwijl we het
contact en de kracht van de symbolische gaven
van brood en wijn moeten missen. In dat kader
past voor mij dit lied van ‘stille nacht’
perfect.
Ik
hoorde enkele dagen geleden een man op tv roepen
dat het eindelijk tijd werd om Kerstmis terug te
geven aan de mensen en het los te rukken uit de
christelijke klauwen. Grappig, omdat ikzelf al
jaren beweer dat de publieke sfeer ons kerstmis
hebben afgenomen. Volgend jaar zal dus hier een
druďde jullie met maretak besprenkelen en wie
weet, loopt er een klein Idefixje rond.
Zoals
dikwijls het geval is, biedt ook deze situatie
mogelijkheden die we anders niet hebben. Het is
voor mij een ideaal moment om terug te keren
naar het prachtige, eerste kerstoratorium dat
Oosterhuis en Oomen uitwerkten. In lang
vervlogen tijden hebben we dat oratorium ook
hier in de kapel uitgevoerd, maar stilaan werd
dat technisch te moeilijk. In deze viering
zullen we een groot deel ervan beluisteren. Mijn
thema daarbij is dat Kerstmis zijn
oorspronkelijke betekenis terugkrijgt als we uit
de drukte van de stad en heel het huiselijk
gedoe (ik besef dat dit voor sommigen kwetsend
zal klinken) terugkeren naar de armoede van de
stal. Dat we ons verdiepen in de boodschap en de
beelden tot we gaan vaststellen dat niet wij
naar dit kindje kijken, maar reeds lang door Hem
worden gezien: “Jij die mij aankijkt, dat ik mag
leven”.
Het
is een algemene psychologische wet dat vooral
die ervaringen gelukkig maken en vervulling
geven waarbij niet alle initiatief van ons
uitgaat, maar van de ander en wij mogen
ontvangen of opgetild worden. Dat is ook zo voor
Kerstmis.
Ik
wil jullie dus vragen om jezelf even lost te
laten en je te laten drijven op de woorden en
klanken van het Kerstoratorium. Het eerste
deeltje duurt wel 8 minuten daarbij worden u
enkele foto’s getoond van tekeningen en beelden
door Paul Mulier gemaakt. Je zal horen hoe
Oosterhuis het bekende verhaal van Lucas aan het
einde laat overgaan naar het begin van het
Johannesevangelie over de geboorte van het
Woord.
Kerstoratorium
deel I: 0 – 8.20 Geboorteverhaal
volgens Lucas + begin van Johannesevangelie
Gebed
Zal de dag nog komen dat de bergen bedekt
zijn met vrede,
De heuvels getooid met gerechtigheid?
Dat al wat ademt niet langer zucht en schreit?
Met uw schepping in nood roepen wij om U.
Zal die dag nog komen voor wie te lijden heeft
van man en macht,
Voor wie geen helper heeft,
Voor wie de vlam van de hoop is gedoofd en alle
verwachting begraven?
Met wie vergeten raken roepen wij
om U die als een lichtende ster ons voor wilt
gaan. (S.
de Vries)
Kerstoratorium
deel II: 9.14 – 12.07 Het volk dat in
duisternis wandelt
Homilie
In zijn jubileumboek ‘Vriend voor het
leven’ schrijft Huub Oosterhuis in verband met
Kerstmis:
Je mag je dit verhaal toe-eigenen, om er je
eigen geboortegeschiedenis in te horen: dat je
geboren bent tot bevrijding van anderen, van
Godswege geboren, naar hem toe, met een eeuwige
bestemming, gekend, ontzagwekkend gemaakt. Dit
geboorte- en bevrijdingsverhaal gaat over je
waardigheid. Het is je meest eigen waardigheid,
te wonen in een nieuwe wereld, deel te hebben
aan een nieuwe mensheid.
Je moet het Kerstverhaal niet lezen als een
historisch relaas, maar als een
verbeeldingsverhaal over jezelf, schrijft
Oosterhuis. De geboorte van Jezus in Bethlehem
gaat dus over mij en over jou. Ik moet opnieuw
geboren worden, mijn eigenwaarde opnieuw
ontdekken. En Oosterhuis noemt enkele aspecten
die daarbij belangrijk zijn: geboren naar God
toe met een eeuwige bestemming en geroepen om
anderen te bevrijden. Het kerstverhaal roept in
herinnering dat dit mijn diepste identiteit is.
Maar net als Nikodemus vraag ik me af hoe dat
moet gebeuren nu ik zo oud ben geworden. Altijd
weer het oude achter je laten en opnieuw
beginnen, hoe doe je dat? Intuďtief voel ik dat
die oproep voor mij is bestemd, misschien ook
voor jou. De laatste tijd ben ik vastgelopen, de
corona-tijd en de toename van de jaren terwijl
allerlei verwachtingen blijven verder lopen
hebben hun tol geëist, het is soms vechten tegen
de sleur terwijl je kijkt in een donkere
ongekende toekomst. Hoe opnieuw beginnen, wie of
wat geeft mij de kracht daartoe, want ik ben
geen phoenix die uit zijn eigen as kan opstaan?
Het kerstverhaal neemt me bij de hand, het leidt
me weg uit de drukte van de herberg, uit het
rumoer van het dagelijkse leven, en leidt me
binnen in de armoede van mijn persoon. De plek
waar ik hulpeloos en verlangend uitzie naar een
nieuw begin. Het verhaal blijft aan me knagen,
het kind in de kribbe blijft me fascineren. Ik
kijk en kijk, tot ik merk dat het kind reeds
lang naar mij heeft gekeken met een stralende
kracht die een nieuwe bezieling in mij wil
wakker maken: het besef dat ik geboren ben naar
God toe. Dat is mijn eerste en diepste
herschepping, schreef Oosterhuis, de basis van
alle vernieuwing. De kribbe als plek in mij waar
God kan geboren worden en ik Hem weer helemaal
toebehoor. Oosterhuis roept ons daarom op om
opnieuw onze verbeelding te laten werken, om
naar de kerststal te gaan en voor de kribbe te
knielen, te knielen en te wachten tot er
innerlijk iets verandert, dan wordt het weer
echt Kerstmis. Je wordt dan zoals de oude Simeon
die het kind in zijn armen nam en bad: “Nu laat
Gij, Heer, uw dienaar in vrede gaan, want mijn
ogen hebben het heil aanschouwd dat Gij bereid
hebt voor alle volkeren.”
De Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung wijst
in zijn teksten op het belang van het archetype
van het kind. Na een lange zoektocht in jezelf,
na de confrontatie met je schaduw, met de
sociale persoon die je doorheen de jaren bent
geworden, na de confrontatie met je animus of
anima verschijnt soms het motief van het
pasgeboren kind. Wanneer dus in je dromen of je
fantasie een kind een belangrijke rol speelt, of
wanneer je via allerlei afbeeldingen zoals die
van de kerststal gefascineerd raakt door het
verschijnen van een pasgeborene is dat een
belangrijk signaal, aldus Jung. Het is de
aankondiging dat iets nieuw staat te gebeuren of
dat je leven een nieuwe wending wil nemen. Het
is belangrijk dat je dan niet krampachtig
vasthoudt aan je Ik, maar jezelf durft
overgeven, dat je je laat meenemen naar een land
dat je niet kent. Het goddelijke kind is zo de
symbolische voorstelling van een nieuwe weg die
je spiritualiteit wil uitgaan. Je moet dan je
oude gedachten en voorstellingen durven
loslaten, je weten over God en het goede leven,
en je toevertrouwen aan dat kleine zwakke handje
dat je meeneemt. Welnu, elk jaar wordt ons de
gelegenheid geboden om die weg te gaan, om je
toe te vertrouwen aan de lokroep van God die
altijd weer nieuwe wegen met ons wil gaan. Het
is het Kerstfeest van de stilte, de kleine,
onzichtbare geboorte.
Daarbij gaat het om een totaalgebeuren want deze
nieuwe geboorte of transformatie maakt mij ook
gereed om op een nieuwe manier beschikbaar te
zijn voor de anderen. Je mag wonen in een nieuwe
wereld en hebt deel aan een nieuwe mensheid,
schreef Oosterhuis, bij diegenen die zich
aansloten bij het dagende ‘Rijk van God’.
Kerstoratorium
deel III: 12.57 – 16.28 Kind ons
geboren
Vrije voorbeden
+ onze Vader
Zegen
Afsluiten met lied
270: vanwaar zijt Gij gekomen
|