12 juni 2022: Drievuldigheidszondag
De goddelijke vonk
in ons
(Joh 16, 12-15)
Rik
Nuytten
Lied 102:
Opening van de dienst
Openingsgebed
Zie in duisternis uw ontelbare mensen.
Zie hun goede wil, hun wanhoop, onmacht, schuld.
Zie allen die leven op aarde, nietig, onzeker.
En zie ons hier, dit huis vol mensen.
Zie in morgenlicht uw ontelbare mensen,
allen voor eeuwig geboren;
zie hun levenswil, hun daadkracht,
hoop en vrees, hun kleine grote liefde.
En zie ons hier, dit huis vol mensen.
Zie allen die leven op aarde, hun leven niet
zeker,
arme, verworpene, vluchteling, vreemde,
zieken van lichaam, ontroostbare harten.
En zie ons hier, dit huis vol mensen.
Wees hier aanwezig, Kom bevrijden.
Huub Oosterhuis,
uit: Kom Bevrijden
Lied 102: Amen
Verwelkoming
Beginnen wij deze viering in de naam van de Vader,
de Zoon en de heilige Geest.
Beste mensen,
ik
heb vandaag de opening van de viering in een
beetje andere volgorde gedaan. Eerst het
openingslied, eindigen met de bede tot het
schenken van de Geest, een openingsgebed, en
daarna nog eens een kruisteken. Je zou kunnen
zeggen : van het goede te veel!
De reden is, dat het vandaag het
feest van de Drievuldigheid is. Daarmee wordt de
sterke periode van de paastijd tot Pinksteren
afgesloten, en worden vanaf volgende zondag de
lezingen van de cyclus C uit Lucas weer
opgenomen. Het feest van Drievuldigheid is dus
een soort sluitstuk van de Paastijd en
Pinksteren.
Spreken over Drievuldigheid, één
God, drie personen, is een uitdaging. Ik vat het
begrip “Drievuldigheid” eigenlijk helemaal niet.
Moslims verwijten ons Christenen, dat wij
eigenlijk drie goden aanbidden, terwijl er maar
één ware God is. Zij zien hierin een bewijs dat
hun godsdienst superieur is aan de onze.
Ik zal mij in deze viering niet
wagen aan een theologisch traktaat.
In de tijd van mijn jeugd was het
nog de gewoonte dat de pastoor of de
onderpastoor in de klas van de lagere school
kwam, en de leerlingen onderrichtte (en
ondervroeg). Ik herinner mij nog steeds hoe hij
ons het begrip Drievuldigheid uitlegde: hij nam
drie lucifers, stak die aan, liet ons die drie
vlammetjes zien, en voegde ze dan samen tot één
vlam. Een betere verklaring voor het mysterie,
het dogma, heb ik sedertdien niet meer gezien.
Ik moet eraan toevoegen, dat ik er niet naar
gezocht heb, en mij eigenlijk minder en minder
met die theologische spitsvondigheden
bezighield.
Ik kan voortbouwen op wat Marcel
ons aanbracht in de pinksterviering: hoe
tegendraads Pinksteren wel is, en hoe de komst
van de Geest kan gezien worden als het oplichten
van iets nieuws in de donkerste periodes.
In deze viering wil ik wat
mijmeren over de Drievuldigheid, vanuit mijn,
weliswaar pover, godsbeeld.
Maar laten we eerst de vader, de
zoon en de Geest uit volle borst toezingen in
het lied 537: “Zingt voor de vader”
Lied 537: Zingt
voor de vader
Inleiding op de
eerste lezing
Op het eerste zicht zou je het hele concept van
Drievuldigheid als heel paternalistisch kunnen
beschouwen. Misschien is de Geest het vrouwelijk
element in dit concept. In ieder geval is de
voorgeschreven lezing voor vandaag een lezing uit
het boek Spreuken, over de Wijsheid. Wat op het
eerste zicht een vreemde keuze lijkt van de
samenstellers van de liturgische kalender.
Dit spoort met een stroming in de
wijsheidsliteratuur in het Oude Testament. Deze is
ontstaan in het late jodendom, onder invloed van
het Hellenisme. Vanaf het begin, zelfs voor de
schepping, woonde bij God de wijsheid, zo staat in
de teksten. De Wijsheid inspireerde Hem,
begeleidde Hem en zorgde voor een wijs evenwicht.
Vandaar dat in de late boeken van het OT heel de
heilsgeschiedenis wordt herschreven als
geïnspireerd door de Wijsheid.
Na de lezing zingen wij het lied 568: “Wij zoeken
U als wij samenkomen”
1e lezing:
Spr 8,
22-31 De Heer schiep mij vóór al het bestaande
De HEER heeft
mij vóór al het andere verworven,
toen hij zijn
scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij.
Ik ben in het
begin gemaakt, nog voor alles er was,
nog voor de aarde
vorm kreeg.
Toen er nog geen
oceanen waren, werd ik voortgebracht,
nog voor de
bronnen met hun waterstromen.
Toen de bergen nog
niet waren neergezet, werd ik voortgebracht,
nog voor er
heuvels waren.
De aarde en de
velden had de HEER nog niet
geschapen,
geen korrel zand
was nog gemaakt.
Ik was erbij toen
hij de hemel zijn plaats gaf
en een cirkel om
het water trok,
de wolken aan de
hemelkoepel plaatste,
de oceanen
bruisend op liet wellen,
toen hij aan de
zeeën grenzen stelde,
het water met zijn
woord zijn plaats gaf,
de fundamenten van
de aarde legde.
Ik was zijn
lieveling,
een bron van
vreugde, elke dag opnieuw.
Ik was altijd
verheugd in zijn aanwezigheid,
vond vreugde in
zijn hele aarde
en was blij met
alle mensen.
Lied 568: “Wij
zoeken U als wij samenkomen”
Evangelie
Joh 16,
12-15 Al wat de Vader heeft, is het mijne
Ik heb jullie nog
veel meer te zeggen, maar jullie kunnen het
nog niet verdragen. De Geest van de
waarheid zal jullie, wanneer hij komt, de weg
wijzen naar de volle waarheid. Hij zal niet
namens zichzelf spreken, maar hij zal zeggen
wat hij hoort en jullie bekendmaken wat komen
gaat. Door jullie bekend te maken wat hij
van mij heeft, zal hij mij eren. Alles
wat van de Vader is, is van mij – daarom heb
ik gezegd dat hij alles wat hij jullie bekend
zal maken, van mij heeft.
Commentaar
De
tekst uit het evangelie maakt mij eigenlijk niet
wijzer. Wat kan ik hiermee aanvangen om met het
concept van de Drievuldigheid om te gaan? Als ik
erover lees, kan zien dat vele theologen hiermee
geworsteld hebben en er ingewikkelde dingen mee
gedaan hebben. Maar dat helpt mij niet verder.
Als ik vanuit mijn geloof vertrek,
kan ik beginnen met de vaststelling dat alle
voorstellingen over God, bij mij te kort
schieten. Met de tijd heb ik die voorstellingen
meer en meer losgelaten. God is voor mij de
Andere, de Onnoembare, de Ongrijpbare. En daar
heb ik vrede mee.
Ik zie Jezus als de persoon die
mij heeft voorgeleefd. Uit de getuigenissen van
zijn leerlingen blijkt dat hij uitzonderlijk
ontvankelijk was voor het geschenk van de Vader.
Hij was voor 100% zoon! Ik vind van mezelf dat
ik veel minder ontvankelijk en open ben voor dat
geschenk. Sommige mensen staan er veel meer voor
open, andere minder, en er zijn er
waarschijnlijk ook die weigeren zich open te
stellen. Eigenlijk geloof ik dat de hele
schepping in meer of mindere mate open staat
voor het geschenk van de Ene, de Onnoembare. Een
beeld dat bij mij leeft is, dat er een vlammetje
in mij is, dat ik verder kan aanvuren en
ontwikkelen. Mijn opdracht is dit vlammetje
verder te laten groeien.
Van Marcel kreeg ik enkele beelden
vanuit Eckhardt aangereikt, die hiermee goed
aansloten. Meister Eckhardt spoort ons aan om
voorbij te gaan aan onze voorstellingen van God,
en te gaan naar, en te luisteren naar onze
“diepste grond”. De vindplaats van God is
voorbij de voorstelling van Vader, Zoon en
Geest. Als wij die vonk van onze diepste grond
voeden en aanwakkeren komen we dichter bij God.
Dat is de uiteindelijke gave van God. Dat kunnen
we beschouwen als de genade om te groeien als
mens, en als schepsel van God. Waar Jezus van
nature volledig verbonden was met God, moeten
wij daar moeizaam aan werken. Dat vraagt dat wij
dit doen uit vrije wil. Je kan ook weigeren om
te zoeken naar die diepste vonk.
Wat ons helpt is het woord van
God. Jezus kende het woord van God ten volle,
wij kunnen het moeizaam benaderen, en moeten
daarom alle beelden en voorstellingen loslaten.
Het is een vrijwillig en belangeloos openstellen
voor wat komen kan.
En zo zijn we weer bij de
boodschap van Pinksteren. Uit de duisternis, als
alles los is gelaten, of verdwenen lijkt, kan er
iets nieuws ontstaan. Hierbij is de liefde een
belangrijke motor.
Misschien slaat het concept van de
Drievuldigheid niet zozeer op God, maar eerder
op ons. Het kan iets zeggen over onze beleving,
en onze verhouding tot het heilige. Er is een
dimensie die ons verbindt met het grootse, en
dat kan je de Vader noemen. Er is ook een
verbinding, een verlangen naar een betere
wereld, de zorg en aandacht voor de naaste, wat
Jezus leerde over Het Rijk van God. En er is de
zucht naar verdieping, waar ik steeds mijn
beperkingen ervaar, en daar denk ik dat de Geest
zijn rol speelt.
Woorden schieten te kort om dit te
vatten. Zoals ik in het begin zei, alle
voorstellingen zouden we eigenlijk moeten
loslaten. Voor mij is dit voldoende. Het
mysterie van de Onnoembare blijft voor mij de
kern van mijn geloof, en de voeding van ons
samenzijn als gemeenschap.
Laten wij deze woorddienst
eindigen met het mooie vers van Henriette Roland
Holst: “Dit ene weten wij” Lied 373
Lied 373 “Dit ene
weten wij”
Grote dankgebed –
156 Heerlijk is het de Heer te bezingen
Onze vader
Slotgebed
Ik zal in mijn huis niet wonen,
ik zal op mijn bed niet slapen,
ik zal mijn ogen niet dichtdoen,
ik zal niet rusten, geen ogenblik
voordat ik heb gevonden:
een plek waar hij wonen kan
een plaats om te rusten voor hem die God is,
de enige ware.
Ik zal in mijn huis niet wonen,
ik zal mijn ogen niet dichtdoen,
ik zal niet rusten geen ogenblik
ik mag versmachten van dorst tot ik gevonden heb:
een plek waar de doden leven
de plaats waar recht wordt gedaan
aan de verworpenen der aarde.
Psalm 132, in de
hertaling van Huub Oosterhuis
Slotlied 395: Wat
altijd is geweest
Zending en
zegen (Marcel)
|