14 november 2021: 33e zondag door het jaar
(2021)
Hoop in tijden van
verschrikking (Mc. 13)
Marcel
Braekers
Openingszang
103 Gezegend deze dag
Begroeting
Zegenen wij deze dag, ons gegeven om God
te begroeten, de schepper en oorsprong van alle
leven, om elkaar te begroeten in onze
verbondenheid en zorgzame aandacht. Mocht de
warmte waarin wij groeten een weerspiegeling
zijn van Gods aangezicht.
Het einde van het kerkelijke jaar nadert snel.
Volgende zondag is het feest van Christus koning
en daarna begint weer de Advent. Elk jaar worden
dan lezingen gekozen die iets oproepen van die
eindtijd en die daarbij een dubbel karakter
hebben. Men gebruikt beelden van verschrikking
en geweld, maar tegelijk zit er iets van belofte
en van omkeer in de beeldspraak. Terwijl mensen
in het donker staren en verpletterd leven in
uitzichtloosheid is God reeds bezig met een
nieuwe toekomst.
De
beelden, de dreigende taal, de beklemmende sfeer
van de tekst zijn zo herkenbaar als je kijkt
naar het wereldgebeuren vandaag. Onze aarde
dreigt te verstikken door ons roekeloos gedrag.
Op zoveel plaatsen in de wereld zijn er
conflicten en betalen de zwaksten de tol. De
grootmachten proberen elkaar de loef af te
steken en spreken meer en meer dreigende taal.
Maar even verontrustend is voor mij dat de
gewone mens meer en meer geweld accepteert en
onder het mom van allerlei pseudoargumenten zijn
agressie goedkeurt (cfr. De taal van de
antivaccers of de Amerikaanse burgers en hun
wapenbezit). De apocalyptische teksten in het
evangelie zijn goed herkenbaar. Maar zoals het
Griekse woord apokalupthein aangeeft willen de
teksten ons iets openbaren, iets doen zien wat
we nu over het hoofd zien. Daarover gaat deze
viering.
Gebed + Kyrie
eleison nr. 111
Blijft Gij, God, uw wereld kennen,
Ook wanneer de nacht valt?
Want de mist van hartverscheurend verdriet
Trekt maar nooit op.
Steeds weer wordt het kruis van uw Zoon
opgericht.
En om allen, die daaraan genageld worden
Roepen wij: Heer ontferm U
Blijft Gij, God, uw kinderen kennen
Ook wanneer zij tegen U opstaan,
U hun leven verwijten,
Wanneer hun wanhoop vloekt?
Om hen roepen wij: Heer, ontferm U.
Blijft Gij, God, onze aarde aanzien
Wanneer de volkeren woeden,
Elk voor eigen vrijheid, ieder om de macht?
Wanneer wij gaan geloven dat het altijd wel zo
zal blijven
Is het om onszelf dat wij roepen: Heer, ontferm
U.
Marcus
13,1-2;14-19;24-31
Lied 393 in ’t
laatste van de dagen
Homilie
Eerlijk gezegd, ik kijk met een bang hart
naar de evolutie van het wereldgebeuren, maar
ook naar de innerlijke verandering die zich in
de Westerse mens aan het voltrekken is. Nog maar
enkele dagen geleden beschreef een degelijke
kenner van de Amerikaanse samenleving hoe deze
maatschappij grondig veranderd is, hoe de
waarden van de democratische rechtsstaat omver
worden geblazen om goedkoop partijgewin via
afdreiging en geweld te verwerven (Trump is
weggestemd maar het Trumpisme is
springlevend). Het gaat toch om de
grootste democratische staat die nog altijd
voorbeeld is voor vele landen. Tot wat kan deze
binnenlandse ontwrichting nog leiden?
Maar
ook de ontsporingen van primitief gedrag in
eigen land boezemen mij angst in. Alles kan,
alles moet in naam van de vrijheid ook werkelijk
worden gedaan, zichzelf grenzen opleggen is
achterhaalde oudemannenpraat. En internet, dat
anonieme, koele systeem laat alles toe en neemt
alles geduldig op. Zowel het gedrag als de
uitspraken van mensen zijn choquerend maar ook
de tegenreactie die straks tegen de ontsporingen
zal komen geeft mij angst. Waarnaar evolueren
wij? Ik geef deze beschrijving heel bewust door
ze te betrekken op mezelf en mijn gevoel van
angst, want hoe de werkelijkheid zal evolueren
blijft koffiedik kijken en wie ben ik om over
anderen te oordelen. Mijn vraag is: waar blijf
ik met die angst? Waar vind ik een rustpunt of
de kracht en de moed om de ogen open te houden?
Zou de evangelist Marcus zich in eenzelfde
situatie hebben bevonden? Wat mij in de
tekst vooral heeft getroffen is de
opening: ‘Kijk toch eens wat een mooie stad,
bekijk haar gebouwen, zie de schoonheid van de
tempel’ zeggen de leerlingen in hun naïviteit
alsof ze niet beseffen hoe bedreigd hun leven is
en onderhuids het geweld toeneemt. Verschillende
leerlingen van Jezus behoorden immers tot
gewelddadige groepen. Je had de zonen van de
donder en Judas Iskarioth, de sikariër of
zwaardvechter. Het ideaal van geweldloos verzet
bedreigde van binnenuit de droom van Jezus. Niet
alleen een onschuldige zoals Jezus zal worden
gedood, maar straks in het jaar 70 zal heel de
stad worden verwoest. Toen Marcus zoveel jaren
later de pen in de hand nam, waren Jeruzalem en
zijn tempel reeds jaren verwoest. Niet alleen in
Israël overal in het Romeinse rijk dreigde
geweld. Marcus is getuige van de marteldood van
Petrus en nog zoveel anderen. In de
geloofsgemeente van Rome hadden sommigen hun
medegelovigen verraden en binnen families leefde
achterdocht omtrent wie gelovig was en wie niet.
Vanuit die achtergrond legt Marcus Jezus woorden
over rampen in de mond, maar ook woorden van
hoop. Waar vond hij die kracht en hoe helpt het
mij in mijn angstige zoektocht naar uitzicht?
In
het evangelie van Marcus wordt veel aandacht
gegeven aan het lijden en aan de navolging van
Jezus door zijn kruis op te nemen. Heel het
evangelie is schreven naar één ultiem eindpunt
dat niet meer in woorden is te vatten: de
verrijzenis van Jezus, God die dit leven als
belangrijk en van oneindige waarde acht en Hem
daarom opricht. Maar dat ultieme moment ontsnapt
aan onze taal, er bestaan geen woorden voor,
vandaar dat de vrouwen in zwijgend bij het graf
wegvluchten. Wat Marcus mij leert is dat in de
chaos en het geweld van zijn tijd er een punt
blijft dat aan die tijd ontsnapt. Het is Gods
liefde, Gods onvoorwaardelijke kracht die zich
wegschenkt aan wie op Hem vertrouwen. Dat is
zijn boodschap voor mij vandaag. Hoe groot ook
ons verdriet, hoe diep ook onze wanhoop of hoe
intens ook onze angst, er blijft altijd dat ene
lichtpunt, de morgenster, de onvermoede en
onvatbare Lichtglans van Hem die zich wil
weggeven. Zo hebben we geleerd via het leven van
Jezus, en het geldt ook voor ons. Maar even
belangrijk is dat de troost en de liefde die ons
geschonken worden ons niet wereldvreemd maken,
maar in staat stellen om open te staan voor de
dreigende werkelijkheid zoals ze zich aandient.
Het maakt ons gereed om met onze eigen talenten
op te komen voor gerechtigheid en te trachten
iets van de dreiging af te wenden.
In
onze zangbundel staat ene prachtig lied dat
uitzingt hoe wij varen op dat laatste lichtpunt:
lied 374 Gij
zijt boven de zee
Groot dankgebed
157 ik zal er zijn
Na de communie 553
groter dan ons hart
|