------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





10 november 2021: 28e zondag door het jaar (2021)

Omhuld door een gloed van liefde (Mt. 5, 1 – 12)

Marcel Braekers

Openingszang 410 De heiligen ons voorgegaan

Begroeting

Welkom in deze viering waarin wij diegenen herdenken, die voor ons veel hebben betekend, diegenen van wie we zielsveel hebben gehouden en in pijn hebben afscheid genomen. En we denken ook aan de vele naamlozen, nauwelijks gekend door deze wereld, opdat ze in God gekend en bemind mogen zijn.

Niet toevallig vieren wij dit feest midden in de herfsttijd. Alles ademt een sfeer van voorbijgaan. Je ziet hoe de trekvogels eventjes door de bomen jagen, snel wat eten en drinken om vervolgens weer te verdwijnen, weg naar een land dat ze zelf wellicht niet kennen, maar waarvan ze vinden dat het hun bestemming is. De bladeren verkleuren in een kleurrijk palet vooraleer ze één voor één hun bomen loslaten en mijmerend naar beneden dwarrelen. De natuur toont haar kwetsbare, vergankelijke kant, maar schenkt ook een overvloed aan vruchten en fruit en ziet uit naar een nieuw seizoen.

Het is in die sfeer dat we vandaag allen gedenken, die in kwetsbare vergankelijkheid dit leven achter zich lieten. De een na een grote boog van gelijkmatigheid en rust, een ander na een kortstondig bestaan dat brutaal werd afgebroken. De een herdacht door geliefden, een ander naamloos en vergeten. En toch hebben ze allen een naam, die geschreven is in Gods hand. In Hem, zo geloven wij, vinden ze hun uiteindelijke bestemming. Daardoor zijn ze onttrokken aan de anonimiteit en vergetelheid. Een bijzonder gebed wil ik vragen voor mijn medebroeder Emilio Platti die vorige zaterdag werd begraven.

In deze viering stellen wij al deze geliefden maar ook de naamlozen en vergetenen aanwezig door een kaarsje aan te steken en hier voor te plaatsen. Ik nodig daarom iedereen uit die speciaal een geliefde gedenkt om een kaarsje af te halen en hier voor te plaatsen.

Licht dat ons aanstoot 365

Gebed

Draag de namen die wij noemen
Eens en altijd
Aan uw hart:

Dat geen mens ooit dieper valt
Dan de holte van uw hand.
God bewaar hen.

Laat ons bidden hun een licht zijn,
Dat hen leidt voorbij het donker.

God bewaar hen want
Zij zijn toch in uw liefde gelijst.

Bewaar hen, God
Om de eindeloze trouw van uw naam.        (naar S. de Vries)

Inleiding op de lezing

Het Boek van de Openbaring is niet zomaar het laatste van onze Bijbel. Johannes beschrijft als in een koortsige toestand wat zal komen. Niet alleen voorziet hij de verschrikkingen, die de wereld zullen treffen. Er is ook die niet aflatende, reikhalzende hoop voor ieder persoonlijk en voor de kosmos in zijn geheel. Er zal altijd een perspectief blijven, zegt Johannes, zowel hier en nu, een nieuwe samenleving zal komen, en over de dood en de tijdelijkheid heen is er een God die toekomst biedt.

Uit het boek van de Openbaring  21, 1 – 7

Lied 564 Gehoord van mensen (Zij die stom zijn, ver heen)

Mattheüs 5, 1 – 12

Homilie

In de 13e eeuw leefde in Henegouwen een bijzondere begijn: de mystica Marguerete Porete die tot de brandstapel werd veroordeeld omwille van haar boek ‘Le miroir des âmes simples et anéanties’. Het is pas de laatste decennia dat men opnieuw aandacht voor haar kreeg en begon te zien hoe zij inspirerend was voor heel de Rijnlandse mystiek. Men kon blijkbaar moeilijk verdragen dat een vrouw over theologie schreef. En zeker de vrijheid waarmee zij haar visie bracht stoorde kerkelijke gezagsdragers, vandaar de veroordeling. De kern van haar boek is een beschrijving van de kracht van de liefde die alle tegenstellingen doorbreekt, die belangrijker is dan de sacramentele beleving, belangrijker dan armoede of rijkdom, belangrijker dan leven of dood, belangrijker zelfs dan gevoel door God te zijn aanvaard. Het enige wat ons rest, het enige wat blijft is de liefde. En de ziel of de mens moet zichzelf opofferen (s’anéantir), zijn Ik vernietigen, opdat die verbondenheid tot stand zou komen. Verbondenheid als een soort van versmelting van alles in allen. Tegenover de overlevingsdrang, het verlangen tot zelfontplooiing, de strijd om te beheersen en te overheersen staat deze kwetsbare, ongrijpbare kracht, aldus Porete. Tegen alle beter weten, tegen de wanhoop omdat we slechts een korte tijd op aarde zijn, tegen het verdriet om wie wij uit handen moeten geven staat dit zwakke geloof in de liefde. “God is liefde”, schreef Johannes, het is zijn enige identiteit, zoals dat ook voor ons geldt, indien we in Hem willen leven. L’amour voit l’invisible schreef Simone Weil. Ze ziet met respect het waardeloze en betekenisloze van deze wereld zoals ook Jezus ooit zag.

Vandaag op het feest van alle heiligen moet ik aan deze krachtige visie denken. Waarom eren we onze voorouders, waarom staan we stil bij allen die in stilte of naamloos verdwenen, hoe zien we ons eigen leven in zijn korte doorgang? Ik denk dat een positief antwoord alleen mogelijk is wanneer we kijken vanuit die ongrijpbare kracht waarover Porete spreekt. Alle vragen over leven, dood en verrijzenis hebben slechts zin als men ze plaatst tegen de achtergrond van dit geloof. Zoals we in ons dagelijkse leven agressie, eenzaamheid, verlatenheid overwinnen door lief te hebben, zo overstijgen we leven en dood door te houden van elkaar en ons toe te vertrouwen aan Gods liefde. Deze idee leefde ook reeds in de oudste teksten van onze Bijbel.

In het eerste verhaal van de Bijbel, het scheppingsverhaal, staat beschreven hoe in de tuin van Eden twee bomen stonden: de boom van morele kennis, verwijzend naar ons geweten, en de levensboom. Van die eerste mocht de mens niet straffeloos proeven, want dan zou hij met verantwoordelijkheid, met schuldbesef en pijn worden opgezadeld. Zelf beslissen over goed en kwaad vond de Bijbelse mens maar hoogmoedig. Maar van die tweede boom mocht hij wel degelijk eten, maar dat deed hij niet. Het mythisch verhaal wilde toen reeds duidelijk maken dat de mens bestemd was om altijd en in alle omstandigheden in verbondenheid met zijn God te leven. Dat geloof, die overtuiging vond haar voltooiing aan het einde van de Bijbel in de verrijzenis van Jezus. Maar ook toen begreep men dit pas na zijn dood. Slechts in het gelovig overdenken van Zijn leven realiseerden de leerlingen zich hoe indringend de kracht van Gods liefde is, die deze Jezus over de dood heen bleef vasthouden. God, die Hij ‘Abba’ noemde bleef Jezus nabij.

God heeft zichzelf ontledigd, schrijft Paulus. Hij heeft zichzelf helemaal uitgegoten om als een weerloze kracht in deze wereld aanwezig te zijn. Uitgeleverd aan de goodwill van mensen, die Hem kunnen wegduwen of aanvaarden. In Jezus van Nazareth, werd helemaal duidelijk wie God was en wat onze bestemming is.

Als wij vandaag het feest van Allerheiligen vieren en straks naar het graf van geliefden gaan, dan gebeurt het vanuit deze achtergrond. Ik weet wel hoe verschillend mensen denken over leven na de dood. Voor de een staat het geloof in de verrijzenis als een paal boven water, voor een ander is de dood het definitieve einde. Elke keer gaat het om een geloof, een overtuiging met diepe persoonlijke wortels die zich slechts moeizaam of niet laten verhelderen. Maar wat ons allemaal verbindt, boven tegenstellingen uit, is het geloof dat alleen de kracht van liefde overeind blijft en aan ons leven volheid geeft. “Indien de graankorrel niet sterft aan zichzelf blijft hij alleen”, zegt Jezus. Het beeld van de korrel werd een metafoor om te spreken over de verrijzenis. De korrel is geroepen om korenaar te worden, om te sterven aan zijn kleine ego en leven door te geven. Zo is de mens ook geroepen om de begrenzing van zijn Ik op te geven en in pijn alles wat hij heeft verworven weer af te staan. Dat is onze bestemming. En het is vanuit dat gevoel dat we onze doden gedenken. Ze zijn aan de overkant, maar de twee oevers worden samengehouden door dat ene, door die Ene in wie zij en ook wij in liefde staan geschreven.
 
Groot dankgebed: S. de Vries, Bij gelegenheid (I) p. 370 + refrein 414

Na de communie Lied: ‘laat niet verloren gaan’ 415


------