12 juli 2020: 15e zondag door het jaar
Een zaaier ging uit om te zaaien (Mt. 13, 1-23)
Jacques
Perquy
Vorige week wandelden wij tussen de velden in
Meldert. We werden omgeven door velden rijp
wordend graan. Een goede aanzet om de
voorgeschreven bijbelteksten van deze zondag te
lezen.
uit
Psalm 65
U zorgt voor het
land en bevloeit het,
maakt het
vruchtbaar,
vol water staat de
rivier van God.
U bewerkt het land
voor het koren, zo bewerkt u het:
u doordrenkt de
voren en effent de kluiten,
doorweekt ze met
regen en zegent het jonge groen.
uit Jesaja 55, 10 - 11
Zo spreekt de
Heer:
Zoals regen of
sneeuw neerdaalt uit de hemel
en daarheen
niet terugkeert
zonder eerst de
aarde te doordrenken,
haar te bevruchten
en te laten gedijen,
zodat er zaad is
om te zaaien en brood om te eten -
zo geldt dit ook
voor het woord
dat voortkomt uit
mijn mond:
het keert niet
vruchteloos naar mij terug,
niet zonder eerst
te doen wat ik wil
en te volbrengen
wat ik gebied.
Matteüs hoofdstuk 13, verzen 1 tot 23
Inleiding
In
hoofdstuk 13 laat Matteüs Jezus zes parabels
vertellen. ‘Iemand ging naar zijn land om te
zaaien’ is er de eerste van. Pagola stelt in
zijn boek ‘Jésus. Approche historique’ dat het
vertellen van parabels een heel eigen manier van
spreken was, typisch voor Jezus. Er zijn er zo’n
40-tal van bewaard. Telkens gaat het om
gelijkenissen om zicht te krijgen op het rijk
Gods. Het rijk Gods dat komende is én reeds is
begonnen. Maar, schrijft Pagola: de parabels die
Jezus brengt zijn verhalen uit het leven
gegrepen, die voor zijn omstanders heel
herkenbaar zijn. De verhalen zijn ’letterlijk’
te nemen: graan is graan, de weg is de weg en
het onkruid is onkruid. De symbolische betekenis
ervan is nadien ontstaan. Zo ook bij Matteüs:
vanaf vers 10 wordt de gelijkenis ’verklaard’ en
wordt er betekenis aan gegeven ‘ter lering’ van
de eerste christengemeenschappen.
Wat
bij een huidige lectuur van deze uitleg wringt
is dat de lezer/toehoorder gedwongen wordt om
het bij déze interpretatie te houden. Concreet:
het onderscheid dat ontstaat tussen zij die het
begrijpen en de anderen, tussen de ‘goeden’ en
de ‘slechten’, tussen de ‘uitverkorenen’ en ’de
anderen'. In tijden van vervolging is dit een
begrijpelijke opstelling om de interne samenhang
van de groep te versterken en zich af te
zetten/te beschermen tegen de aantijgingen van
hen die ‘de nieuwe sekte’ die de christenen
waren, vijandig gezind waren.
Vandaar
mijn uitnodiging om bij de parabel zelf (vers 1
- 9) te verwijlen en bij de gevoelens en
gedachten die deze bij ons oproept (stel je voor
dat Wim Helsen u in ‘Winteruur’ vraagt : waarom
heeft u deze tekst gekozen?)
Wat
zegt deze tekst ons vandaag over het rijk Gods?
Commentaar
Het ‘uitleggen’ (de les spellen) van
een parabel houdt het gevaar in om ver verwijderd
te geraken van de oorspronkelijke betekenis (dit
is ook vaak zo met het uitleggen van een gedicht
of andere kunstuiting…). Met dank aan Geert
Dedecker kwam ik op het spoor van drie
verschillende commentaren bij de parabel van de
zaaier. Deze halen telkens andere waardevolle
elementen naar voren.
De eerste is van Vaclav Havel die in de parabel
een oproep leest om ontzag te hebben voor de
scheppende kracht en daarvoor geduld op te
brengen.
Een tweede is van Mgr. Gaillot die pleit voor de
spiritualiteit van het zaaien en ons niet verder
te laten leiden door de overheersende ideologie
van het maaien (resultaatgericht en behept zijn
door effectiviteit).
De derde commentaar is van Geert Dedecker zelf:
hij gaat uit van de ‘duiding’ van de parabel
(verzen 10 - 23) maar geeft een andere wending aan
de uitleg. Hij vraagt ons de vier verschillende
manieren om op Gods woord te reageren, niet op
anderen toe te passen, maar ze in onszelf te
situeren.
Alle drie de commentaren slagen er volgens mij in
om een facet van het rijk Gods waar Jezus het wil
over hebben, voor ons herkenbaar te maken. Zij
blijven trouw aan het doel van een parabel: ons
oproepen om uit de onderworpenheid van de
bestaande en perspectiefloze situatie op te staan
en over te gaan naar een nieuw land vol leven. We
worden aangezet om ons leven op een andere manier
op te vatten en te beleven, in navolging van
Jezus.
1. .“Ik geloof
dat wij moeten leren wachten zoals we leren
scheppen..
Vaclav Havel
We moeten geduldig de graankorrels zaaien en de
aarde, waarin ze gezaaid zijn, koppig water
blijven geven en het gewas zelf zijn eigen tijd
gunnen. We kunnen een plant niet voor de gek
houden, net zomin als we de geschiedenis voor de
gek kunnen houden, maar we kunnen haar wel water
geven, geduldig, elke dag opnieuw, met begrip,
met mededogen, met liefde.
Als politici en burgers leren wachten en daarmee
hun achting voor de intrinsieke orde van de
dingen betonen, als mensen opnieuw leren
begrijpen dat al het geschapene beschikt over
zijn eigen ritme en dat, naast datgene wat wij
verwachten van de wereld en de geschiedenis, het
ook van belang is te weten wat de wereld zelf en
de geschiedenis op hun beurt verwachten, dan kan
het met de mensheid niet zo slecht aflopen als
we wel eens denken…
Er is geen reden om ongeduldig te zijn, als er
maar blijvend wordt gezaaid en water gegeven.
Ons wachten is niet zinloos. Wachten dat gevoed
wordt door hoop en vertrouwen, door nederigheid
tegenover de tijd van deze wereld, leidt niet
tot verveling, maar zit vol spanning. Een
dergelijke verwachting is veel meer dan alleen
maar wachten. Het is het leven zelf, het leven
als een vreugdevolle deelname aan het wonder van
het bestaan.”
2. De
spiritualiteit van de zaaier – een overweging
bij de spiritualiteit van het engagement.
Een fragment uit de toespraak van Mgr. J.
Gaillot in Leuven op 12 december 2003 –
gepubliceerd in PARTENIA – 9° jg. nr. 33 –
febr./maart/april 2004.
Het geloof is geen bagage, maar een tocht. We
zijn zwervers, reizigers, mensen onderweg. Ons
ergens voorgoed vestigen is onze dood. We zijn
bestemd om op weg te gaan. Christenen zijn niet
gemaakt om bijeen te blijven, maar om verspreid
te worden – en als ze bijeenkomen, dan is het om
van daaruit weer gezonden te worden. We zijn
gezondenen, mensen van de weg.
Jezus zal wel die spiritualiteit van de zaaier
gehad hebben. Van Hem komt toch die parabel die
zegt: ‘een zaaier ging uit om te zaaien…’. De
zaaier, dat is Hij. Hij is er op uitgegaan, naar
de mensen toe, en bleef nooit lang op dezelfde
plaats. Hij zei het op zeker ogenblik ook tot
zijn leerlingen: ‘Ik moet nog elders gaan, naar
andere dorpen.’ En niemand, ook niet zijn
familie, kon hem tegenhouden: ‘Ik moet gaan!’
Elders, om er het woord te zaaien. De zaaier
ging uit om te zaaien, en Jezus heeft met
kwistige hand gezaaid, heel kwistig, op alle
mogelijke bodems: goed bewerkt of niet bewerkt –
Hij hield zich niet bezig met het binnenhalen
van de oogst. Jezus kijkt niet om naar het
resultaat. Als Hij blinden geneest, lammen,
melaatsen, dan laat Hij hen gaan. Hij zal ze
waarschijnlijk niet meer terugzien, maar dat is
ook zijn probleem niet. Hij geneest hen, en
trekt verder. Hij zegt niet: ‘Ik genees je, maar
ik zou je ook graag nog eens terugzien, voor dit
of dat.’ Neen, gewoon: ‘Ga!’. Je zou je kunnen
afvragen, tijdens zijn lijdensweg, waar al die
mensen die Hij genezen heeft gebleven zijn. Waar
zijn ze? Ze zouden daar toch moeten zijn! Het is
zijn probleem niet. Jezus zaait – en gaat zijn
weg.
Wie de spiritualiteit van de zaaier heeft, heeft
hoop. Hij weet dat het zaad hoe dan ook vrucht
zal dragen. Hij weet niet wanneer, maar hij weet
dat het zal gebeuren.
En Jezus zelf is niet alleen die zaaier geweest,
Hij werd ook het zaad dat in de grond is
gevallen. Op het kruis was Hij dat zaad, voor de
hele mensheid. Hij heeft zijn leven gegeven om
leven te geven. Wie zijn leven geeft, geeft
leven, is levengevend.
Het is zo belangrijk om in deze tijd de
spiritualiteit van de zaaier te hebben. We zijn
de logica van de wederkerigheid gewoon: ‘ik geef
je dit – en ik verwacht dat je me dat geeft’.
Voor wat hoort wat. Ik nodig je aan tafel, ik
hoop dat je me aan tafel uitnodigt. Ik bewijs je
een dienst, ik hoop dat jij me ooit een
wederdienst kan bewijzen. Dat is de logica
waarin wij leven. Maar Jezus werkt met een
andere logica, de logica van de grenzeloze
overvloed. Hij verwacht niets terug. Hij gééft,
en laat de ander totaal vrij. Totaal
belangeloos.
Die andere spiritualiteit bestaat natuurlijk
ook, zowel in het evangelie als bij ons, de
spiritualiteit van de maaier. De maaier let op
de oogst: wordt het een rijke oogst, een magere
oogst? Als het zo warm is als in de voorbije
zomer, wat zal dat betekenen voor de oogst? Hij
is bezig met het resultaat. En dat gebeurt ook
in de Kerk. Vandaag komt niet zoveel volk meer
naar de kerk, we zien niet zoveel jonge mensen
meer, de mensen biechten niet meer, komen niet
meer naar de catechese… Met de spiritualiteit
van de maaier kan men licht bitter worden: ‘We
krijgen niet veel volk meer bijeen’. Als men van
een vergadering komt is de eerste vraag: ‘Met
hoeveel waren jullie?’ was er veel volk, dan is
de activiteit geslaagd. Was er niet veel volk,
dan is ze mislukt. Zo spreken we gewoonlijk.
Vanuit de spiritualiteit van de maaier. En we
verliezen de hoop, met een zekere bitterheid
denken we terug aan de gouden jaren die we
misschien nog gekend hebben… De zaaier,
daarentegen, die gaat er op uit, keert zich naar
de toekomst en vraagt zich niet af hoe het zal
aflopen. Eén ding is zeker: hij zal tenminste
gezaaid hebben! Al de rest ligt niet in zijn
hand…
3. Vier
manieren om op Gods uitnodiging in te gaan.
Geert Dedecker
Vier soorten grond
zijn er waarop Gods Woord wordt uitgezaaid,
zegt Jezus. Zoals er ook vier kamers zijn in
elk mensenhart.
In elk mensenhart is een stukje ‘weg’. Het
oppervlakkige vindt daar plaats, de dingen van
elke dag. De deur van die (eerste) kamer staat
altijd open. Iedereen en alles mag er
binnenlopen, maar er is niets of niemand die
daar blijft. Het echte leven speelt zich daar
niet af…
In elk
mensenhart is ook een stukje rots, dat verhard
is door verdriet, angst en onmacht. Dat is de
plek in je hart waar eelt is op gegroeid door
de ontgoocheling en het verdriet. En met de
jaren wordt die plek van eelt vaak groter,
want… ‘je gaat niet dood van het verdriet, je
krijgt alleen een harde korst om je hart…’
(Felix Timmermans).
En
verder: de distels in elk mensenhart. Dat
huisje van plezier. Alle behoeften die ons
worden aangepraat door de
consumptiemaatschappij liggen daar
opgestapeld. Daar is rijkdom en gemaakte
gezelligheid, een gemakkelijk burgerleventje,
een vakantie met veel zon om bruin te worden,
en een TV met programma’s waar je lekker van
kunt ontspannen wanneer je moe bent van het
werk…
Maar in
ieder mensenhart is ook een plekje goede
aarde! Dat diepste plekje in mijzelf, waar ik
uniek ben. Met al mijn verlangens, mijn
hunkering naar vriendschap en geluk, naar
eenvoud en echte vreugde. Die zachtste plek in
mij, waar ook de vraag naar God soms wortel
schiet, en mag open bloeien tot een tuiltje
ogentroost.
Vraag:
Welk van de drie commentaren heeft u meest
aangesproken en waarom?
|