30 November 2019: 1e zondag
Wachtend
verwachten (Jes. 2, 1 – 5)
Marcel
Braekers
Openingszang 104: 203: o-antifoon
Begroeting
Ik ben opgegroeid in een smokkelstreek op de
grens van Nederland en België waar
straatlantarens ongewenst waren en de streek
gedurende heel de winter in diepe duisternis
lag. Als kleine jongen moest ik elke dag met een
gammel fietsje zonder licht bij mijn oom op de
boerderij een kannetje melk gaan halen. Je wist
dat aan die boerderij daar altijd een gemeen
hondje lag te loeren die met je klomp ervandoor
ging als je hem probeerde een trap te verkopen.
Hier en daar loeide of hoestte plots een koe.
Soms stond je onverwacht voor iemand die met
zijn smokkelwaar onderweg was. Of erger nog,
werd je geconfronteerd met gecamoufleerde
soldaten op oefening die uit een gracht opdoken.
De nacht en het donker waren dan verschrikkingen
zodat je blij was weer veilig thuis te zijn in
het licht en de warmte van de woonkamer. Licht
en donker zijn meer dan natuurverschijnselen,
maar werden een metafoor voor veiligheid, een
thuis hebben of alles verliezen.
Aan die ervaring moet ik dikwijls denken als het
Advent wordt en we dat mooie lied kunnen zingen:
‘verdrijf de nacht, ontsluit ons hart en onze
ogen’. Daarbij bidden wij voor allen die veel
verder dan kinderangsten moeten leven in de
ongeborgenheid en vervreemding.
Lied 220
adventslied
Gebed
We denken
vandaag bijzonder aan Jan Vanderstraete
Onze toekomst
Hebt Gij een gezicht gegeven
En onszelf een nieuwe naam.
Naar Christus mogen wij heten,
Hij is ons de deur naar morgen.
Dat wij die met liefde openen
Voor elkaar, voor onze kinderen.
Geef ons het vertrouwen
Op uw liefde te koersen,
Wie na ons komen voor te gaan,
Verankerd in het geloof
Van uw lieve Zoon,
Bezield door de hoop
Die ook Hem gaande hield.
Dan zult Gij ons niet ontbreken
Ook als de weg is opgebroken,
Ook als de adem
stokt.
(S. de Vries)
Inleiding op de
lezing uit Jesaja
In de Bijbel en vooral bij de profeten en
in de psalmen staan prachtige teksten over de
betekenis en plaats die Jeruzalem kan worden
voor alle volkeren. Niet het huidige Jeruzalem
dat een plaats van strijd en vernedering werd,
maar de droomstad, de utopie waar alle volkeren
thuis kunnen zijn. Luisteren we naar een tekst
uit de profetieën van Jesaja.
Jesaja 2, 1 – 5
Lied 393: In 't
laatste van de dagen
Homilie
Het zijn niet alleen de donkere dagen
voor Kerstmis, er is ook veel duisternis in deze
wereld. In België beleven we vreemde politiek
vijandige tijden, ethisch breken weer hevige
discussies los omtrent abortus en euthanasie,
ons milieu wordt vakkundig de nek omgewrongen,
een toekomstig asielcentrum wordt in de fik
gestoken, meer en meer mensen raken in een
spiraal van armoede. En bij dat alles lijkt ons
land naar een spirituele woestijn af te zakken.
Waar vindt men dan nog inspiratie om het anders
aan te pakken?
Ik
kijk dan nog niet over onze grenzen heen. In
zijn wekelijks column vergeleek Jonathan Holslag
Europa met het oude, vadsige Rome dat zich
wentelde in eigen luxe en alle oog verloor wat
in de wereld van de ‘zogenaamde barbaren’ zich
afspeelde. Niet alleen moet ieder van ons, maar
moeten ook de politici, het Europees parlement
hun verantwoordelijkheid nemen. Maar waar vindt
men inspiratie?
“Nur ein Gott kann uns retten” zei Martin
Heidegger in een tv-interview. Een
raadselachtige uitspraak in zijn gedachtewereld,
maar sprekend actueel. Is onze machteloosheid zo
groot geworden dat alleen een ingreep van buiten
nog een omkeer kan brengen? Heidegger was
pessimistisch over de mogelijkheid van de mens
om boven de greep van de techniek te kunnen
staan. De digitale wereld was in zijn tijd nog
in kinderschoenen. Als je mensen nu in de trein
of wachtkamer, op de fiets of in de auto met hun
smartphone bezig ziet, lijkt mij zijn bedenking
meer dan waar. Hoe vindt de mens zijn autonomie
terug? Hoe vindt hij weer tijd om stil te staan,
te wandelen en onbevooroordeeld verwonderd te
kijken? Hebben we een kracht buiten onszelf
nodig om terug bij onze eigenste persoon te
komen? En lopen we dan het gevaar om in een
soort van dictatuur te vervallen?
Er zal een tijd komen dat alle mensen, alle
volkeren en culturen tegen elkaar zullen zeggen:
laten we optrekken naar Jeruzalem, zo schreef de
profeet Jesaja. Niet de plaats, de topos
Jeruzalem die bezoedeld is door conflicten en
gekonkel, maar Jeruzalem als de droom, de
eutopie of goede plek, of de ou-topie, de
niet-plaats, de droom en fantasie. Jezus trok
die droom verder toen Hij sprak over ‘het rijk
van God’. Is die droom sterk genoeg om ons uit
onze gedachteloze slaap te halen?
Vandaag
is het de eerste zondag van de Advent en dringt
de vraag zich op of we verwachten, wat of Wie we
verwachten? We beginnen het jaar zoals we het
vorige zondag hebben afgesloten, met de vraag of
we gereed zijn om het koninkrijk van God, het
hemelse Jeruzalem binnen te treden. Zoals Ria
vorige zondag reeds zei, gaat het om een droom,
een samenhang die in de toekomst ligt, maar
tegelijk vandaag staat te gebeuren. Het gaat om
een spirituele droom met praktische voeten in de
wereld van vandaag. In de volgende zondagen zal
deze vraag naar de utopie actueel blijven en
zullen enkele gidsen ons meenemen op die weg:
Johannes de Doper en Maria. Ze bereiden de weg
naar de Messias en de messiaanse tijd voor die
midden onder ons wil geboren worden.
Ik
wil daarom deze bezinning afsluiten met een
tekst van Joanna Klink. Zij sluit het eerste
deel van haar kinderbijbel af met een hoofdstuk
‘Advent’, zo beëindigt ze haar versie van het
Oude Testament.
Klink Bijbel
voor kinderen p. 318-19.
Lied 274 kom
tot ons
Groot dankgebed
160
Na de communie 202
rorate
Mededelingen
-
Schrijfgroep AI
-
Dinsdag om 20: Guido van Heeswijck over
‘onbeminde gelovigen’
|