------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





27 Oktober 2019: 30e zondag

Met lege handen voor God staan (Lc. 18, 9-14)

Olivier Riaudel

Openingslied:
765 Stilte nu

Overweging

Het gebed van de arme dringt door de wolken heen, zegt ons vandaag de eerste lezing.

Het gebed van de arme dringt door de wolken heen.
De Heer hoort de armen die tot Hem roepen,
en Hij is goed met degenen die hun toevlucht in Hem zoeken,
Hij hoort degenen die diepbedroefd zijn door droefheid, eenzaamheid en uitsluiting.
Hij luistert naar degenen wier waardigheid verstuikt is,
maar toch de kracht hebben om op te kijken om licht en troost te ontvangen.
In zijn commentaar op Psalm 21 zegt St. Augustinus:
De rijken prijzen zichzelf, de armen prijzen de Heer.
Waarom zijn ze arm?
Het is omdat zij de Heer prijzen en Hem zoeken.
De Heer alleen is de schat van de armen.
Hun huis is leeg van de goederen van de aarde,
alleen zodat hun hart vol is van onzichtbare rijkdom.
De rijken werken om hun schatkist te vullen;
maar de armen denken er alleen maar aan hun harten te vullen.
Het gebed van de arme dringt door de wolken heen.

Moge dit gebed vandaag ons gebed zijn.

Kyrie: 115 Bidden wij over dit huis

Lezing: Sir 35, 15b-17.20-22a

de Heer is een rechter
en persoonlijk aanzien is voor hem niet van belang.
Hij is niet partijdig ten koste van de arme,
hij verhoort de bede van wie onrecht werd gedaan.
Hij slaat acht op de smeekbede van een wees
en op de jammerklachten van een weduwe.
Wie de Heer zo dient dat het hem behaagt, wordt aangenomen,
zijn bede reikt tot aan de wolken.
Het gebed van een nederige dringt door de wolken heen,
hij is ontroostbaar zolang het niet aankomt,
hij volhardt totdat de Allerhoogste er aandacht aan schenkt,
totdat hij ten gunste van de rechtvaardige oordeelt
en dat oordeel uitvoert.


Tusenzang: 772B Voor kleine mensen

Evangelie - De Farizeeër en de Tollenaar (Lc. 18, 9-14)


Comm
entaar

Ik heb nooit van lessen van moraal gehouden. En ik heb er nooit van genoten dat we religie en lessen van moraal verwarren.

En ik vind dat bijbelteksten vaak geen goede voorbeelden zijn van moraliteit. Het is het geval in het Oude Testament. Neemt bijvoorbeeld de diefstal van Esau’s zegen. Jacob doet zich voor als zijn oudste broer voor hun vader Jacob om hem van zijn zegen te beroven en de erfgenaam te worden. Er zijn duizend voorbeelden hiervan.

Maar het is ook het geval in het Nieuwe Testament. En ik geloof dat we soms te veel het Nieuwe Testament lezen, en vooral de evangeliën lezen, alsof ze het eerst over moraliteit hadden, wanneer ze het eerst over God hadden en over onze relatie met God.

Laten we het evangelie van vandaag nemen. Natuurlijk is de farizeeër ondraaglijk. Hij is vol van zelftevredenheid. Hij is zo trots als een pauw. Maar de tekst vertelt ons niet dat hij liegt. De gelijkenis vertelt ons niet dat hij een schijnheilige is. Neen. De farizeeër doet waarschijnlijk alles wat hij zegt. Hij is eerlijk, hij is trouw, hij is vroom. Het is veel.

Dus zou het voldoende zijn dat hij bescheidener wordt? De les van het evangelie zou dan zijn: doe het goede maar wees bescheiden. De tekst gaat niet in deze richting. Jezus vertelt ons niet dat de Farizeeër pretentieus is, hij vertelt ons dat hij niet gerechtvaardigd is wanneer hij naar huis terugkeert. Terwijl de tollenaar is gerechtvaardigd. En toch de tollenaar zegt ook alleen maar de realiteit: hij is een zondaar.

Deze gelijkenis leert ons niet om bescheiden te zijn. “Ik doe het goede, ik weet het, maar ik beweer dat ik een zondaar ben, ook al heb ik innerlijk een andere overtuiging”.

Dit evangelie leert ons iets anders, dat misschien minder gemakkelijk te aanvaarden is. Laten we beginnen met het voorbeeld van de tollenaar. Hij keert gerechtvaardigd naar huis terug, God beschouwt hem als een rechtvaardig man. En wat deed hij daarvoor? Niets. Het is niet zijn bescheidenheid die hem redt. Het is zijn gebed tot God. En zijn gebed beweert niets. Ze zet niets in de balans. Ze brengt niets naar voren. Ze is een pure smeekbede. Het is vrij duidelijk dat wat God hem rechtvaardig maakt, niet is wat hij deed. De tollenaar was in deze tijd het uitstekende voorbeeld van corruptie. Maar het is ook niet zijn bescheidenheid. Deze tollenaar is precies het voorbeeld van de man die met lege handen voor God gaat en die volledig op hem vertrouwt.

We bevinden ons waarschijnlijk in een middenpositie, ergens tussen de farizeeër en de tollenaar. We zijn niet zo arrogant als de farizeeër, maar we hebben waarschijnlijk het gevoel dat we een aantal goede daden in ons leven hebben gedaan. En waarschijnlijk terecht. En we komen niet met lege handen voor God aan. We zijn niet zo zeker van onszelf als de farizeeër, maar we denken dat we wat meer argumenten hebben dan de tollenaar. Kortom, we zijn vaak bescheiden farizeeën.

Maar waartoe de gelijkenis ons uitnodigt, is niet om een middenweg tussen de twee personages te vinden. Ze nodigt ons uit om de houding van de tollenaar te kiezen. En dus nodigt ze ons uit om onszelf met lege handen voor God te presenteren. En dat is niet vanzelfsprekend. Zoals de tollenaar van de gelijkenis worden, betekent dat we ons vertrouwen alleen op God stellen, en zeker niet op onszelf, op onze verdiensten of onze kwaliteiten.

Paulus zal niets anders leren wanneer hij ons zegt dat we alleen door het geloof zijn gered, want wat is geloven in God tenzij ons vertrouwen in Hem stellen? Als we ons vertrouwen op iets anders stellen, wordt dat onze God. We kunnen ons vertrouwen op onszelf stellen, op onze kwaliteiten, op onze relaties, en dat is onze ware God.

Geloven in God, ons vertrouwen op God stellen, is altijd jezelf met lege handen presenteren. En dat is niet vanzelfsprekend. We denken dat we vertrouwen moeten hebben in onszelf, bijvoorbeeld in het dagelijks leven. En het is waar. Gij weet waartoe Gij in staat zijt. Gij kent uw vaardigheden. Gij kent uw kwaliteiten. En in die zin hebben we vertrouwen in onszelf,  voor ons werk, voor onze relaties, enzovoort. En dat is allemaal goed.

Maar het is niet hetzelfde als het gaat om God. Als we geloven dat we iets te argumenteren hebben tegenover God, verstoren we onze relatie met hem. Zich met lege handen voor God presenteren is geloven. Als we onze zaak voor God verdedigen, verlaten we een houding van geloof voor een houding van onderhandelen. En God is zeker boven onze stand.


Groot dankgebed 151: Christus de gestalte van God

Slotlied: 851 Kleine Psalm


------