------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





30 Juni 2019: 13e zondag

    Wie zijn de echte volgelingen? (Lc. 9, 51–62)

Marcel Braekers

Openingszang 581: "Zoals Ik zelf gezonden ben"

Begroeting

‘ Je bent christen, omdat je geroepen bent’. Terwijl ik het neerschreef schrok ik zelf van wat ik schreef, maar eigenlijk is dat de Bijbelse visie. Ze staat haaks op allerlei andere visies die tegenwoordig worden genoemd: je bent christen vanuit gewoonte, omwille van je opvoeding, omdat mijn cultuur nu eenmaal christelijk is, enz. Dat zal zeker allemaal meespelen, maar aan de oorsprong staat het gegeven dat God je geroepen heeft. Sterker nog: dat je bent uitgekozen. Dat is misschien even schrikken, want ik herinner me dat moment niet en ik heb er geen ervaring van. En toch komt de Bijbel met die dwarsliggende gedachte: indien je gelovig bent, is dat een geschenk, een roep-ing. Bij sommigen reeds vanaf de moederschoot zo wordt van de profeet Elia en Jeremia verteld. Bij anderen wordt die roeping wakker via een gebeurtenis. Aan u om te beginnen zoeken. Herken je iets in deze visie? Is er iets gebeurd in je leven dat een spoor werd naar het heilige, of heb je het gevoel dat je reeds vanaf je geboorte werd aangesproken?
Ik overval jullie met mijn vragen, maar de aanleiding zijn de lezingen van deze zondag. In de eerste lezing loopt een boer achter zijn ossen aan te ploegen en plots wordt hem de profetenmantel omgelegd. In het evangelie wandelt Jezus met een aantal volgelingen door het onvriendelijke gebied van de Samaritanen. En in plaats van hatelijk terug te reageren op de vijandige houding, roept Jezus zijn leerlingen op om de houding te zien als een uitdaging, het moment waarop ze geroepen worden. Telkens gaat het om verhalen die bedoeld zijn om bij jouw eigenste verhaal te komen: waar en hoe ben jij geroepen?

Lied 114: "God onze Vader wij roepen U"

Gebed
Hoort en ziet het levend woord,
Met het hart wordt hij gehoord.
Ziet de mens en zegt hem voort.

Mensenzoon die dienen kwam,
’t lot der slaven op zich nam,
Afgeslacht werd als een lam.

Die de naam heeft eens voorgoed,
Dat hij leeft en liefde doet,
Brood dat deze wereld voedt.

Eerste letter van de taal
Licht waarin ik ademhaal
Toekomst eenmaal andermaal –

Die ons kent van zo dichtbij
Één uit onze kring is hij,
Één van onze bezingen wij. 
                        (H. Oosterhuis, Stilte zingen p. 353)


1 Koningen 19, 16 – 19

Tussenzang 579: "Gij met uw onverwacht woord"

Lucas 9, 51 – 62

Homilie
Misschien had ik beter eerst wat uitleg gegeven bij het evangelie, maar ik liet het liever zo. Je kreeg daarmee een wat vreemd verhaal. Waarom waren die Samaritanen zo onvriendelijk en waarom gedroegen de leerlingen zich zo agressief? Ook vandaag zijn de Joden niet vriendelijk voor sommige verwante groepen, zoals ze dat 2000 jaar geleden ook niet waren. Ook vandaag leven er op de West Bank die toen de streek van Samaria was in de streek van Nablus Samaritanen. Ze zijn er vanaf ongeveer het jaar 800 v.C. Toen veroverde Assyrië het Noordrijk en werd het grootste deel van de bevolking gedeporteerd. Een kleine achtergebleven groep vermengde zich met andere bevolkingsgroepen en bleef in de streek van Samaria wonen als de Samaritanen. Toen de gedeporteerden terugkeerden beschouwden ze deze groep als verraders terwijl de Samaritanen zichzelf als de echte Israëlieten zagen (en vandaag zich nog zo zien). Toen ze de teruggekeerde Joden aanboden om te helpen bij de opbouw van de tempel werden ze hooghartig afgewezen. Dus bouwden ze een eigen tempel op de berg Gerizim en hielden ze zich altijd streng aan de Bijbelse voorschriften. Maar ze namen alleen de vijf boeken van Mozes aan, niet de profetische teksten of de wijsheidsboeken. Ze gingen hun eigen Pasen vieren, enz. Tussen de Samaritanen en de andere Joden kwam het nooit meer goed. Joden die in Galilea woonden en op pelgrimstocht naar Jeruzalem gingen moesten echter door die streek. Ze werden er niet vriendelijk behandeld als men door had dat ze alleen maar op doorrreis waren. Ook toen werd er al met stenen gegooid.

Dat is de achtergrond van het evangelie dat we hoorden. Wat doen dus de leerlingen? Ze vragen aan Jezus of ze vuur uit de hemel moeten afroepen over deze ongastvrije mensen. Wat ze precies wilden doen, weet ik niet, maar het leek me alleszins niet prettig.
Het is precies in die context dat Jezus (of misschien Lucas) de roeping tot leerling plaatst. De onvriendelijke houding van de Samaritanen ziet Jezus als een uitdaging en Hijzelf neemt dus een heel andere houding aan dan zijn volksgenoten. Denk maar aan de parabel van de barmhartige Samaritaan of aan het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw bij de waterput. De stugge houding van de Samaritanen kan je beantwoorden met boosheid, je kan ze ook zien als een uitdaging of sterker nog: als het moment dat je geroepen wordt. En dan volgen de raadgevingen: een echte volgeling neemt zijn kruis op, de Blijde Boodschap doorgeven is belangrijker dan de universele wet van doden begraven, familiebanden moeten plaats maken voor een nieuwe verbondenheid, de Rijk van God, enz.

Toen ik dit alles neerschreef moest ik terugdenken aan het mooie boek dat prof. Guido van Heeswijck onlangs schreef ‘Onbeminde gelovigen’. Zo sprak de pastoor zijn kudde op zondag toe als beminde gelovigen. Maar, zo betoogt van Heeswijck, we zijn als gelovigen niet meer bemind en vormen stilaan een randgroep in de samenleving. Voor de meesten zijn we een rariteit geworden. Sommigen behandelen ons ronduit vijandig alsof we de Samaritanen van onze samenleving zijn geworden, anderen zien ons als een wereldvreemd curiosum. Hoe te reageren op deze situatie? Ik zie een groep christenen die zich opsluiten in een egelsituatie, opgerold met de stekels omhoog om elke aanval te pareren. Ik zie een groep christenen die zich als ‘onbeminde gelovigen’ in stilzwijgend wachten terugtrekken lijdend onder het verlies, de vergrijzing, de vieringen die spirit missen, enz. Ik zie veel cultuurchristenen die af en toe eens meelopen, omdat het mooi staat (trouwen, begraven worden, in een folkloregroep meestappen). Wat moet je doen? Je kan de vijandige situatie ook opvatten zoals in het evangelie, namelijk als een uitdaging of sterker nog, als het startpunt van je roeping.

De stichter van mijn orde, Dominicus, heeft het zo ervaren. Tot zijn 30e was hij een vrome, stille priester, lid van een priestergroep rond de kathedraal, maar de onverwachte confrontatie met onwetendheid, geloofsafval, strijd tussen wie zich de echte christenen noemden en het geweld dat ermee gepaard ging werd de basis van zijn nieuwe roeping. Verkondigen namelijk aan wie zich afkeerden, getuigen tegenover sceptici. Het werd de aanzet voor een radicale omkeer in zijn leven en een heel andere manier van zijn. Studie werd belangrijk want je moet weten tot wie je spreekt en waarover je spreekt. Gebed bleef belangrijk als ultieme houvast. Maar boven al was een open geest nodig die vrij in gesprek kan en durft gaan en die daarbij gedreven wordt door liefde voor God en gerechtigheid tussen mensen. Het open, eerlijke gesprek als basis van een roeping.

Ik keer zo terug naar het evangelie van deze zondag. Je kan het lezen als een uitdaging voor elke tijd, maar zeker voor vandaag en hier op de plaats waar we leven. Roeping als uitdaging om in de weerstand of de vijandigheid een aanzet te vinden tot gesprek, aanzet tot diepere vragen over zin van het leven, enz.

Groot dankgebed 164: "Gij die weet"

Lied na de communie 564: "Gehoord van mensen"

Afsluiting


------