------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





17 februari 2019: 6e zondag

       Opgericht uit de dood (1 Kor 15, 12.16-20)

Rik Nuytten


Openingslied:     363 Gij zijt voorbijgegaan   

Goede morgen,

In het lied dat we juist gezongen hebben drukken we uit dat het moeilijk is om Jezus te kennen, om Hem te begrijpen. Hij blijft ons ontsnappen en blijft verborgen in zijn God. En, eerlijk gezegd, die God van Jezus is voor mij al even verborgen en moeilijk te benaderen.

Ik heb dit lied gekozen naar aanleiding van de voorgeschreven lezingen van vandaag. In de eerste lezing doet Paulus een heel categorieke uitspraak over het geloof in de verrijzenis, en in de tweede lezing horen we de Bergrede, in de versie van Lucas. Op het eerste gezicht twee lezingen die niet echt bij elkaar horen. Maar toen ik begon te lezen, bleek dat de liturgisten die deze lezingen gekozen hadden wel degelijk wisten wat ze deden! Ik zou daar vandaag samen met jullie wat over willen nadenken.

In de groep van het leerhuis waar ik aan deelneem, lezen wij al een tijdje uit de handelingen van de apostelen. Uit de teksten komt duidelijk naar voor dat de leerlingen na de kruisdood van Jezus geleidelijk tot het inzicht zijn gekomen dat Jezus niet dood was, maar dat Hij leefde. Sterker, dat in zijn Naam allerlei wonderen gebeurden, en, heel merkwaardig, dat de leerlingen hun angst voor het eigen lijfbehoud afwierpen en begonnen vrijuit te getuigen over de levende Jezus. Marcel had het verleden week over Maria Magdalena en de vrouwen die getuigden in Jeruzalem, en over Petrus die in het Noorden van het land, in Galilea, een gelijkaardig traject gaat.

Tijdens de laatste twee sessies van dit leerhuis zijn we aarzelend beginnen uitspreken wat geloven in verrijzenis voor ieder van ons betekent. Het waren boeiende gesprekken, en het verplichtte mij verder en dieper na te denken over mijn eigen geloof. Ik zag mezelf altijd als een eerder rationeel persoon die graag de zaken netjes en helder, goed uitgedacht, zag. Maar gaandeweg ontdekte ik bij mezelf dat ik niet mee kan gaan in de ultra-rationaliteit van een Etienne Vermeersch waar enige weken geleden zo veel over geschreven werd. Ik geloof dat er meer is. Ik geloof in het bestaan van een mysterie dat ik niet kan vatten, waar de wetenschap niet bij komt, en nooit bij zal komen, en waarvan ik door mijn opvoeding en door de mensen waarmee ik in contact kwam, soms een glimp kan ontwaren.

In deze viering had ik jullie graag mee genomen in mijn aarzelend zoeken naar wat ik geloof over verrijzenis.

Laten wij in het lied 412 uitzingen hoe wij, beperkt en beschadigd als wij zijn, toch willen open staan voor het mysterie van God.


Lied:     412 Wat ik gewild heb   


Openingsgebed

God van liefde,
In de verstilling van dit uur
Ontvallen ons
Houvast en zekerheden
Waarmee we ons omringen.
Doorheen de nacht
Van twijfel en van leegte
Moet een mens –
De lange weg door de woestijn –
Om op een dag
De kracht en
Zegening te kenen
Van uw vereeuwigd woord:
“Ik zal er zijn.”

Geef ons die vaste grond
Opdat wij in beproeving staande blijven.
En schep in onze ziel
De ruimte die nodig is,
Om oog in oog met lijden
Zelf onvoorwaardelijk nabij te zijn.
                Kris Gelaude – Voor wie bidden wil P. 77


Eerste lezing

1 Kor 15, 12.16-20

Maar wanneer nu over Christus wordt verkondigd dat hij uit de dood is opgewekt, hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat de doden niet zullen opstaan?
Wanneer de doden niet worden opgewekt, is ook Christus niet opgewekt. Maar als Christus niet is opgewekt, is uw geloof nutteloos, bent u nog een gevangene van uw zonden en worden de doden die Christus toebehoren niet gered. Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn.

Commentaar:

Ik vind deze woorden van Paulus sterk! Hij laat aan duidelijkheid niets over. Als je niet in de opstanding uit de doden gelooft, dan is je geloof nutteloos.

Bij het nalezen van verschillende teksten over verrijzenis, blijkt dat er wel wat achtergrond hoort bij deze uitspraak. Paulus was oorspronkelijk een Joodse Farizeeër, en de Farizeeën geloofden in de opstanding van de doden op het einde der tijden. In de joodse cultuur werd “opstaan uit de doden” niet gezien als “onsterfelijkheid” zoals de Grieken dit zagen. Daar dronken de goden een toverdrank waardoor ze onsterfelijk werden. Onsterfelijk zijn betekende voor de Grieken (en misschien bij velen van ons) een verder gaan van het leven zoals wij het nu kennen. Dit was bij de joden niet zo. Bij hen ontsnapt “opstanding uit de doden” aan alle kennis en verbeelding en is het een ingrijpen van God.

Dit deed bij mij een belletje rinkelen: ik ben stilaan ook geëvolueerd naar een godsbeeld waarbij ik aanvaard dat mijn voorstelling van God ontsnapt aan mijn kennis en aan mijn verbeelding. Ieder beeld van God dat ik probeer te maken, schiet te kort. En gaandeweg ben ik daar rustig bij geworden. Ik kan God niet vatten, en dat is voor mij OK. Ik geloof dat Hij er is, dat Hij er was en dat Hij er zal zijn. En ik geloof dat Hij mij werd doorgegeven in de traditie van vele eeuwen, in mijn opvoeding en door mensen die mij geraakt hebben.

Met dit geloof kijk ik nu naar “Opstanding uit de doden”. Opstanding is iets wat mij ontsnapt, wat ik niet kan vatten. Maar het is duidelijk uit de handelingen, dat de leerlingen na de kruisdood van Jezus tot het besef gekomen zijn dat de kruisdood van Jezus niet het laatste was. Zij die de aardse Jezus gekend hadden blijken in te zien dat God Hem niet in de steek heeft gelaten op het kruis, maar dat Hij verder leeft. De gemeentes in Jeruzalem en Petrus in Galilea spreken over “ons werd getoond”. Er leiden eigenlijk twee sporen naar de verrezen Heer: enerzijds het leven van de aardse Jezus, een horizontaal spoor, waarbij de leerlingen getuige waren van de uitzonderlijke relatie van Jezus met zijn Vader, en anderzijds het verticale spoor, de lijn naar God (de geest) die niet te vatten is, maar in heel de heilsgeschiedenis heeft God de mensen (vooral de zwakken en de kleinen) niet in de steek gelaten. En Jezus heeft dit uitgebreid voorgeleefd en verkondigd tijdens zijn verblijf op aarde. En God heeft Jezus niet in de steek gelaten op het kruis.
Paulus daarentegen heeft de aardse Jezus niet gekend. Hij kent alleen het verticale spoor. Hij stelt dit verticale spoor in tegenstelling tot de Wet (die hij als Farizeeër door en door kende) en wijst erop dat die Wet te kort schiet om God echt te kunnen benaderen. Dit verklaart de stelligheid van zijn uitspraak over geloof in de opstanding. Het gaat om geloof in de reddende werking van de God uit de hele heilsgeschiedenis.

Als ik probeer te verwoorden wat “opstanding uit de doden” voor mij betekent, dan ga ik terug naar mijn overgave aan de God die ik niet kan vatten maar waar ik in geloof. Ik geloof dat die God in mijn leven en dat van de mensen rondom mij ingrijpt op een manier die ik nooit zal kunnen vatten, ik geef mij aan Hem over. Het is diezelfde God die oproept om open te staan voor de andere, de zwakke, de mens in nood, de horizontale dimensie. En die oproep gaat over de grenzen van tijd en ruimte heen. Ook hier schiet mijn kennis en weten te kort. Maar ik heb vertrouwen dat dit mysterie een positieve kracht is, die heil brengt en mensen raakt in hun diepste wezen. En ik vertrouw er op dat God mij op die diepe manier zal blijven raken over de tijd en de ruimte heen. Dat zie ik als opstanding.

De verticale God die Jezus zo intens kende, beter dan wie dan ook, roept ons allen op, om in tijden van tegenspoed, honger, armoede en afwijzing, op te staan en te blijven gaan. Dat is wat in de Bergrede gezegd wordt, en daarom vind ik dat de lezing met de Bergrede goed past bij de tekst van Paulus over de opstanding van de doden.

We lezen de versie zoals Lucas die optekende. Waar Mattheus de Bergrede als het centrale gedeelte van een grote compositie plaatste, heeft Lucas deze tekst anders gecomponeerd, kort na de passage van de roeping van de leerlingen en een eerste aanvaring met de schriftgeleerden.

In het licht van de viering vandaag heb ik gekozen voor een hertaling uit het Hebreeuws door André Chouraqui.  Deze joodse auteur is opgegroeid in Frankrijk, maar vertrok in 1958 naar Israël.  Het meest opvallende in deze vertaling is dat de ons bekende passieve vertaling ‘zalig zij die...’ of ‘gelukkig zij die...’ hier vervangen wordt door de actieve vertaling ‘dat ze opstaan en gaan...’ in het Frans: “en marche!”

Dit spoort met mijn geloof in verrijzenis. De oneindige liefde van God, de ongrijpbare, die het heeft voor iedereen, de armen en de zwakken. Verrijzen is “opstaan en gaan…”

Na de lezing sluiten wij de woorddienst af met het lied 531 De zaligsprekingen.

Lezing (Lk 6, 17.20-26)

En toen hij de menigten zag,
ging hij de berg op en zette zich daar neer. Zijn leerlingen kwamen dichterbij.
Hij opende zijn mond, onderrichtte hen en sprak:
Dat ze opstaan en gaan, zij die vernederd en in ademnood zijn! Ja, het rijk der hemelen wordt hun deel.
Dat ze opstaan en gaan, zij die treuren en in rouw zijn! Ja, zij zullen versterkt en getroost worden.
Dat ze opstaan en gaan, zij die zachtmoedig zijn! Ja, zij zullen het land beërven.
Dat ze opstaan en gaan, zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid! Ja, zij zullen worden verzadigd.
Dat ze opstaan en gaan, zij die barmhartigheid betonen.' Ja, zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Dat ze opstaan en gaan, zij die zuiver zijn van hart! Ja, zij zullen God zelf zien.
Dat ze opstaan en gaan, zij die vrede stichten!
Ja, zij zullen zonen en dochters van God genoemd worden.
Dat ze opstaan en gaan, zij die vervolgd worden om de gerechtigheid! Ja, het rijk der hemelen wordt hun deel.
Sta op en ga, jullie,
wanneer ze jullie beschimpen en vervolgen,
wanneer ze jullie belasteren en van allerlei kwaad beschuldigen om wille van mij! Wees dan blij en spring op van vreugde!
Jullie loon zal groot zijn in het verborgene.
Ja, hebben ze niet ook de profeten vervolgd, zij die jullie zijn voorgegaan?
                   
                    Vertaald uit het Frans: A. Chouraqui


Lied:                    531 De zaligsprekingen




Offerande
    (Acclamatie 149)

Tafelgebed
        167: Gij Zijt het
       

Onze Vader


Slotgebed

God van liefde,
In de verstilling van dit uur
Ontvallen ons
Houvast en zekerheden
Waarmee we ons omringen.
Doorheen de nacht
Van twijfel en van leegte
Moet een mens –
De lange weg door de woestijn –
Om op een dag
De kracht en
Zegening te kenen
Van uw vereeuwigd woord:
“Ik zal er zijn.”

Geef ons die vaste grond
Opdat wij in beproeving staande blijven.
En schep in onze ziel
De ruimte die nodig is,
Om oog in oog met lijden
Zelf onvoorwaardelijk nabij te zijn.
                Kris Gelaude – Voor wie bidden wil P. 77


Slotlied:         364: Om te zien een nieuwe aarde





------