------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





30 september 2018: 26e zondag

Profetisch spreken        (Mc. 9, 38-48)

Ides Nicaise


Openingszang 104: " Gegroet en gezegend"

Inleiding

Binnen 14 dagen trekken we met z’n allen naar de stembus. Misschien bezorgt dat sommigen onder jullie stress, want je bent voor de komende zes jaar van die verkozenen afhankelijk. En dit jaar verloopt de verkiezingsstrijd in een grimmige sfeer: een mobilhome van een Leuvense politicus wordt in brand gestoken; een vice-premier krijgt ’s nachts bezoek van de politie; op heel wat kieslijsten worden kandidaten al weken op voorhand verwijderd omwille van allerlei schandaaltjes en verdachtmakingen… Wie kan je nog vertrouwen ? denk je soms. Wel, dat probleem stelde zich ook al met de profeten uit de bijbel.

Natuurlijk is de vergelijking tussen onze politici van vandaag en de profeten uit de bijbel een beetje bij de haren getrokken. Profeten worden niet verkozen maar geroepen. Hun gezag berust niet op de omvang van een electoraat. Zij groeien erin, verwerven het geleidelijk. Ze ervaren in het begin vaak een grote angst voor hun opdracht, maar laten zich door God leiden en halen daaruit hun gezag bij het volk. Ze hoeven dan ook niet populair te zijn. Ze vertegenwoordigen niet het volk, maar God. En toch moeien ze zich heel sterk met maatschappelijke problemen, zoals we straks zullen zien.

Als een profeet niet verkozen is, krijg je natuurlijk de vraag naar legitimering: hoe weet je, wanneer je door een profeet wordt aangesproken, dat je met ‘een echte’ te maken hebt ? Waar halen profeten hun gezag vandaan ? Reeds in het Oude Testament waren er af en toe twijfels bij de betrouwbaarheid van profeten. Een van de criteria was ook toen reeds, dat de Geest van Jahwe op hen rustte. Profeten zijn door God bezield, gedreven, soms haast door hartstocht voor Hem ‘bezeten’. In hen herkennen mensen het woord en de hand van God. Zo wordt het ook uitgedrukt in lied 529. Wij zingen daarvan strofen 6-10 en 12.

Lied 529: " Hoort hoe God met mensen omgaat "



Inleiding op de 1° lezing


Omdat de drie voorgeschreven lezingen van vandaag zo goed bij elkaar passen, wil ik jullie geen van de drie onthouden. Ik maak mijn commentaar liever wat korter. Alle drie zeggen ze iets over religieus leiderschap: wie heeft recht van spreken ? Wat is de profetische boodschap ? En wat met slechte leiders ?
De eerste lezing speelt zich bijna 3300 jaar geleden af, midden in de Sinaï-woestijn, wanneer het volk lijdt onder de ontbering en in een geloofscrisis terechtkomt. Er wordt gemord, niet alleen tegen Mozes maar ook tegen Jahwe. En na zo’n conflict roept Mozes de 70 oudsten bij elkaar en laat Jahwe zijn geest over hen neerdalen. Zij worden a.h.w. geroepen om het vertrouwen in Mozes en Jahwe te herstellen. Maar er zitten twee rare vogels tussen die de ritus niet hebben meegemaakt en toch aan het profeteren gaan. Moeten zij de mond gesnoerd worden? Is de vraag

Eerste lezing: Numeri 11,25-29

In die dagen  daalde de Heer neer in een wolk, sprak tot Mozes en legde een deel van de geest  die op Mozes rustte, op de zeventig oudsten.  En toen de geest op hen rustte, profeteerden zij,  maar later hebben zij het niet meer gedaan.  Nu waren er twee mannen in het kamp gebleven.  De een heette Eldad, de ander Medad.  Ook op hen rustte de geest  - zij stonden op de lijst al waren zij niet naar de tent gegaan -  en zij profeteerden in het kamp.  Een jongen ging het ijlings aan Mozes vertellen en zei:  “Eldad en Medad zijn aan het profeteren in het kamp.”  Jozua, de zoon van Nun,  die reeds als jongeman in dienst van Mozes gekomen was,  zei daarop tot Mozes:  “Mijn heer, dat moet u hun verbieden.”  Mozes zei hem:  “Waarom komt u voor mij op?  Ik zou willen dat heel het volk van de Heer profeteerde en dat de Heer zijn geest op hen legde.”

Bezinning
 

De kern van deze lezing zit in de laatste zin: “Waarom komt u voor mij op? Ik zou willen dat heel het volk van de Heer profeteerde en dat de Heer zijn geest op hen legde.” De roeping om te profeteren is geen concurrentiestrijd tussen elites, maar een universele roeping. Is niet elk van ons gedoopt ? Hebben wij niet allemaal de Heilige Geest ontvangen ? Zijn wij dan ook niet allemaal geroepen om te spreken, stelling in te nemen, de kernwaarden van ons geloof voor te houden in een op hol geslagen samenleving ? Ik nodig jullie uit om samen deze oproep te beantwoorden met het ‘Lied van de geroepenen’ naar Huub Oosterhuis:


Gods woord, vrij, komt en roept
Roept doden tot leven, mensen bij name.
Waakt en geeft moedig uw antwoord
Als de Heer roepend uw huizen voorbij gaat

’t Woord riep Mozes met macht – en Mozes riep mee:
Gij moet bevrijden slaven van slaven
’t Woord nam Jeremia met macht:
Spreek voor mij, Ik leg mijn woorden in jouw mond.

Overzee, vlucht maar voort, Jona
God zal je toch achterhalen
In de vis zal Hij je vangen
Als een klein, spartelend visje vangt Hij jou

Jezus riep: ‘Simon, kom’.
‘Nee Heer, ga weg, ik ben u onwaardig’
Grote vrees had hem bevangen.
Jezus zei: ‘visser van mensen maak ik jou’.

Zoon van God, toon ons uw trouw.
Roep ons bij name, maak ons gewillig.
Op uw woord zullen wij scheepgaan, in uw Geest.
Vissers van mensen maak ons, Heer.
Lied 510: "Wees hier aanwezig"

Tweede lezing: Jakobus 5,1-6

Broeders en zusters, Gij die rijk zijt:  weent en jammert om de rampen die over u komen.  Uw rijkdom is verrot,  uw mooie kleren zijn door motten aangetast,  uw goud en zilver is verroest.  Die roest zal tegen u getuigen  en als een vuur uw vlees verteren.  Schatten hebt gij verzameld,  terwijl het de laatste dagen zijn. 

Hoort, het loon dat gij hebt onthouden aan de arbeiders die uw velden hebben gemaaid roept luid,  en de kreten van uw oogsters zijn doorgedrongen  tot de oren van de Heer der heerscharen.  Gij hebt op aarde gezwelgd en gebrast,  gij hebt u vetgemest voor de dag van de slachting.  Gij hebt de rechtvaardige gevonnist en vermoord; hij heeft geen verweer tegen u.

Commentaar

In deze brief van Jakobus zien we een echo van de typische profetische stijl, die bijvoorbeeld ook 750 jaar voordien door Jesaja beoefend werd. Profeteren is niet zozeer de toekomst voorspellen, de komst van de Messias aankondigen; het is in de eerste plaats je medemensen wakker schudden en de authentieke bijbelse waarden centraal stellen. Het is tegen de stroom durven ingaan, zonder aanzien des persoons.
Als Jakobus vandaag in Europa had geleefd, had hij zijn pijlen waarschijnlijk gericht op de graaizucht van bankiers en top-managers, belastingontwijkers, politici die snoeien in de sociale uitkeringen en de arbeidsbescherming uithollen. Hij zou ongetwijfeld van leer getrokken zijn tegen de groeiende vreemdelingenhaat, het gebrek aan solidariteit met asielzoekers, enzovoort.
Als wij dan allemaal geroepen zijn om profetisch te getuigen, is deze lezing voor ons een hart onder de riem om onbevreesd te durven ingaan tegen het dominante discours, en ook in onze daden te laten zien dat God de kant heeft gekozen van kwetsbare mensen. Laten we dit uitzingen met lied 772.

Lied 772: "Voor kleine mensen"

Evangelie: Marcus 9,38-48

In die tijd zei Johannes tot Jezus:  “Meester, we hebben iemand die ons niet volgt,  in uw naam duivels zien uitdrijven,  en we hebben getracht het hem te beletten  omdat hij geen volgeling van ons was.”  Maar Jezus zei:  “Belet het hem niet,  want iemand die een wonder doet in mijn Naam  zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken.  Wie niet tegen ons is, is voor ons.  Als iemand u een beker water te drinken geeft  omdat gij van Christus zijt, voorwaar Ik zeg u:  zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.  Maar als iemand  een van deze kleinen die geloven, aanleiding tot zonde geeft,  het zou beter voor hem zijn  als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp.  Dreigt uw hand u aanleiding tot zonde te geven,  hak ze af;  het is beter voor u verminkt het leven binnen te gaan  dan in het bezit van twee handen in de hel te komen,  in het onblusbaar vuur.  Het is beter voor u kreupel het leven binnen te gaan  dan in het bezit van twee voeten in de hel te worden geworpen.  Het is beter voor u met één oog het Rijk Gods binnen te gaan  dan in het bezit van twee ogen in de hel te worden geworpen,  waar hun worm niet sterft en het vuur niet gedoofd wordt.”

Commentaar

Jezus reageert hier precies op dezelfde manier als Mozes. Je kan dit zien als een pleidooi voor tolerantie en éénheid tussen kerkgemeenschappen: “Wie niet tegen ons is, is voor ons.”
Maar wat een contrast tussen het eerste en het tweede deel van de lezing! De toon slaat om en wordt zelfs bitsig, op het gruwelijke af. Velen onder ons zullen denken dat uitspraken over ‘handen afhakken’ en ‘ogen uitrukken’ in de sharia thuishoren, maar niet in de bijbel. En toch blijkt er in Deuteronomium (het wetboek van Mozes) inderdaad een verordening in die zin te staan: als twee mannen vechten, en de vrouw van de éne grijpt de andere bij zijn geslachtsdelen om haar eigen man te helpen, dan moet haar hand afgehakt worden. (Ik zou denken dat zo’n maatregel hooguit op één of twee gevallen van toepassing kan geweest zijn. Of misschien was het een volksspel waar Mozes paal en perk wou aan stellen?) Hoe dan ook, zo worden we opnieuw geconfronteerd met overblijfselen van een niet erg bijbelse regelgeving in onze zogenaamd heilige geschriften. Misschien is het goed dat er hier en daar zo’n kemels in het Oude Testament staan, om ons aan te porren te blijven nadenken over wat door de Heilige Geest is ingegeven en wat niet…

Feit is dat Jezus hier harde woorden in de mond gelegd worden, tot en met expliciete verwijzingen naar de hel, “waar je eeuwig brandt en door wormen aangevreten wordt”. Jammer genoeg kunnen we hem niet meer in levenden lijve ontmoeten om verdere uitleg te vragen. Tegen beter weten in zou ik deze uitspraken als beeldspraak interpreteren.
Wat mij echter treft is dat deze harde uitspraken voorkomen in een discussie over religieus leiderschap. Jezus looft enerzijds mensen die wonderen doen in zijn naam, en vervloekt anderzijds leiders die kleine mensen misleiden en tegen hem opzetten – valse profeten dus. Bedoelt hij daarmee de Farizeeën ?

Het moet in elk geval ook een aansporing zijn om voorzichtig om te gaan met geloofsverkondiging. Verdeeldheid zaaien in religieuze aangelegenheden, in onze relatie tot God, is zowat het ergste wat religieuze leiders kunnen doen.



Groot dankgebed 155

Communielied 367:  "Vleugels van vertrouwen"

Voorbede (Leopold)

Transmigranten, vluchtelingen, vreemdelingen, medeburgers.
Wie zijn mijn broeders?
De mens in nood: de vluchteling?
De agent die orde tracht te bewaren?
De vrachtvervoerder die zijn werk wil doen?
Wie noem ik mijn broeders?
Wie sluit ik dan in?
Wie sluit ik dan uit?

Al ken ik het probleem, of de waarheid niet helemaal,
Ik erken wel de leugen, de vertekende voorstelling en het verzwijgen.
Wanneer mededogen of de orde herstellen
een substituut wordt voor het samen zoeken naar een effectief migratie beleid,
nestelen we ons dan niet in een pijnlijke problematiek?
Maar wij kunnen rechtstaan, spreken, vragenstellen,
op zoek naar waarheid die bevrijdt,
naar wijze oplossingen opdat wij menselijk en rechtvaardig
bij onze broeders kunnen zijn.

Dit is mijn engagement.
Is het ook de onze?

Zegen en wegzending

------