16 september 2018: 24e zondag
Wat beteken
ik voor jou? (Mc. 8, 27 – 35)
Marcel
Braekers
Openingszang 512: " Wees hier aanwezig God, en
luister"
Begroeting
Wie ben ik? Wie zeggen anderen dat ik ben?
Vergissen ze zich niet en kennen ze me helemaal
niet of is onze intuïtie niet te onderschatten?
Toch hebt u wellicht ook al mee gemaakt dat na
het overlijden van iemand dingen bekend worden
waarvan men het vermoeden niet had waardoor je
een heel ander beeld van die persoon krijgt. Of
ik denk terug aan de tijd dat ik als therapeut
werkte en dat mensen mij de vraag stelde: Hoe
kijk je naar mij? En vooral: hoe schat je mijn
kansen in om ooit te veranderen of gelukkig te
worden? Meestal stellen mensen die vragen maar,
omdat ze onzeker zijn of omdat ze menen dat
anderen zoveel meer inzicht hebben.
In het evangelie stelt Jezus ook die vraag aan
zijn leerlingen, niet vanuit onzekerheid maar
met een andere bedoeling. Jezus stelt zich
helemaal anders op dan de rabbijnen deden. In
hun school was het de gewoonte dat de leerlingen
allerlei vragen stelden en zij daarop een
meesterdiscours gaven. Hier gebeurt het
omgekeerde, Jezus stelt vragen en probeert al
vragend zijn leerlingen tot nadenken te brengen.
Het antwoord dat Petrus gaf “U bent de
koninklijk Gezalfde van God” (letterlijke
vertaling van Messias of Christus)
betekent een omslagmoment in het evangelie.
Marcus heeft zijn evangelie zo geconstrueerd dat
tot dan een sfeer van geheimzinnigheid rond
Jezus’ persoon hangt. Niemand begreep echt wie
Hij was, en degenen die iets meer vermoedden
werd aangemaand te zwijgen. ‘Het Messiasgeheim’
noemden de Bijbelspecialisten dit: Marcus die
bewust de diepere betekenis van Jezus verborgen
houdt, omdat men pas na het lijden en de dood en
na de echte navolging van de leerlingen in het
lijden zou gaan begrijpen wat de echte
identiteit van Jezus is. Daarmee hebben we al
twee tips gekregen om te begrijpen wie Jezus
was. Allereerst iemand die anders dan de
rabbijnen graag vragen stelde en zo mensen hielp
tot inzicht te komen. En er is die
raadselachtige idee van Marcus dat je Jezus maar
kunt begrijpen als je door je eigen lijden en
verdriet heen gaat en vandaar naar Hem gaat
kijken.
Vanaf nu zal Jezus ook drie keer zeggen dat de
mensenzoon zal worden vervolgd en gemarteld. En
elke keer voegt Hij eraan toe dat de leerlingen
eenzelfde lot zullen ondergaan.
En dan volgen die bekende raadgevingen van
nederigheid, dienstbaarheid, mededogen. Zo
leefde Hij en horen ook wij te leven.
En toch komt ook bij mij en misschien bij jullie
de vraag op: jij, wie zeg jij dat Hij is? Hoe
kijk je naar Jezus en hoe zou je in één woord
Hem typeren? Het is een intrigerende vraag en
eigenlijk moesten we nu in een kring kunnen
zitten en elkaar vertellen hoe wij naar Hem
kijken.
Lied 113: “Genoemd in vele namen”
Gebed
U
danken wij om Hem
Een zoon uit de schoot van uw volk,
Die is als een licht
Dat de sluier wegneemt van alle volken,
Als een licht dat de glorie van Israël
uitstraalt.
Hij was het die met uw liefde
Alle kou en verharding, zelfs alle dood
trotseerde.
Hij was het die in liefde bleef geloven
Zelfs in de nacht dat hij verlaten en verraden
werd.
Overschaduw ook ons met uw heilige Geest.
Verwek in ons liefde die blijft,
Die bestand is tegen hoogmoed en wanhoop,
Tegen onverschilligheid en verwarring.
Houd ons op koers met uw Geest,
Zoals die Hem bezield
heeft.
(S. de Vries, het rijk alleen p.
212)
Inleiding
op de lezingen
In de profetieën van Jesaja komt een merkwaardig
stuk voor dat over meerdere hoofdstukken loopt.
Het zijn de teksten over de knecht of de
lijdende dienaar van Jahwe. Niemand weet precies
wat de auteur heeft bedoeld. De knecht is een
soort van voortrekker, een lichtende figuur die
het lijden van anderen wil dragen en zo een
nieuwe toekomst wil openen. In de Joodse
traditie heeft men niet veel aandacht aan deze
teksten gehecht, maar in het christendom werden
ze heel belangrijk en zag men er de
voorafschaduwing in van Jezus de Christus. Hij
die de treurenden kon troosten, die zelf passief
het geweld onderging en zo een antwoord gaf op
de fundamentele vraag van het geweld.
Jesaja
50, 4 – 10
Lied
318: “Beeld van een mens”
Marcus 8, 27 – 35 versie Bijbel voor de jeugd
p. 54
Homilie
Wie zeg jij dat Hij is? We kennen veel
wetenschappelijke en theologische antwoorden:
Zoon van God, Messias, leerling van rabbi
Hillel, volgeling van Johannes de Doper.
In zijn mooi boek ‘vriend voor het leven’
schrijft Oosterhuis:
Beeld
en gelijkenis van Hem die leeft,
Een mensenzoon,
Heeft hij geen macht begeerd,
geen aanzien als een god,
En heeft zich niet
Aan de gestalte dezer wereld
onderworpen.
Heeft niet roofzuchtig , voor
zichzelf geleefd,
Maar zich ontdaan van zijn
bezit.
En is de weg gegaan
Die langs de zelfkant voert,
het duister in.
En is niet halverwege
omgekeerd,
Maar heel de weg gegaan. (p.
263)
Dat is een mooie synthese, maar daarnaast vraagt
Jezus via Marcus een direct en persoonlijk
antwoord nadat je door lijden en onmacht bent
heen gegaan. De vraag is dan misschien eerder in
de zin van: waar heeft Hij me doorheen geholpen?
Waar en hoe greep Hij mij vast toen ik zoals
Petrus in het water dreigde te vallen? Mensen
typeren Jezus soms als een wijze leraar, een
profeet, iemand vol mededogen. Maar Jezus lijkt
daar geen vrede mee te nemen, want in die
richting antwoorden ook de leerlingen als ze
zeggen dat Elia of Johannes de Doper zijn
teruggekeerd (men geloofde in die tijd in een
soort van reïncarnatie). Of zoals op andere
plaatsen waar mensen zeggen dat ze Hem wel
kennen als de zoon van die timmerman in
Nazareth. Het antwoord van Petrus is van een
heel andere orde: ‘Gij zijt de Gezalfde van
God’. Alsof hij diep in zijn ziel laat zien en
na een leven van zwerven en zoeken, van
leiderschap en vervolging, uiteindelijk zegt:
Jij hebt me perspectief geboden.
En in het evangelie van Johannes zegt de
geliefde leerling tegen Jezus: jij bent mijn
weg, mijn waarheid en mijn leven.
Zou je over Jezus ook anders kunnen spreken
zonder al het voorgaande af te wijzen? Ik kom
daarmee bij mijn eigen typering. Zou je over
Jezus van Nazareth kunnen spreken als de
Verwijzende, als de Icoon in wie mensen op een
unieke manier konden vermoeden wie God is, de
Plaats waar God zonder voorbehoud wilde wonen?
Ik formuleer het zo omdat God hier op aarde een
plaats nodig heeft om te wonen. Zoals J. Pohier
sterk aantoonde woont God niet overal (zoals in
de klassieke catechismus stond) want mensen
kunnen Hem uitsluiten of negeren. Maar God woont
daar waar mensen lijden en vragen en in diepe
eerlijkheid hun hart voor Hem openen. Dat is
toch volgens mij de kern van ons christendom met
in het centrum Gods menswording. Vandaar dat
Jezus van Nazareth in het centrum van ons geloof
staat als plaats en model van verwijzing naar de
Onnoembare. Ik denk daarom dat Hij allerlei
woorden waarin men Hem wil vereren en op een
verhoog plaatsen zou afwijzen. Hij zag zich
enkel als Plaats waar God handelde en als
Roepstem opdat Gods rijk op aarde zou komen. Of
zoals sint Paulus het formuleerde: ‘Hij is het
beeld van de onzichtbare God. In Hem heeft God
in heel zijn volheid willen wonen.’ En wij mogen
dit uitspreken waardoor we christen worden en
iets van die goddelijke glans in ons kan
oplichten.
Groot dankgebed 150: “Die naar menselijke
gewoonte”
Na de communie 563: “Kom in mij”
|