------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





30 maart 2018: Goede Vrijdag

                      Zie de mens

Kris Gelaude

Begroeting


Laten wij ons tekenen met het kruis, het kruis tussen leven en dood, maar dat ook de weg opent naar nieuw leven: in de naam van de Vader, de Zoon en de h. Geest.
Dit is de nacht van lijden en dood. Het uur waarop de mens Jezus en iedere mens die sterft, herleid wordt tot iets nietigs. Het ogenblik dat ieder spreken verstomt en de stilte alles draagt.
Zo moeten de geliefden onder het kruis, het tot in hun diepste wezen gevoeld hebben. Zo ervaren mensen die liefhebben en oog in oog staan met lijden en dood, het vandaag. Waar ook ter wereld.
Laten wij in deze gedachtenis aan Jezus’ lijden, ons bewust verbinden met alle lijdenden in deze wereld. En deze wake beginnen met enkele minuten van stilte.
Stilte

Lied 311: “O Hoofd vol bloed en wonden”, strofen 1-2-4

Gebed (samen)

Waar ben Jij nu, mijn God?
Vergeten heb je mij.
Al vloekt dat met je naam.
Laat je toch zien.
Word een gezicht.

Maar er is niets dan leegte.
De lange schaduw
van een vale nacht
sluipt om mij heen.
Waar ben Jij dan?

De woorden waarmee ik je noemde,
riep, bezong, besterven mij op mijn lippen.
Het lijkt nu zinloos nog je naam te noemen,
Jou te kennen.

Toch brandt die naam,
die vlamde door mijn dagen,
nog als verborgen vuur,
onder de as van mijn verdriet.
En ik herhaal dat jij mij ziet,
mij weet te vinden in het donker.
Ga dan, heel even maar,
als koele wind aan mij voorbij... (S. de Vries)

Lijdensverhaal

De lijdensfragmenten in het evangelie zijn ons bekend. Maar een paar weken geleden kwam ik hier luisteren naar L. De Saeger, die sprak over Jezus’ lijden, dat in allereerste instantie puur menselijk lijden is. Hij noemt de lijdensverhalen dan ook menswordingsverhalen. En dat kan het best belicht worden door te zoeken naar het verborgen lijden van Jezus. Daarom stond de spreker stil bij die lijdensaspecten die in de evangeliën slechts tussen de lijnen te lezen zijn.
Zo noemt hij o.a. het psychische lijden van de ontering, waarmee Jezus steeds meer alle waardigheid als mens ontnomen wordt. Hij is een speelbal geworden in de handen van anderen. Het mikpunt van spot.
Ook de angst en de verlatenheid die Hij kent, en waardoor Hij tot die verscheurende Godsvraag komt ‘God, waarom moet ik dit doorstaan? Waarom laat Gij dit toe? Waarom verlaat Gij mij?’. Vragen waar ook gewone mensen in hun lijden mee worstelen.

Verder is er het lijden van het isolement, als gevolg van de vijandigheid en het onbegrip dat rond hem gezaaid werd. En waardoor hij uiteindelijk in zijn lijden helemaal alleen staat. Want zelfs zij die als zijn meest getrouwen gezien werden, komen er niet toe om met hem te waken. Ze zeggen zelfs hem niet te kennen. En bij het ultieme moment van de kruisiging zijn ze nergens nog te bespeuren. Een eenzaamheid, een miskenning die elke mens onwaardig is.
Zo’n lezing van de lijdensverhalen toont voor mij vooral, hoezeer Jezus’ lijden een weerspiegeling is van al het lijden en het onrecht dat zich voortdurend, ergens in de wereld onder mensen aan het voltrekken is.
Daarom wil ik naast de lezingen uit het lijdensverhaal, telkens een verhaal van vandaag plaatsen.

Lied 313: “Christus, de gestalte van God”
Angst en de roep om mededogen, Mc. 14, 32-42

Op de vluchtelingenboot lagen vijf doden. We brachten ze aan boord. We gebruikten een plastiek doek als muur voor de privacy. De lichamen staken we in lijkzakken. Zwaar onder de indruk brachten we de vijf overleden slachtoffers naar het kleine mortuarium op de boot. En het moeilijkste moest nog komen. De familieleden van de overledenen wisten nog van niets.
Toen Nicolas hoorde dat zijn vrouw gestorven was, gaf hij op.
Zijn ogen werden leeg en dof, hij at of dronk niets meer en hij kreeg koorts.
Na een tijdje lag hij op de grond en bewoog niet meer. Daarom brachten we hem naar ons ziekenhuis. Hoe dichter we Italië naderden, hoe triester hij werd.
Ik probeerde tot hem door te dringen tijdens mijn nachtshift. Ik wilde hem aanmoedigen om te eten of te drinken, om vol te houden en door te gaan. Maar hij bewoog niet meer en deed alsof hij sliep. Of hij begon te huilen. Hij wou niet meer.
(Line Lootens, TGL nr. 3, 2016)

Lied 318: “Beeld van een mens”, strofe 1
In zijn naaktheid wordt Hij tentoon gezet, Mt. 27, 27- 31

Terwijl de asielprocedure loopt, probeert Rosina, een jonge moeder, die met haar man en 3 kinderen is gevlucht, met zwart werk de eindjes aan elkaar te knopen. Ze is bejaardenverzorgster en krijgt van een Joodse familie de vraag om tijdens de nacht voor hun oude moeder te zorgen.
Maar de oude Joodse dame minacht Rosina. Ze weet wat dit werk voor Rosina betekent en gebruikt die kwetsbaarheid om haar uit te buiten. Geen ogenblik van rust wordt haar tijdens de nacht gegund. Er moet gewerkt worden. Naast de nachtzorg vraagt ze steeds meer bijkomende verzorging. Soms krijgt ze een overschotje te eten van het vrijdagfeest. Maar de verwijten blijven komen. ‘Jij bent niets, alles wat je kan heb ik je geleerd. Je bent stom. Je hebt geen cultuur. Je komt hier alleen maar om te profiteren. Ik zoek iemand anders. Ik verwittig de politie dat je illegaal bent. Ik breng je advocaat hiervan op de hoogte...’ Tot Rosina de vernederingen niet meer aankan en door de knieën gaat. Maar als ze denkt aan haar gezin, heeft ze geen keuze. Ze zal de beschimpingen doorstaan en proberen geen haat toe te laten in haar hart... (A.H.)

Lied 318: “Beeld van een mens”, strofe 2
Door God en mens verlaten, Mc. 15,27-34

Nog niet zo lang geleden, liep ik samen met een collega op een begraafplaats zwijgend achter een kist, knerpend grind onder onze voeten. Rondom ons liep niemand, wij waren de enigen die de kist begeleidden. (...)
Na ieder eenzaam sterven vraag ik mij weer af of onze samenleving een antwoord heeft op dit diepe leed. Sterven in eenzaamheid is mijns inziens een wrange vrucht van onze voortvarende en succesvolle levensstijl. Het lijkt alsof onze ogen meer en meer gesloten raken voor de nietige, kwetsbare en ogenschijnlijk minder gave kant van het leven. (...)
Zie de mens, houd ik mijzelf vaak voor. Pak die hand, vang die blik en maak contact van mens tot mens. Hoe confronterend ook, in het geven kun je veel ontvangen.
(Irma Donkersloot,
Trouw)

Lied 318: “Beeld van een mens”, strofe 3
Bloemenhulde bij het kruis

Laten wij eer brengen aan Hem die in het diepste lijden,
door zijn trouw en vertrouwen,
ons een ondenkbare weg getoond heeft naar het leven.
En laten wij met datzelfde gebaar ook gedenken
allen die gekruisigd worden in deze wereld.

Muziek
Grote voorbeden (met refrein ‘Wees Gij het woord’ als acclamatie, nr. 139)

Laten wij bidden in dit uur, voor een gewonde en geschonden mensheid:
- voor de Syrische bevolking die reeds zo lang lijdt onder het vernietigende wapengeweld. Voor volkeren die van hun geboortegrond verdreven worden. Voor alle slachtoffers van niets ontziende oorlogen.
- Bidden wij voor de armen overal ter wereld, die de eerste slachtoffers worden van een ontwrichte en ziek gemaakte ecologie. Voor armen in ieder systeem, die zonder toekomst zijn als niemand het voor hen opneemt. Voor zij die opkomen voor mensenrechten en daarom bedreigd en vervolgd worden.
- Bidden wij voor zij die geestelijk gekwetst, gestoord en geschonden zijn. Voor diegenen die de beproeving kennen van een slepende en ongeneeslijke ziekte. Voor mensen die vergeten en alleen gelaten worden in hun lijden. En voor zij die eenzaam moeten sterven.
- Bidden wij voor allen die geloven in een God van liefde en gerechtigheid, in de God van Jezus, dat zij onbevooroordeeld en vol eerbied omgaan met iedere mens. Voor mensen in alle religies dat verschillen hen niet scheiden van anderen, maar juist aanzetten tot broederlijkheid.
- Bidden wij voor de kinderen van vandaag en voor hun ouders, voor zij die alleen door het leven moeten, voor priesters en religieuzen, dat zij allen de zegen kennen van een liefdevolle gemeenschap, waar lijden samen wordt gedragen en leven wordt gedeeld.
- Bidden wij voor een Kerk die de kwetsbaarheid van Jezus in haar ziel draagt en die alle macht heeft afgelegd, een Kerk die met zoekenden en kleinen op weg gaat, een Kerk waar getroost, geheeld, verbonden en bezield wordt.
Wij bidden u God, laat alle onmacht, alle angst en het niet-weten onder het kruis, ons niet verlammen, maar doen afstemmen op U. Gij het Woord, Gij de Stilte.

Gebed over de gave van het brood

God, wij bidden,
spreek uw kracht uit
over dit brood in onze handen.
Dat het een blijvend teken moge zijn
van Jezus, zo gebroken als Hij was,
die zich helemaal uit handen gaf.
Gij die gezegd hebt: ‘Ik zal er zijn’,
laat zichtbaar worden uw naam.
Wees de stem in ons die roept
om genade en om mededogen,
opdat wij zelf ons leven leren reiken
aan elkaar, als brood.
In blijvende gedachtenis aan Jezus.

Onze Vader
Communielied 314: “Nu valt de nacht”, 1-2-3

Slotgedicht

Zie de mens,
stervende pop
tot roerloos gesponnen
in het web van de dood,

verteerd, ademloos op,
beetje voor beetje
gegeten, verdwijnend
tot iets

zo klein als niets,
zo groot als een korrel,
een eencellige

met het bewustzijn
van een vlinder, een engel,
een pasgeboren god.           (Hein Walter)

 

------