------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





31 december 2017:

                    Het kind geeft hoop

Rik Nuytten

Openingslied 274: "Nun komm der Heiland"

Inleiding

Beste mensen,
In het openingslied hebben we gezongen van het kind dat licht brengt in de nacht. Licht in de duisternis is een belangrijk thema in der advent en de kersttijd. De laatste weken heb ik vaak nagedacht hoe het toch komt dat een boreling een bijzonder effect heeft op mensen. Het begon toen een nichtje van ons haar twee weken oude baby kwam voorstellen aan mijn vrouw die de meter van het nichtje is. Ik bleef erover mijmeren. Hoe komt het dat een weerloze baby gevoelens van zachtheid, bescherming en zorg, losmaakt in mensen?

Marcel sprak in zijn homilie in de kerstnacht over het kind dat bezocht werd door “bonkige herders”. Ik kan me daar iets bij voorstellen, als ik terugdenk aan het milieu waar ik vandaan kom, een milieu van bonkige boerenknechten en luidruchtige melkmeiden. Maar ik herinner mij dat ze bij een boreling stiller en zachter waren. Is het misschien zo dat het zien van een kindje diepere gevoeligheden van mensen aanraakt, gevoelens die anders door de uitwendige normen en regels worden onderdrukt? Ik vraag mij af of dit hetzelfde gevoel is dat op aan de basis ligt van de thema’s van de kersttijd.

In de voorgeschreven lezingen van vandaag lokt het zien van het kind hevige reacties uit. Er wordt het verhaal verteld van de opdracht van Jezus in de tempel. Dit zijn dezelfde lezingen die ook op het feest van Lichtmis worden gebruikt, maar vandaag dus op het feest van de Heilige familie. In het verhaal voert de evangelist Lucas de oude Simeon en de nog oudere Hanna op. Zij worden door de aanblik van het kind gegrepen en zien er de belofte in van God, de belofte dat er redding zal komen.

In deze viering zou ik graag wat blijven mijmeren over het kind dat hoop in onze harten brengt. Wij leven in een tijd waar vele mensen in angst leven. Ook hier in het rijke westen zien vele mensen de toekomst somber tegemoet. Maar de aanblik van het kind brengt nog hoop en perspectief: God laat ons niet in de steek.
Laten wij dit uitzingen in het lied: 260: “Zal er ooit een dag van vrede”.

Lied 260: “Zal er ooit een dag van vrede”

Openingsgebed

Op aarde
Is uw vrede toegezegd,
Uw heil bezongen,
Maar nog altijd
Zijn de tranen niet afgewist,
Nog vallen er slachtoffers,
Is er rouw en verdriet.

Om wie rouwen,
Om wie te lijden hebben van medemensen,
Maar ook om wie in gebreke blijven,

Om de armzaligheid van onze eigen daden,
De waardeloosheid van onze woorden,
Om de pijn die wij elkaar doen,

Om de angsten
En de ongeneeslijkheden van het mensenhart,

Geef dit alles nieuwe glans,
In het licht van de Morgenster.
       Uit Bij Gelegenheid (1) Sytze de Vries

Lezing: Lk 2, 22-40: Toewijding van Jezus in de tempel

Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze hem naar Jeruzalem om hem aan de Heer aan te bieden, zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven.
Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden:

     ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd.
     Want met eigen ogen heb ik de redding gezien 
     die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:
     een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen
     en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’


Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over hem werd gezegd. Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: ‘Weet wel dat velen in Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, 35en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’
Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem.
Toen ze alles overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret. Het kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op hem.

Homilie

Het evangelieverhaal dat we juist gehoord hebben is de meesten van ons bekend. Het verhaal komt alleen voor bij Lucas. Lucas heeft zijn evangelie geschreven om duidelijk te maken dat Jezus de verwachte Messias is. Jezus is gekomen om vervulling te brengen van het Rijk van God, vooral voor de armen en de verdrukten. Merkwaardig bij Lucas is de inbreng van vrouwen. Vaak treedt bij ieder van zijn verhalen zowel een man als een vrouw op. In de geboorteverhalen zijn dat Maria en Jozef, Elisabeth en Zacharias, en hier Simeon en Hanna.

Het verhaal maakt duidelijk dat Jozef en Maria vrome Joden zijn, die zich aan de gebruiken houden. Lucas onderstreept hier de diepe joodse wortels van Jezus. Ook de tempel speelt een belangrijke rol als plaats van ontmoeting. In die tempel voert Lucas Simeon en Hanna op. Beiden zijn bejaard, en het prototype van de vrome oudtestamentische jood, man en vrouw. Zij onderhouden de geboden en alle voorschriften, zij vasten en bidden. Kortom zij doen meer dan de gemiddelde jood! En waar de “standaard-jood” niet gelooft dat het transcendente mens kan worden, dat de Messias ooit mens kan worden, gelooft Simeon er wel in.
Simeon ziet het transcendente oplichten in het kind.  
Dit is mooi weergegeven in het laatste schilderij dat Rembrandt geschilderd heeft. Het werd gevonden in zijn atelier de dag na zijn dood, en er wordt vermoed dat de figuur van Simeon een laatste zelfportret is. Het toont een frêle, oude man, met gesloten ogen, die intens opgaat in de aanwezigheid van het kind. Typisch voor Rembrandt is dat het licht zo centraal aanwezig staat. Het licht staat centraal maar je weet nooit vanwaar het komt, het licht op, vanuit de werkelijkheid maar is niet te fixeren. De werkelijkheid wordt gedragen door het licht. Het straalt iets uit waardoor ze meer is dan ze is. Zo heeft die schilderij een verkondigings-karakter, niet met het woord maar via het beeld.

De rest van het schilderij is heel donker. De tijden zijn donker. Er is weinig reden om optimistisch te zijn. Maar Simeon zingt het uit bij het aanschouwen van het Kind. De vreugde spreekt uit zijn gezicht. En zo zingt ook Hanna de lof van God.

De lofzang van Simeon: “Nu laat uw dienaar in vrede heengaan…” wordt nog iedere dag gezongen door de monniken, als laatste zang van de dag. Het “Nunc Dimittis...” Er wordt biddend overgegaan van het donker naar het licht. Ik heb reeds een paar keer horen vertellen hoe dit lied gezongen wordt door de broeders bij het sterfbed van een medebroeder. Het is een zang van overgang van de twijfel, van het zoeken, naar geloof, een zang van overgave aan God. Hoe vaak zeggen wij niet: “De nacht brengt raad”? In de duisternis wordt nieuwe hoop geboren. Is dit niet zoals de boreling die ons er steeds weer aan herinnert dat mensen vertrouwen hebben in de toekomst?

Er is nog iets wat mij opvalt in het verhaal: Er staat letterlijk dat de vader en moeder van Jezus verbaasd waren wat er over hem gezegd werd. Als je bedenkt dat Maria niet verbaasd was toen de engel haar aankondigde dat zij de moeder van de Messias ging worden, valt dit hier nog meer op! Ik lees dit als verbazing hoe dit kind gevoelens opwekt bij mensen naar wie de ouders van Jezus zelf opkijken. Als een kind dit kan opwekken, dan moet God dit nog krachtiger en sterker kunnen!

Wij staan op de drempel van een nieuw jaar. Als we terugkijken op het oude, en vooruitkijken naar het nieuwe, kunnen we gemakkelijk ons hoofd laten hangen, omdat er zoveel donker en gevaarlijk is. Maar ik geloof dat de aanblik van het kind ons hoop geeft. Het kind doet een beroep op onze diepste gevoelens, om over te gaan uit het duister, de twijfel af te werpen, en volop te geloven dat God het goede voorheeft met de mensen.

Mijn wens voor ons allemaal is dat dit geloof ons mag sterken, om er in de toekomst te blijven voor gaan: het goede zien in mensen; blijven geloven in het heilsplan van God, en er, met alles wat we in ons hebben, aan mee te werken.

Laten wij deze woorddienst en het jaar afsluiten met het lied nr. 261: “Om een mens te zijn op aarde”. Jezus is gekomen, zonder aanzien, zonder macht, maar Hij is het licht dat de duisternis verjaagt!

Lied 261: “Om een mens te zijn op aarde”
Offerande
Acclamatie 149
Tafelgebed 161: “Tafelgebed voor de kersttijd”
Onze Vader
Slotlied 263: “Gij verschijnt niet op de wolken”

Slotgebed

De mens van uw hart
Hebt Gij verwekt
Midden onder ons,
Als een licht ons vooruit,
Als een teken ons gegeven,
Als het verlossende woord.
Zullen wij ook vandaag nog
In Hem
Uw beeld en gelijkenis lezen?
Geef,
Dat wij Hem vinden
En Hem herkennen in elkaars ogen,
Hem weerspiegelen
Als licht voor allen.
             Uit Bij Gelegenheid (1) – Sytze de Vries

------