------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





19 november 2017:

       God en mens: een vertrouwensrelatie

Jacques Perquy

Lied nr. 136: "Wek mijn zachtheid weer"

                      Geef mij terug de ogen van een kind
                      Dat ik zie wat is, en mij toevertrouw
                      en het licht niet haat.

Verwelkoming

Wat maakt dat een woord mooi is, is wat er waar in is.
Wat maakt dat een woord waar is, is niet een of ander deel van dat woord, het is iets van buitenaf, het is iets wat het je laat horen: de kracht.
Een kracht die niet vluchtig is. Een kracht die je jezelf niet had kunnen geven. Een kracht die in zich, al onze zwakheden verzamelt zonder ze te vernietigen.
Wat maakt dat een woord waar is, is de vreugde die het ons geeft -- zoals een zielstransfusie, zoals een verzameling van alle lichten in het zwakke licht van onze ogen. De vreugde is de eerste ster in onze innerlijke hemel. Ernaar kijken is genoeg om te weten waar je aan toe bent: dag of nacht, eenzaamheid of liefde.
Het is het enige onbetwistbare teken van het ware. Er is geen ander.

                     (uit: Christian BOBIN. Un livre inutile (1992) geciteerd in
                      God en de kunst van het vissen van Marc-Alain Ouaknin.

Lied 139: “Wees Gij het woord, Gij de stilte”
We zingen o.m. voor hen die vertrouwen ontberen

Inleiding bij de lezing
We horen vandaag de overbekende parabel van Matteüs over de talenten. Deze hoort thuis in wat de afscheidsrede van Jezus heet. Vorige zondagen hoorden we de parabels van het mosterdzaad, de wijngaard, het feestmaal en laatst over de dansende bruiloftsmeisjes. Na de parabel van vandaag eindigt de afscheidsrede met de profetie over het eindoordeel nl. de scheiding van de bokken en de schapen.
Deze afscheidsrede maakt deel uit van de verdere initiatie van de leerlingen in het rijk Gods: de droom die Jezus heeft verkondigd en die ook zonder hem, zou moeten kunnen voortleven.
Hij doet dit dus dikwijls door middel van parabels. Op de vraag van de leerlingen waarom hij dit doet, antwoordt Jezus: "Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van de hemel kennen, hun is dat niet gegeven." En de geheimen blijken een kostbare schat, want ook daar verschijnt de schokkende uitspraak, die vandaag terugkomt: "Want wie heeft, zal nog meer krijgen, en het zal overvloedig zijn; maar wie niets heeft zal zelfs het laatste worden ontnomen."

Hiermee komen we bij de parabel over de talenten: wat leert deze ons over het rijk Gods?
Ik nodig u uit om met frisse oren naar de lezing te luisteren en niet in de onderwijskundige of pedagogische val te blijven steken over gebruik van je talenten of te blijven steken in de ongelijke behandeling van de dienaren, door Herman Deleeck het ‘Matteüs-effect’ in het sociaal beleid geheten

Lezing: Matteüs 25, 14 - 30

14 Het is er mee als met de man die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn dienaars bij zich riep om hun zijn bezit toe te vertrouwen. 15 Aan de een gaf hij vijf talenten, aan de andere twee, aan een derde een, ieder naar zijn bekwaamheid. Daarna vertrok hij. 16 Die de vijf talenten gekregen had, ging er terstond mee werken en verdiende er vijf bij. 17 Zo verdiende ook degene die de twee gekregen had, er twee bij. 18 Maar die dat ene had gekregen, ging een gat in de grond graven en het geld van zijn heer verbergen.

19 Een hele tijd later kwam de heer van die dienaars terug en hield afrekening met hen. 20 Die vijf talenten gekregen had, trad naar voren en bood nog vijf talenten aan met de woorden: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd; ziehier, vijf talenten heb ik erbij verdiend. 21 Zijn meester sprak tot hem: Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw heer.

22 Nu trad die van de twee talenten naar voren en zei: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; ziehier, twee talenten heb ik erbij verdiend. 23 Zijn meester sprak tot hem: Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw heer.

24 Tenslotte trad ook die het ene talent had gekregen naar voren en zei: Heer, ik heb ervaren dat gij een hard mens zijt, die oogst waar gij niet gezaaid hebt en binnenhaalt waar gij niet hebt uitgestrooid. 25 Daarom was ik bang en ben uw talent in de grond gaan verbergen. Hier hebt ge uw eigendom terug. 26 Maar zijn meester gaf hem ten antwoord: Slechte en luie knecht, je wist dus dat ik oogst waar ik niet gezaaid heb en binnenhaal waar ik niet heb uitgestrooid? 27 Daarom had je mijn geld bij de bankiers moeten uitzetten, dan zou ik bij mijn komst mijn bezit met rente teruggekregen hebben. 28 Neemt hem dus dat talent af en geeft het aan wie de tien talenten heeft. 29 Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden zelfs wat hij heeft. 30 En werpt die onnutte knecht buiten in de duisternis; daar zal geween zijn en tandengeknars.

Commentaar

Vooreerst dit: een talent in deze tekst is wel degelijk geld. In één van de commentaren lees ik dat één talent overeenkomt met 34 kg goud. Aan de huidige goudprijs omgerekend gaat het over meer dan 1 miljoen euro. Ik zeg dit niet om sommigen onder u aan het dromen (of beleggen) te zetten, maar omdat wat de man aan zijn dienaren toevertrouwt, wel heel veel is. Het vertrouwen van de man in zijn dienaren is dus bijzonder groot.
En over dit vertrouwen in de relatie tussen de man en zijn dienaren gaat het in dit verhaal.

Beginnen we met de laatste dienaar die één talent krijgt toevertrouwd. In het gesprek haalt deze dienaar uit tegen zijn heer: “Ik heb gehoord dat u een strenge, onbarmhartige heer bent, die oogst wat je niet hebt gezaaid…” Het vertrouwen tussen beide is afwezig. In de plaats is de angst gekomen voor zijn heer en die verklaart, dat de knecht dat éne talent in de grond verstopt (in banktermen ‘een defensief klantenprofiel’). Geld en kostbaarheden begraven was een gebruik dat ook bij ons nog lang in voege was, zeker in tijden van oorlog of onlusten. Je zou kunnen denken dat het die knecht niet echt interesseert wat er met het geld van zijn heer gebeurt.

Helemaal anders is de relatie van de eerste twee dienaren: het is er één van vertrouwen in de heer, die hen toelaat met zijn geld te woekeren, risico’s te nemen. Hoe groter het toevertrouwde geldbedrag, hoe intenser het vertrouwen moet zijn. Deze dienaren geloven in een vertrouwvolle heer, die hen draagt, hen opvangt, hen vergeeft. Ze handelen dan ook met dit fortuin als was het hun eigen geld. Ze gedragen zich als mede-eigenaar van de schat van hun heer. De dienaren worden bij de terugkomst van de heer, dan ook over veel meer aangesteld: zij worden zijn erfgenamen. Vertrouwen geven aan mensen doet hen boven zichzelf uitstijgen (zoals we ook hier in deze gemeenschap mogen ervaren…)

Uit deze parabel komt een heer tevoorschijn die zijn wereld aan de mens toevertrouwt. Hij geeft mensen de volle vrijheid en de verantwoordelijkheid om “zijn” kostbare droom gestalte te geven.

De vrijheid (én de verantwoordelijkheid) om te durven spreken wanneer in kerk en samenleving gerechtigheid voor allen en menswaardigheid (een kostbare schat) in het gedrang komen.
Mede omwille van mijn leeftijd heb ik de neiging om al eens achterover te leunen en mij af te sluiten voor al wat er mis gaat rondom ons. Nochtans is er geen vrijer beroep dan dit van gepensioneerde. Door de lectuur van het boekje Allmensch van Alicja Gescinska, werd ik wakker geschopt.
"Niet te veel, maar te weinig willen in het leven, kan een blijk van arrogantie zijn. Het is de arrogantie die voldoening neemt met de middelmaat, die ervan uitgaat dat je niets meer hoeft en niemand iets verschuldigd bent."
En wat verder: "Wat een mens zich beklaagt in zijn leven, zijn niet zozeer de dingen die hij fout heeft gedaan, maar de goede dingen die hij heeft nagelaten".
Dit is bij mij de directe aanleiding geweest om het initiatief te nemen te reageren op de discussie inzake euthanasie bij psychisch lijden. Uit de vele reacties, ook vanuit deze gemeenschap is gebleken, dat er een grote bereidheid is, om af en toe onze stem te verheffen en te durven spreken. Iemand zei toen ook: "eindelijk durven jullie ook naar buiten te treden i.p.v. enkel in eigen midden onrecht aan te klagen".

Gelukkig staan in onze gemeenschap af en toe mensen op, die ons vragen onze stem te verheffen (en te handelen). Ik denk aan o.m. Amnesty, aan de wereldgroep, de inspanningen van ‘Bezield verband’ om beweging in het Vlaamse kerklandschap op gang te brengen. Wellicht zouden we nog actiever kunnen zijn om de droom van God die Jezus heeft bekendgemaakt verder te zetten in deze wereld vol onheil. Ik verwijs nogmaals naar Gescinska die het Hebreeuwse woord timshel in herinnering brengt: het woord dat God tot Kaïn spreekt wanneer die in woede ontsteekt in het Genesisverhaal. Timshel: "als gij wilt, kunt gij het kwaad overwinnen. Gij kunt dus". En, besluit Gescinska: dit ene woord openbaart het diepste wezen van de mens: onze vrijheid, onze verantwoordelijkheid, onze bestemming.

Dit is volgens mij de kern van de parabel die we vandaag hebben beluisterd. Omdat we daarin, soms tekortschieten en als oproep om waakzaam te blijven, zingen we nu
Lied 412 “Wat ik gewild heb”: We zingen daarin o.m. “wat ongezegd bleef, wat ongebruikt bleef”.

Tafelgebed 159: “Gij de grond van ons vertrouwen”
Onze Vader

Slotgebed: Psalm

We hebben in de parabel gehoord hoe verschillend het godsbeeld is bij de verschillende dienaren. De franse exegeet Paul Beauchamp gebruikt hiervoor de termen ‘Le Dieu des armées’ (de oorlogsgod) en ‘Le Dieu désarmé’ (de ontwapende god).
Oosterhuis onderscheidt in zijn hertaling van psalm 21 dezelfde tegengestelde godsbeelden bij de psalmist en geeft als titel aan de (lange) psalm: "Zang en tegenzang". Hierin bezweert hij ons geen verkeerd beeld van god mee te geven aan volgende generaties.

1.
Gods uitverkoren koning
toegejuicht in vervoering
goud getooid bij geschal van trompetten
overstelpend gezegend

je vroeg en hij geeft gegeven
leven en lengte van dagen.

Hij zal jouw vijanden vinden
en weg van de aardbodem vagen
Hij laat voor hen vuurovens bouwen
ze vastbinden rug aan rug
en dan de zweep erover.
Hun kinderen zal hij verdelgen
uitroeien de vrucht van hun zaad.

Koning, vertrouw deze god,
Noem Hem ik-zal-Allerhoogste.
Laat zijn koninkrijk komen.
Zing in psalmen Hem toe
dat nimmer wankelt zijn vriendschap.


2.
Ik lees en herlees dit lied.
Was dit de god onzer vaderen?
Mijn god is het niet meer.

Luister, mijn zoon en dochter:
zing dit lied niet verder,
leer het je kinderen niet.


Als er een god is?
Als er een god is,
is het een ander.

Een die niet komt verdelgen
die geen vuurovens stookt
maar zijn geliefden levend
uit de vlammen bevrijdt.

Niet van de machtigen
is hij de god
maar van hun slaven
en prooien.

Tot mijn grote geluk
heb ik Hem leren kennen.
Hij legde zijn hand op mijn hoofd.
Ik ga met hem al een leven.

Hij weet hoe verder,
ik niet.

Luister mijn kinderen allen:
Hem stel ik jullie voor-
vrolijke kennismaking
aan een eenvoudige tafel.

Zing iets voor Hem, Hij houdt
van zacht a capella
maar ook
van uitbundig slagwerk.

Je hebt je tafel gedekt.
Waar blijft Hij, vraag je,
Hij zou toch komen?

Ja, Hij zou komen --
begin maar te zingen.

En komt Hij niet,
je zult nooit weten
waarom niet;

Troost je,
Hij hoort je van verre.

Hij is ver en dichtbij.

 
------