------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





13 augustus 2017: Feest van de heilige Dominicus

Marcel Braekers, o.p.

Inleiding

Vandaag vieren we het feest van de heilige Dominicus, stichter van onze orde. Zoals we van getuigen weten leefde Dominicus als een mysticus helemaal op God gericht en zette hij zich daarbij met al zijn krachten in voor verkondiging van de Blijde Boodschap. Maar ik zou vooral willen terugkeren naar de inspiratie die hem ertoe bracht de orde te stichten en stel mij de vraag of en hoe die inspiratie betekenis kan hebben voor de Kerk in Vlaanderen en voor de dominicaanse familie.

Als ik mij tracht in te leven in de situatie van de dertiende eeuw en lees over het begin van de orde, dan krijg ik een gevoel van grote kwetsbaarheid. Met bijna niets als achtergrond (hij moest de vage regel van Augustinus aannemen), vanuit een slechts vage structuur (er waren nog geen afspraken omtrent predicatie en de eerste constituties moesten nog worden opgesteld) stuurde Dominicus zijn broeders om op weg te gaan. Alleen vanuit vertrouwen in de kracht van de Geest en de verbondenheid met Christus kan je dit begrijpen.

Die kwetsbaarheid zie ik maar al te goed in de situatie waarin we nu zitten. In Vlaanderen zijn er nog een kleine veertig broeders, de meesten hoogbejaard. We hebben één klooster en vijf huizen. Vier van die vijf worden gedragen door één medebroeder die kan rekenen op een sterke groep leken. En tenslotte is er de parochie van Termien die helemaal wordt gedragen door leken. Dat is de situatie waarin we staan. Er zijn intussen allerlei initiatieven genomen: we zijn samengevoegd met de Waalse vice-provincie en vormen voortaan een juridische en broederlijke eenheid; er zijn contacten met het buitenland om medebroeders van elders aan te trekken, er zijn zelfs ideeën om nieuwe apostolaatsinitatieven te ondernemen, we zijn met de lekengroep op een nieuwe basis gestart en er is een nieuwe boeiende groep aan het groeien. Dat neemt niet weg dat alles getekend is door een grote kwetsbaarheid en dat het een uitdaging is om te onderzoeken hoe de eerste inspiratie van Dominicus en kwetsbaarheid met elkaar te maken hebben.

Gebed

Voor u, God openen wij ons
Opdat uw Geest kan dalen
En in ons worden tot onze eigen adem.

Zuiver ons
Met de frisse wind van uw Geest
Tot in de verborgen hoeken van ons hart
Waarheen wij zelf niet gaan.

Laat de liefde die U beweegt
Ons bezielen.
Dan zal het uw eigen Geest zijn
Die in ons over uw schepping waakt.

Roep dan uw licht over ons uit
Als in het begin.
Want zo hebt Gij ook geroepen de heilige Dominicus
En hem de gave van het Woord geschonken
Als verstilling en oproep, als troost en weg.
Geef dat wij allen zoals hij gedreven worden door uw Geest
En verkondigers van uw waarheid worden.

Inleiding op de lezingen

Misschien zullen jullie de keuze van Bijbelse teksten nogal vreemd vinden. De eerst lezing komt uit het boek van de Rechters. Gideon moet gaan strijden tegen de Midjanieten en hij probeert zoveel mogelijk manschappen te rekruteren. Maar God vindt dat geen goed idee. Ze zijn met veel te veel en zo wordt 4/5 naar huis gestuurd, want alleen door zich zo kwetsbaar te maken kan de kracht van Gods nabijheid zichtbaar worden.
Diezelfde idee keert terug in de evangelielezing: Jezus bidt in de afscheidsrede voor wie achterblijven. Hij beseft heel goed hoe moeilijk het zal zijn als Hij, de bezieler en inspirator, er niet meer zal zijn. Daarom vertrouwt Hij hen toe aan de Vader, maar tegelijk met de opdracht om vanuit die kwetsbaarheid de Waarheid uit te dragen.

Eerste lezing: Rechters 7, 1-8

1 Jerubbaal, ook Gideon geheten, en zijn mannen sloegen in alle vroegte hun kamp op bij En-charod. Ten noorden daarvan lag het kamp van de Midjanieten, in de buurt van de Waarzeggersheuvel, in de vlakte. 2 Toen zei Jahwe tot Gideon: `Uw leger is zo groot dat Ik daaraan de Midjanieten niet wil overleveren. Israël zou zich tegenover Mij kunnen beroemen en zeggen: Mijn eigen kracht heeft mij gered. 3 Deel dus aan uw mannen het volgende mee: Ieder die bang of angstig is mag naar huis gaan en de bergen van Gilboa verlaten.' Tweeëntwintig duizend mannen trokken zich terug; toen bleven er nog tienduizend over. 4 Daarop zei Jahwe tot Gideon: `Nog is het leger te talrijk. Laat de mannen naar het water gaan; daar zal Ik ze voor u schiften. Degene van wie Ik u zeg: Die gaat met u mee, hij gaat met u mee, degene van wie Ik zeg: Die gaat niet met u mee, hij gaat niet mee.' 5 Toen Gideon de mannen naar het water had laten gaan, zei Jahwe tot hem: `Ge moet de mannen die het water als honden opslurpen, scheiden van degenen die bij het drinken op hun knieën gaan zitten.' 6 Er waren er driehonderd die met de hand aan de mond het water opslurpten; alle anderen waren bij het drinken op hun knieën gaan zitten. 7 Toen zei Jahwe tot Gideon: `Met de driehonderd man die het water hebben opgeslurpt zal Ik u bevrijden en de Midjanieten aan u overleveren; alle anderen moeten naar hun huizen gaan.' 8 De driehonderd namen de proviand en de trompetten van de anderen. Gideon stuurde de Israëlieten naar hun tenten terug en hield alleen de driehonderd bij zich. Het kamp van de Midjanieten lag in de vlakte.

Tweede lezing: Johannes 17,9-18

9 Ik bid voor hen. Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren. 10 Al het mijne is van U en het uwe is van Mij. Zo ben Ik in hen verheerlijkt. 11 Ik blijf niet langer in de wereld, zij echter blijven in de wereld, terwijl Ik naar U toe kom. Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij. 12 Toen Ik bij hen was, bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven. Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan, behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden. 13 Maar nu kom Ik naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten. 14 Ik heb hen uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. 15 Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. 16 Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben. 17 Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid. 18 Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld.

Homilie

Laat mij beginnen met een heel concrete situatie. In 1976 startten wij op Filosofenfontein met 4 medebroeders met de bedoeling om op een nieuwe manier aan verkondiging te doen. Ieder van ons had zo een eigen specialiteit (een exegeet, een psycholoog, een jeugdpredikant en een uitgever van een tijdschrift). Naast het eigen apostolaat nam elk van ons één zondag per maand voor zijn rekening om de viering uit te werken. Dat liep tamelijk perfect, maar na korte tijd ging één terug naar het klooster van Leuven, verliet een ander de orde en moesten wij, de twee overgeblevenen ons reorganiseren. Gelukkig hadden we vanaf het begin de idee om niet zelf alle gaten te willen vullen maar elke keer de hulp te vragen van leken. Tot in 2001 ook de derde medebroeder zich ging inzetten voor de internationale gemeenschap die in Brussel startte en ik alleen bleef. Ik overlegde met de toenmalige provinciaal en we zochten naar een evenwicht waardoor ik meer met de gemeenschap van Leuven verbonden zou zijn en naar binnen meer kon rekenen op de inzet van leken.

Wat ik toen heb meegemaakt, heb ik altijd ervaren als een nieuw Pinksterwonder. De inzet van zovelen, de zorg om het voortbestaan van de gemeenschap was ontroerend. Achteraf merkte ik dat zich eenzelfde proces afspeelde op vijf andere plaatsen – heel recent nog maar hier in Knokke. Vier plaatsen die op dit ogenblik gedragen worden door één medebroeder met zijn equipe. In Termien gebeurt dit zelfs zonder een medebroeder, maar helemaal gedragen door het enthousiasme van de parochie-equipe. Elke keer zag ik hetzelfde gebeuren: naarmate de situatie kwetsbaarder werd groeide het engagement van velen en ontstonden nieuwe ideeën om kerk te zijn en aan verkondiging te doen. Dat gebeuren houdt mij zo bezig dat ik er even verder bij wil stilstaan.

Ik zou het met de woorden van sint Paulus kunnen samenvatten: “als ik zwak ben, ben ik sterk”. Gideon stuurde 4/5 van zijn manschappen naar huis terwijl iedereen ervan uitgaat dat in geval van oorlog een numeriek overwicht belangrijk kan zijn. Blijkbaar moet je niet met velen zijn om sterk te staan maar is iets anders belangrijker voor het voortbestaan. Over dat ‘andere’ moeten we dringend nadenken.

Gezien het teruglopend aantal zouden we als Vlaamse dominicanen ervoor kunnen kiezen om allemaal samen te gaan zitten op één plaats en daar een leven met grote visibilité uit te bouwen. Zo was jaren geleden het voorstel van de assistent voor West-Europa. Hij vond dat de provincie een te profane weg insloeg en dat we moesten terugkeren naar een duidelijk profiel met duidelijke symbolen. We hebben dat niet gedaan en zijn volgens mij meer in de lijn van Dominicus en de eerste broeders gebleven. We zijn een andere weg gegaan met alle risico’s die daaraan verbonden zijn, want wat vandaag bloeit kan morgen verdwenen zijn. De visibilité verminderde, maar anderzijds zag je hoe onverwacht vanuit allerlei hoeken er bereidheid was om een taak op te nemen. Zonder dat we het beseften ontstonden daardoor verschuivingen op allerlei vlakken. Door niet meer als een grote groep in een dagelijks kloosterlijk ritme te leven ontwikkelde zich een andere stijl van kloosterleven. Er groeiden nieuwe initiatieven om samen te bidden (ik denk aan Mirthe of de virtuele gebedsgroep van Filosofenfontein). Het woord ‘gemeenschap’ kreeg een andere invulling waarbij leken en kloosterlingen de basisbezorgdheid delen. Nogmaals: dat zijn allemaal verschillende en erg kwetsbare projecten, maar ze bewijzen ook dat achter de kwetsbaarheid een grote kracht schuilt.

Toen Paulus schreef “als ik zwak ben, ben ik sterk” kon hij dit uitroepen omdat hij zich gegrepen voelde door Christus. De evangelist Johannes legde tijdens de afscheidsrede Jezus woorden van troost en belofte in de mond voor wie zou achterblijven. Hij kon dit doen omdat Hij leefde en vertrouwde vanuit de kracht van Zijn Vader. Datzelfde geldt voor wat nu met ons gebeurt. Indien het gedragen en gevoed wordt door de scheppende Geest van God zal het nooit verloren gaan. Misschien zullen deze projecten evolueren in hun concrete vorm, maar wat de Geest bezielt, wordt herbouwd en samengevoegd tot een herscheppende kracht. Eigenlijk staan we daarmee terug in de beginsituatie toen Dominicus slechts over een tiental broeders beschikte en hen zomaar naar de grote centra van Europa stuurde. Zijn geloof en zijn vertrouwen moeten we ons durven eigen maken om zo waarheid te stichten overal waar mensen zoeken naar houvast en troost. Dàt is volgens mij de kern van die dominicaanse inspiratie.

Het brengt mij terug bij het woord kwetsbaarheid. Corneel Verhoeven schrijft hierover in zijn boek Dierbare Woorden: ‘zich kwetsbaar durven opstellen’ werd een modewoord in de jaren ’70. Men bedoelde ermee: zijn zwakke flank tonen met het risico vernietigd te worden. Maar, vraagt Verhoeven zich af, toont iemand die zich kwetsbaar opstelt werkelijk zijn zwakheid? Of is het eerder tactiek en bedoeld om de anderen te imponeren of uit hun tent te lokken? Wie ervoor kiest om zich kwetsbaar op te stellen, heeft de vrijheid om te kiezen en gebruikt kwetsbaarheid als een wapen, hij kiest voor camouflage. Maar, voegt Verhoeven eraan toe, misschien heb je die keuze niet meer en wordt kwetsbaarheid iets dat je ten diepste tekent, een levenssituatie en dat is iets totaal anders. Het is de kwetsbaarheid waarbij je kan geminacht worden, passiviteit die passiever is dan elk geduld, schreef Levinas, kwetsbaarheid als armoede van geest waarbij je alle houvast hebt verloren. Je kan dan alleen nog vertrouwen en hopen dat je wordt gedragen door Iemand die groter is dan wij. Je hebt dan alleen nog het houvast dat Jezus zei: “Ik zal met u zijn tot het einde der tijden”. Ik vermoed dat die belofte Dominicus de moed gaf om zijn broeders weg te sturen, en dat ook wij alleen maar deze woorden als troost meekrijgen.

------