------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





19 maart 2017: Derde zondag van de Veertigdagentijd

         Bezield van stromend water

Marcel Braekers, o.p.

Openingslied 725B: "Naar u gaat mijn verlangen"

Begroeting


Filosofenfontein is niet alleen een mooie plek, maar heeft ook iets fascinerend dat te maken heeft met de oude bomen en dat eeuwig stromen van water uit verschillende bronnen. Het geeft het gevoel dat de aarde altijd door gevende is en dat de natuur de volle vrijheid krijgt om zichzelf vorm te geven. Het domein is daarom een metafoor voor diegene die hier voorbij komt en wil zijn zoals het park: een weelderige tuin met in het centrum een nooit opdrogende bron. Indien die bron zuiver is en kan stromen komt alles wel terecht. Augustinus zei: ‘Bemin en doe wat je wilt’. Als je kern goed zit volgt de rest als vanzelf. Hét grote probleem is dat die bron altijd weer dreigt dicht te slibben, dat dagelijkse zorgen, onachtzaamheid of grijpende mentaliteit haar versmachten. Het vraagt om een permanente bekering, een waakzame betrokkenheid op onze levensstijl om die diepere bron stromend te houden.

Deze lyrische ontboezemingen kwamen bij mij op toen ik deze week het verhaal van Jezus en de Samaritaanse vrouw las, een verhaal bij de bron of de put van Jakob. De evangelist Johannes had dit verhaal bedoeld als een mystiek verhaal waarin Jezus een vrouw helpt om zichzelf te ontdekken en tot de eigenlijke Bron van levend water te komen.
Dit verhaal is een van de belangrijkste teksten in de vasten en dient om de catechumenen voor te bereiden op het doopsel dat ze in de Paasnacht ontvangen. Ook voor ons die in die nacht onze doopbelofte hernieuwen en ons tekenen met het doopwater is dit een oriënterend verhaal. Het beschrijft immers hoe Jezus via het water in de Samaritaanse en ook in elke gelovige de liefde tot Vader oproept en doet groeien. Al vertellend maakt de lezer of toehoorder een proces door waarbij hij dieper en dieper de betekenis van zijn geloof ontdekt. Daarin wil de evangelist vandaag ook ons binnenvoeren.

Smeekbede 115: “Heer ontferm U over ons”

Gebed

Onnoembare, ongeziene God,
bron van levend water,
wij dorsten naar U, zoals wereldwijd
zoveel mensen hongeren en dorsten naar gezond voedsel
naar nieuw leven, naar waarheid
die bevrijdt.
Laat u vinden dit uur,
dat wij ons laven aan uw woord,
op krachten komen bij elkaar
en zelf een bron van leven worden
voor mensen die met ons gaan. Amen.

Inleiding op deel 1 van de lezing

Dit prachtige verhaal opgetekend door de evangelist Johannes gaan we beluisteren in twee stukken. Het eerste deel zou ik noemen: de tocht naar de bron of de ontdekking van zijn ware, diepere zelf. Ik geef nu al enkele tips: het verhaal begint in den vreemde, in Samaria niet in Judea of Galilea, en vanuit dat vreemde komt Jezus bij de put van Jakob, de diepste waterplaats van heel Israël. Bij die put zit een vrouw en met haar begint Jezus een gesprek over dorst, over water, over drank die alle dorst stilt. Dat alles zijn beelden om de tocht naar het diepere zelf te beschrijven: vanuit vervreemding naar het eigene, vanuit het alledaagse naar de diepte als een stromende kern en naar de onachterhaalbare andere, dit verhaal is dat een Samaritaanse vrouw.

Johannes 4,1-15
Tussenzang 319: “Woestijnlied”

Inleiding op deel twee


Na eerst de tocht naar het centrum van de mens beschreven te hebben, last Johannes een stuk catechese in, want die weg naar binnen brengt je ook in het centrum van ons christelijk geloof. De kerkvaders hebben ons op het verkeerde been gezet toen ze de uitspraak over die vijf mannen letterlijk namen. Ze dachten (zoals mannen wellicht graag denken) dat die vrouw een prostituée was. Vijf mannen had ze gekend en midden op de dag zat zij bij de put terwijl alle andere vrouwen ’s morgens of ’s avonds gingen water halen. Dat vond men maar verdacht, wellicht was ze bang voor de schimpscheuten van de anderen, aldus de kerkvaders.

Maar weer spreekt Johannes symbolische taal. Als hij het getal 5 gebruikt heeft hij het als rasechte Jood altijd over de vijf boeken van Mozes, de Thora. Op de bruiloft van Kana stonden ook 5 kruiken met water, niet met lekkere wijn. Johannes bedoelde te zeggen dat de Thora was verwaterd. Ook deze vrouw had de vijf boeken van Mozes gekregen, maar voelde zich onvoldaan. Ze dorstte naar levend water, naar water dat nooit meer dorst geeft, ze zocht naar echt leven.

Johannes beschrijft subtiel maar zo prachtig hoe het geloof van de vrouw groeit. In het begin spreekt ze Jezus aan als Heer. Vervolgens noemt ze Hem een profeet, en uiteindelijk spreekt ze over de Messias. Het zijn drie stappen die ook een catechumeen doormaakt in zijn geloofsintroductie. Hij ontdekt Jezus als Heer voor wie je achting krijgt, vervolgens als profeet die zegt wat fout loopt in deze wereld en wat de bekeerling te doen staat om ethisch correct te leven. En tenslotte ontdekt hij die Jezus als Messias, Degene die de diepste kern van God kenbaar maakt.

Terwijl in het eerste deel van het verhaal de tocht naar binnen werd beschreven, wordt in dit tweede deel de tocht naar de diepste aard van Jezus en van zijn God beschreven, vanuit de buitenste cirkel van geloven naar de kern van overgave. Want de twee lopen parallel: wie zijn diepste zelf ontdekt is gereed om de levende God en zijn Getuige Jezus van Nazareth te vinden. Niet de God van de dogma’s of van de goedkope woorden, maar de onnoembare, onkenbare Bron van Leven die zich uitstort in onze diepste zelf.

Het gaat hier om een mystieke, innerlijke ervaring, maar ook om een sacramenteel gebaar dat zich in de Paasnacht aan ons voltrekt als we naar voor komen en ons een kruisteken maken met doopwater. Het is een gebaar van transformatie waardoor we toebehoren aan de God voorbij alle woorden en voorstellingen die zich in Jezus toont als opborrelende nabijheid.

Johannes 4,16-42
Groot dankgebed 164: “Gij die de stomgeslagen mond verstaat”
Na de communie 364: “Om te zien een nieuwe aarde”

------