------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




1 november 2016: Allerheiligen

      De heiligen door ons herinnerd

Marcel Braekers

Openingszang 410: “De heiligen ons voorgegaan"

Begroeting

Vandaag op dit feest van Allerheiligen kijken we achterom in heimwee om al diegenen van wie afscheid namen, en tegelijk zien we hoopvol uit naar het hemelse Jeruzalem, de droomstad, de zee van kristal waar ooit allen in alles zullen zijn, opgenomen in de oneindige liefde van die Ene.
Dit feest heeft iets melancholisch, omdat je terugkijkt en die stoet ziet van wie ons voorgingen, een stoet die helaas met de jaren altijd maar langer wordt tot we er uiteindelijk zelf in meestappen. Je denkt aan vrienden, aan leeftijdgenoten, aan de geliefde met wie je lief en leed kon delen. Of je denkt aan je ouders, aan belangrijke figuren die aan je wieg stonden, je karakter hebben gevormd en je leerden wat zij waardevol achtten. En je kan zo steeds verder in de tijd teruggaan en het spoor zoeken van inspirerende voorgangers of van anonieme zoekers die door mythische verhalen werden voortgestuwd en zoekend en tastend bij de Ene kwamen, brandend als een braambos, als donder en bliksem op de berg, als een verzoenende boog aan de hemel. Een lang en onachterhaalbaar spoor dat in de terugblik meer en meer naamloos wordt en uiteindelijk geen begin meer heeft zoals we zelf geen echt begin hebben (an-archè) gezien vanuit de scheppende kracht van God.

En tegelijk kijken we vooruit en zoek je naar die laatste plek waar allen thuis komen, het hemelse Jeruzalem, de stad met de twaalf poorten, zonder lampen want verlicht door God. Het is een beeldende taal om dat aan te wijzen waar verstand en verbeelding tekort schieten en waarbij je gevoel alleen maar aangeeft dat het zo goed is en dat alle leven uiteindelijk een bestemming heeft, een aankomst.

Zo staan we in het Hier en Nu, begin en einde ontsnappen ons en daarmee ook om op een beheersende manier over het leven te spreken. Zo trokken ze allen uit als Abraham, die ook niet wist waar de tocht naartoe zou gaan. Ook zij hebben niet geweten waar dat eindpunt lag en hadden enkel die belofte, dat toegezegde woord: ‘Ik schaam Mij niet uw God te heten’.

Lied 315 “Wat ik gewild heb”

Het land van ooit

Slechts uit de verte zagen zij,
Die ons zijn voorgegaan.
Op hoop van zegen gingen zij,
Droegen zichzelf als stenen aan
Voor de beloofde stad, waarvan
De fundamenten lang
Al in Gods eigen dromen staan.

Zij hebben naar het land gezocht
Waar vrede daglicht is.
Hun leven was een blijvend nee
Tegen de nacht van duisternis,
Tegen de angst die mensen knecht.
Hun wortels nooit gehecht
In wat alom voorhanden is.

Als vreemdelingen gaandeweg
Vervolgen wij hun spoor.
Zij zijn gestorven met de droom.
Wij zoeken nog, geven gehoor
De Stem, die hen geroepen had
Naar de gedroomde stad,
Want nog gaat God ons daarheen voor. (S. de Vries
)

Inleiding op de lezingen
Als eerste lezing luisteren we naar een tekst uit het boek Wijsheid. Zoals u wellicht weet geloofde men in het Oude Israël niet in een leven na de dood. Slechts in de periode vlak voor de geboorte van Jezus kwam daarin verandering. We lezen daarom een stukje uit het boek Wijsheid waarin dit geloof begint door te breken. Dat geloof vindt zijn voltooiing in het laatste boek van het NT waar sprake is van het hemelse Jeruzalem en de 10.000 getekenden. Tussen deze twee lezingen staat het evangelie, de zaligsprekingen, dat we zullen zingen via een mooi lied.

Wijsheid 3,1-9
Tussenzang lied 530 “zaligsprekingen”
Openbaring 20,11-21,7

Homilie

‘Ik denk dat veel mensen nog op zoek zijn naar een invulling voor het verdwijnen van de Kerk. God is misschien wel dood, maar mensen hebben nog steeds nood aan rituelen’, daarom verzorgt de auteur van de tekst een soort van happening op de begraafplaats waarbij mensen vooral de positieve aspecten van de doden leren vieren. Een merkwaardige uitspraak vond ik, alsof geloven iets abstract zou zijn en lege of volle kerken het uiteindelijke criterium. Is spiritualiteit niet onder andere dat men rond Allerheiligen naar het graf van dierbaren gaat er een bloem neerzet en even blijft mijmeren? Ik las de laatste dagen het jongste boek van Erik Borgman Waar blijft de kerk. Aan het einde verwijst hij naar Guardini en wat die in 1923 schreef en nog actueel is. Is geloven niet veeleer ‘knielen, buigen, een kruis maken, een kaars aansteken, wijwater sprenkelen, zich met as laten tekenen, zegenen en zegen ontvangen’. Geloven zegt Guardini is ‘je deze gebaren eigen maken. Zij zijn de vorm waarin je uitdrukt wie God voor ons is en wie wij voor God zijn, hoe de wereld tot jou spreekt en jij met de wereld spreekt.’ (p. 143)

Het is een bedenking die almaar luider klinkt. We hebben van het geloof teveel iets abstract gemaakt, iets dat heel ingewikkeld is en we hebben te weinig oog gehad voor heel eenvoudige, lichamelijke expressies en hun betekenis. Bedevaarten en processies, kleine gebaren van vroomheid worden opnieuw belangrijk. sommigen noemen het wat te gemakkelijk: terugkeer van de volkskerk. Men is in de naconciliaire tijd vooral bezig geweest met herformulering van dogma’s en men geraakte helemaal gefixeerd op de deelname aan de eucharistie soms met volle en vaak lege kerken.
Maar werd het daarmee niet allemaal te moeilijk? Zijn diegenen die alleen het geloof betrekken op de belangrijke momenten van geboorte, puberteit, samenwonen, ziek worden en sterven minder dan de geëngageerde deelnemers? Zijn de straffe belijders van het Credo beter dan de twijfelaars en zoekers die als een knipperlicht komen en weer verdwijnen?

Misschien vindt u mijn manier van spreken een gemakkelijke manier van recuperatie nu het slecht met de kerk gaat. Maar eerlijk gezegd: ik heb me altijd beter gevoeld bij de twijfelaars en zoekers, bij de vervelende vragenstellers dan bij de rotsvaste overtuigden. Er zijn daarom veel meer overstijgende en grensverleggende momenten die geen erkenning krijgen en er is dus in onze zogenaamde geseculariseerde wereld meer God dan wordt beleden.

Terugkerend naar Allerheiligen: je kan op vele manieren een bezoek aan het graf brengen. Formeel en koel de obligate pot chrysanten plaatsen en weg wezen. Je kan er ook naar toe wandelen, kijken en mijmeren, verbonden zijn en je door vragen laten bestormen. Vragen waarop geen echte antwoorden bestaan, maar die ons menszijn schragen. Je kinderen meenemen en hun merkwaardige indrukken en vragen tot je laten komen. Dat is spiritualiteit, dat is geloven als rijkdom van aanwezigheid en leven.

Als ik morgen naar het graf van mijn ouders ga, weet ik zeker dat ik ook enkele andere graven ga begroeten. Mijn peter die ik een toffe pee vond, de eerste priester die ik leerde kennen en op mijn leven een diepe stempel drukte, de plek waar een zusje van mij begraven werd ook al is die verdwenen. Het zijn de vele vezels die mij verbinden met het leven en mij maken tot wie ik ben. Allerheiligen is omzien, niet de horizontale maar de verticale lijnen nagaan en al mijmerend meer mens worden en open bloeien. Het is een omzien in geloof dat ieder mens recht heeft op thuis komen, ook de zovele naamlozen. Laten wij in die geest Gods liefde en betrokkenheid vieren, een kaarsje aansteken of straks of morgen hen begroeten van wie we afscheid hebben genomen.

Tijdens groot dankgebed lied: 522 “Voor uw aangezicht”
Na de communie lied 415: “Laat niet verloren gaan”
Voorbeden in: S. de Vries, Bij gelegenheid


------