------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




26 juni 2016: 13e zondag

        "Misbruik die vrijheid niet
om uw eigen verlangens te bevredigen" (Gal. 5,13)

Marcel Braekers

Openingszang 125: “Gedenk ons hier bijeen"

Begroeting


Er gebeuren op vandaag veel dingen om over verontrust te zijn. Politieke verschuivingen, economische strijd om de suprematie, groeiende onverschilligheid om de ander, relaties die komen en gaan. Wat mij onder andere in dit gezegend land zorgen baart, is de nog altijd toenemende mentaliteit van de opgestoken middelvinger. Het bittere, dikwijls inhoudsloze geschreeuw om vrijheid, tegen elk systeem en zeker tegen de vertegenwoordigers van systemen. Politici zijn niets dan carrière-planners en zakkenvullers, pastoors zijn alleen geïnteresseerd in koorknaapjes, agenten bestelen daklozen. Er is een beangstigend geschreeuw om vrijheid dat meer en meer een grote leegte verdoezelt. De lezingen van deze zondag, vooral die van Paulus, deden mij stilstaan bij het probleem van de vrijheid. “Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet”, schrijft Paulus aan de Galaten. Het is een krasse uitspraak die 2000 jaar oud is en zo naar deze tijd kan worden gezegd.

We hebben hier in het Westen een onvoorstelbare, unieke evolutie doorgemaakt vanaf de Middeleeuwen en vooral vanaf de Moderne Tijd waardoor de rede en het rationele denken meer en meer autonoom werden. Daarmee verbonden was het geleidelijk loskomen van allerlei wetenschappen van het grote christelijke zingevingssysteem. Nauw daarmee verbonden was de persoonlijke ontvoogding en de strijd om baas te zijn in eigen buik en geest. Het ‘durf denken’ ging over naar ‘maak je los van elke christelijke interpretatie’, naar ‘niets of niemand heeft mij voor te schrijven wat ik moet doen of kan denken’. Het is een weg van toenemende vrijheid, toenemende autonomie en ermee verbonden het verpulveren van elk groot zingevingssysteem. In die context lees ik de uitspraak van Paulus: “Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet.” Ben ik wel vrij zolang er nog een God bestaat en kerkelijke en andere geboden mij achtervolgen? Eigenlijk zou men de vraag ook mogen omkeren: kan ik vrij zijn als er geen geboden meer zijn, geen God die mij ter verantwoording roept, enz.?

Gebed

Hervorm uw kerk,
Geef haar moed
Uw woord te doen, uw hart te volgen;
Dat zij niet langer probeert over mensen te heersen,
Maar in dienstbaarheid gerechtigheid doet..
Voor alle kerken bidden wij
Dat zij in armoede en zonder pretenties
Het dienstwerk mogen voortzetten
Dat Jezus aan alle mensen is komen verrichten.
Dat zij het evangelie uitbeelden
En tot geloof inspireren. (naar Oosterhuis)

Lied 576: “Al wat een mens te kennen zoekt”

Inleiding op de lezingen


Rond het jaar 50 n.C. schreef Paulus misschien vanuit de stad Efese of Korinthe een brief aan de Galaten. Het is één van die sterke teksten van hem waarvan de authenticiteit niet wordt betwijfeld. Één van de problemen omtrent deze brief is de vraag wie die Galaten wel zijn. Traditioneel dacht men aan de streek Galatië in Kapadocië, een streek in Turkije die in een bepaalde periode werd bevolkt door Germaanse stammen die via de Balkan waren afgezakt naar die streek.
Sinds de jaren tachtig begon men aan deze these te twijfelen, vooral Angelsaksische onderzoekers wezen op bepaalde wendingen in de tekst waardoor men ging vermoeden dat de brief eerder gericht zou zijn aan inwoners van de Romeinse provincie Galatië, de provincie met steden zoals Lystra, Derbe en Ikonium. De discussie is belangrijk om de draagwijdte van de tekst te begrijpen.
In deze brief gaat Paulus dieper in op het probleem van de vrijheid. De vrijheid die Christus bracht waardoor de Wet was achterhaald, de vrijheid en gelijkheid onder de christenen: voortaan is er geen vrije of slaaf, Jood of Griek, man of vrouw. Dit beklemtonen van vrijheid was niet alleen theologisch belangrijk, u moet zich voorstellen dat in de vernoemde steden van Galatië de christelijke gemeenten vooral bestonden uit slaven, vrijgekomen slaven, kleine middenstanders die gebukt gingen onder de zware belastingdruk om de legers overeind te houden. Paulus’ pleidooi voor vrijheid had voor deze gelovigen een heel concrete context. Het christendom was voor hen een verademing en verwoordde wat zoveel wonden had geslagen. Sommigen gingen in overdrive en waren losgeslagen, anderen wilden als tegenreactie terug naar de Joods-christelijke tendens, terug naar de Wet en de orde. Het is tegen deze achtergrond dat men de waarschuwing van de tekst moet beluisteren.

Paulus aan de Galaten 5,1.13-26

Broeders en zusters, u werd geroepen tot vrijheid. Alleen, misbruik de vrijheid niet als een voorwendsel voor een zondig leven, maar dien elkaar door de liefde. Wantde hele wet is vervat in dit ene woord: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Maar als u elkaar blijft bijten en verscheuren, vrees ik dat u elkaar nog eens zult ombrengen.
Ik bedoel dit: leef volgens de Geest, dan zult u niet toegeven aan uw zondige begeerte. Wantde zondige natuur begeert tegen de Geest in en de Geest tegen de zondige natuur in, want ze zijn elkaars tegenstanders, zodat u juist niet doet wat u zou willen doen. Maar als u zich door de Geest laat leiden, staat u niet onder de wet.
De uitingen van een zondig leven zijn bekend, zoals ontucht, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschap, twist, afgunst, woede, intriges, ruzies, partijdigheid, jaloersheden, drinkgelagen, orgieën en dergelijke dingen meer. Ik waarschuw u zoals ik u al eerder gewaarschuwd heb: wie zich zo misdragen, zullen het koninkrijk van God niet erven.
Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen richt de wet zich niet. Zij die Christus Jezus toebehoren, hebben de zondige natuur gekruisigd, met zijn hartstochten en begeerten.
Als wij leven door de Geest, laten we ons dan ook gedragen volgens de Geest. We moeten niet verwaand zijn en elkaar niet voortdurend uitdagen en benijden.

Tussenzang 552: “Maak ons tot het zout der aarde”

Homilie


De uitspraak van de Leuvense godsdienstpsycholoog, Antoon Vergote, is mij altijd bijgebleven. "In onze tijd", zo zei hij, - en dat is ongeveer 70 à 80 jaar geleden – "was alles verboden, en wat niet was verboden, was verplicht." Ongeveer heel Vlaanderen dacht en leefde volgens de normen door de Kerk opgelegd. En daarbij ging het altijd om plicht, de wet en het overtreden van de wet, de zonde. Vrijheid van denken, gewetensvrijheid, verdraagzaamheid waren loze begrippen.
In 50 jaar is die houding totaal veranderd en omgeslagen in het tegendeel. Mensen hebben op een harde, dikwijls bittere manier het recht opgeëist om zelf te oordelen, om niet te vlug te veroordelen. Terecht kwamen ze op voor hun autonomie en vrijheid. Wat eeuwenlang via de Moderniteit door enkelen werd verkondigd, werd in korte tijd gemeengoed en bleef bij velen doorwerken met een bittere nasmaak. Verhalen over internaten, tehuizen voor ongehuwde moeders, over families die met de vinger werden nagewezen omdat één van hen zelfmoord had gepleegd, over tirannieke pastoors maar ook over de willekeur van fabrieksdirecteurs of rijke burgers laten nog altijd littekens na. Vandaar de begrijpelijke drang naar vrijheid en het wantrouwen tegen elk systeem dat wil beslag leggen op mensen om ze weer samen te krijgen in een georganiseerd systeem.

Ondanks het begrip heb ik daar toch vragen bij, hoe moeilijk en vervelend het ook mag zijn. Filosofen en theologen maken graag een onderscheid tussen negatieve en positieve vrijheid. Met negatieve vrijheid bedoelt men dan vooral: de drang en de wil om beknellende banden af te gooien en zich van alles los te maken. Nietzsche beschreef in Also sprach Zarathoustra hoe de Westerse mens drie fasen aan het doorlopen is. Eerst was hij het lastdier, de muilezel die een veel te zware zak moest voortslepen waar iedereen zomaar allerlei in kon deponeren. Maar de muilezel veranderde in een brullende leeuw (Vlaamser kan het niet) die als een koning zich boven elk systeem plaatste en brult om zijn vrijheid en dominantie te demonstreren. Uiteindelijk moet die mens de fase van het kind bereiken om in een herwonnen onschuld terug te keren naar de natuur en het uit zichzelf levende leven. Nietzsche zelf besefte goed dat die derde fase (nog) niet was gekomen. We zijn gestagneerd in die tweede fase, de fase van de negatieve vrijheid.

Maar er is ook wat men noemt een positieve vrijheid. Het is vrijheid die ons in staat stelt onszelf te ontplooien. De vrijheid die niet ten koste van alles moet behoed worden en zich steeds bedreigd voelt, maar die ons in staat stelt onze opdracht van mens te realiseren. Dus vrijheid in dienst van een opdracht of een perspectief. De idee daarachter is dat we het leven hebben ontvangen, dat we behoeders zijn van dat leven, zowel dat van onszelf als van anderen en van heel de aarde. Maar spreken van ontvangen is voor velen al een teken van zwakte en begrenzing van onze vrijheid.

Het brengt mij terug bij de brief van Paulus aan de Galaten. Paulus had in een periode dat hij ziek was in de streek gepreekt en mensen warm gemaakt voor de nieuwe vrijheid die Christus bracht. Voor velen die als slaven dagelijks werden vernederd, voor wie vrijgekocht was, voor iedereen die gebukt ging onder de zware belastingeisen klonk die boodschap van vrijheid als een bevrijding. Alles draaide immers in die samenleving om geld, macht en dominantie. Wie protesteerde was een gevaar voor het Romeinse systeem. Als Paulus dus spreekt over de genade van God die aan alle mensen en wel gratis wordt gegeven, dan klonk dat voor de ene revolutionair en voor een ander bedreigend. Sommige christenen waren van oordeel dat men moest aansluiten bij het Jodendom en de Jeruzalemstroming; dat bood een zekere veiligheid en herkenbaarheid zowel in de kerk als tegenover de Romeinen. Maar Paulus is diep overtuigd van zijn visie en wil niet wijken. “We zijn geroepen tot vrijheid, maar misbruik die vrijheid niet”, schrijft hij. De vrijheid in Christus betekent niet dat men zich onderwerpt aan een andere meester, maar “dat men leeft volgens het geschenk van de vrijheid” (E Tamez). Wie zich opnieuw onderwerpt keert terug naar de slavernij. Maar ook wie alleen maar leeft voor zichzelf en voor zijn egocentrische begeerten is onvrij, aldus Paulus.
De echte bevrijding bestaat uit twee krachtlijnen: enerzijds is het leven vanuit het gratis ontvangen van Gods liefde en verbondenheid (de charis waarnaar Paulus altijd verwijst), en anderzijds bestaat ze uit het doen van gerechtigheid. Want daaraan zal men de echte christenen kennen, aldus Paulus, aan het feit dat allen om niets de genade van God kregen en daarom alle verschillen onder elkaar zijn opgeheven (geen slaven of vrijen, mannen of vrouwen), en anderzijds omdat men tegen de cultuur van egoïsme en bezit naar elkaar dienstbaar is en elkaar tot leven brengt. Het is de positieve vrijheid waar Paulus door gegrepen is en die hij zowel in zijn gemeente in het jaar 50 wil beleefd zien, als ook naar ons toe brengt. Tegen de nieuwe tirannie van ongebonden vrijheid houdt hij een pleidooi voor een vrijheid die ontstaat doordat men een opdracht opneemt. Is dat ook niet de bezinning waar deze tijd voor staat en waarbij het geloof een belangrijke inbreng kan bieden?

Groot dankgebed 154: “Wij loven en danken U”
Na de communie 791: psalm 91: “Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont”

------