------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




13 maart 2016: 5e zondag van de vasten

        Ook ik veroordeel je niet (Joh. 8,1-11)

Rik Nuytten

Openingszang 510: “Wees hier aanwezig, woord ons gegeven”

Inleiding

Goede morgen,
We naderen stilaan het einde van de vasten. Volgende week is het Passiezondag, en dan gaan we naar de Goede week en Pasen toe. Vraag is of we er in geslaagd zijn tijdens deze vasten antwoord te geven aan de oproep om anders met dingen en ideeën om te gaan, of is alles weer aan ons voorbijgevlogen? Hebben wij kunnen stilstaan bij wat echt belangrijk is?

Tijdens deze vasten spenderen wij speciale aandacht aan de campagne van Broederlijk Delen rond de moeilijke situatie van de boeren in Columbia. Ik wil jullie nu al warm maken voor het Apéritif Mondial dat na deze viering doorgaat in het zaaltje, met onze eigenste André Benoit als spreker. Hij kent Columbia als zijn broekzak, kent de problematiek en ik ben ervan overtuigd dat hij er een boeiende sessie van zal maken. De affiche hier vooraan heeft ons reeds meerdere malen inspiratie gegeven in de vieringen.

Vandaag zou ik echter tegendraads willen zijn. Ik zou het willen hebben over de meneer op de achtergrond van de affiche. Wij beschouwen hem als “de slechterik”, de persoon of groep van personen die de arme boeren slecht behandelen. Dat is zo. Maar als je met hem zou spreken, zou hij waarschijnlijk ook een uitleg hebben, en zich rechtvaardigen. Veel mensen voelen zich verstrikt in een systeem, een situatie waar zij zich niet goed voelen, maar waaruit zij niet kunnen ontsnappen. Misschien zitten we zelf wel in een dergelijke situatie. Het kan zijn dat wij niet anders kunnen dan doen wat ons opgelegd wordt, omdat wij ons werk en ons inkomen niet mogen verliezen. Of omdat het nu eenmaal altijd zo gaat, omdat …. Sommigen rechtvaardigen zich door te stellen dat zij het “vuile werk doen”, om te verhinderen dat het anders nog slechter zou zijn, als anderen hun job zouden doen.

Er zijn ook mensen die zich installeren in een machtssysteem, waarbij zij hun eigen normen en regels opleggen aan anderen, en strikt toezien dat de regels worden nageleefd en nauwgezet, op de letter, worden opgevolgd. Dit bestaat in bureaucratieën, en in verschillende religies, waar leiders benadrukken hoe de onwrikbare regels stipt moeten worden nageleefd. Die leiders laten geen ruimte voor menselijk falen, maar eisen volgzaamheid. Daarin speelt machtswellust mee, maar waarschijnlijk ook het geloof dat dit de enige manier is om “juist” met de regels, met het geloof, met de ethiek om te gaan. In hun ogen is er geen plaats voor erbarmen en tolerantie.
Eigenlijk denk ik dat wij allemaal een beetje in dit bedje ziek zijn: als er iets niet helemaal loopt zoals wij het verwachten, zoals “het zou moeten zijn”, dan reageren wij ook vaak afwijzend, of met gezagsargumenten, eerder dan naar de argumenten van de andere partij te luisteren. Ook wij hebben een referentiekader, waarvan wij verwachten dat iedere andere er zich aan moet houden.

Hoe anders gaat Jezus daar mee om. Hij staat open voor mensen met tekortkomingen, en hij is uiterst streng voor de “letterknechten van de wet”, zoals Oosterhuis de nomenclatura benoemde. Uiteindelijk heeft Jezus die stellingname met zijn leven moeten bekopen.
Vandaag beluisteren we in het evangelie het verhaal van de overspelige vrouw. Het gaat over een clash tussen Jezus en de leiders van de tempel (zeg maar: de curie), en het loopt goed af. Maar ook in dat verhaal, dat wij goed kennen, is niets wat aan de oppervlakte zonneklaar is, zoals het lijkt. Daarover straks meer.
Laat ons bij het begin van de viering ons inkeren, ons opstellen voor God, met onze zwakheden en onze hebbelijkheden. Wij doen dat in lied nr. 412 – “Wat ik gewild heb”.

Lied 412: “Wat ik gewild heb”
Openingsgebed

In Uw naam, Eeuwige, zijn wij hier samengekomen.
Het vuur, het licht en het geheim van ons leven zijt Gij.
In Jezus van Nazareth, uw Mensenzoon, uw zielsbeminde,
Schenkt Gij ons een mens van uw ongebroken licht:
Een glans, een spoor van uw geheim.
Geef dat wij hem herkennen mogen
En leven en doen naar zijn woord.
Wij vragen het U voor vandaag
en alle dagen dat wij leven mogen.
Amen

Evangelie: Joh 8, 1-11: Een vrouw op overspel betrapt

8.1 Jezus ging naar de Olijfberg, 2 en vroeg in de morgen was hij weer in de tempel. Het hele volk kwam naar hem toe, hij ging zitten en gaf hun onderricht. 3 Toen brachten de schriftgeleerden en de farizeeën een vrouw bij hem die op overspel betrapt was. Ze zetten haar in het midden en 4 zeiden tegen Jezus: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt toen ze overspel pleegde. 5 Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt u daarvan?’ 6 Dit zeiden ze om hem op de proef te stellen, om te zien of ze hem konden aanklagen. Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond. 7 Toen ze bleven aandringen, richtte hij zich op en zei: ‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’ 8 Hij bukte zich weer en schreef op de grond. 9 Toen ze dat hoorden gingen ze weg, een voor een, de oudsten het eerst, en ze lieten hem alleen, met de vrouw die in het midden stond. 10 Jezus richtte zich op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?’ 11 ‘Niemand, heer,’ zei ze. ‘Ik veroordeel u ook niet,’ zei Jezus. ‘Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.’

Lied 772B: “Voor kleine mensen”

Homilie


Het verhaal van de overspelige vrouw is ons overbekend. Zoals verleden week over de thuiskomst van de zoon, gaat dit verhaal ook over alleen mannen. Er is één enkele vrouw, die centraal staat, maar in feite passief is. Eigenlijk is het een patriarchaal verhaal, in een patriarchaal systeem, waar de mannen door toedoen van Jezus er niet mooi uitkomen!
Ik heb dit verhaal verschillende keren gebruikt in discussies met mensen die vinden dat de kerk strikt de ethische regels moest opleggen en er volkomen terecht aan doet om de overtreders uit te sluiten. Het heeft weinig geholpen! Zelf hou ik meer van de uitspraak van paus Franciscus: “Wie ben ik om te oordelen?”. Of zoals Jezus in het evangelie zei: “Ook ik veroordeel u niet”.

Op het eerste zicht is dit een eenvoudige en rechtlijnige tekst, waarbij Jezus niet in de val trapt van de wetgeleerden en tempeldienaren, maar hen eigenlijk een koekje van eigen deeg geeft. Maar als je de tekst wat meer van dichtbij gaat bekijken, zitten er nogal wat haken en ogen aan het verhaal. Ten eerste ontbreekt de man die overspel pleegde. Vreemd. En wat werd bedoeld door het schrijven van Jezus in het zand? En waarom dropen de oudsten eerst af? Waarom dropen ze überhaupt af?

Om dit verhaal beter te begrijpen, heb ik mijn informatie gehaald uit het mooie boek Johannes de ziener, van Jan Nieuwenhuis, die voorganger geweest is in de Dominicuskerk in Amsterdam.
Voor een goed verstaan, is het belangrijk te weten dat het evangelie van Johannes geschreven werd voor een gemeente in Klein Azië, die uit de synagoge gebannen was. De Farizeeën hadden iedereen die niet strikt leefde volgens de regels van de wet, verbannen uit de synagoge. Zij werden actief vervolgd, en aangeklaagd als afvalligen. Het hele Johannesevangelie is een aansporing aan die verbannenen, door de leerling die Jezus liefheeft, om vol te houden, om te bewijzen dat Jezus de Messias is, en dat de Farizeeën het niet bij het rechte eind hadden. De oorspronkelijke toehoorders van dit evangelie zijn gepokt en gemazeld in de Bijbelse kennis. Zij weten de vele beelden en uitspraken van Jezus direct te verbinden met passages uit het oude testament.

Laten we nu eens het verhaal van dichterbij met deze lens bekijken.
Het eerste wat ik leerde uit mijn lectuur, is dat deze tekst waarschijnlijk een latere aanvulling is in het evangelie van Johannes. Maar er zijn vele redenen, om aan te nemen dat het een zeer oud verhaal is van de eerste christenen in de omgeving van Johannes. Het heeft wel een andere stijl en woordenschat dan de teksten van de evangelist Johannes. Het feit dat dit verhaal een beetje apart staat wordt soms door hedendaagse religieuze regelneven aangehaald om de uitspraak van Jezus opzij te leggen, en te blijven hameren op zijn sterke uitspraken rond de onwrikbaarheid van het huwelijk.

Er zijn vreemde dingen aan de hand in de tekst. Hier wordt alleen een vrouw opgevoerd, en geen man! Dit is in flagrante tegenspraak met de wet die zegt dat beiden moeten worden gestenigd. Het was wel zo dat in de patriarchale tijd van Jezus, overspelige vrouwen hard werden aangepakt en de mannen veel minder. Echter, in het oude testament wordt het joodse volk, of soms Jeruzalem, vaak voorgesteld als een overspelige vrouw, die steeds weer de liefhebbende God bedriegt. En dat helpt het vervolg van dit verhaal veel beter te verstaan.

Hoe komt het dat de mannen afdruipen, nadat Jezus in het zand geschreven heeft, en daarna zegt: “Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen”? Dat heeft alles te maken met de kennis van de Bijbel en de joodse traditie. Het schrijven van Jezus verwijst naar een verhaal uit de profeet Daniel, waar koning Elsassar van Babylon een decadent feest geeft, en plotseling zien de gasten een hand tekens op de muur schrijven. De profeet Daniel wordt er bij gehaald en hij legt de tekens uit. Het komt erop neer dat de koning nog dezelfde nacht zal worden gedood, en dat de Assyriers de stad zullen innemen. De stad zal worden gespaard. Stel je nu in de plaats van die geharde wetgeleerden, de leiders van het overspelige Israel, als ze Jezus zien schrijven in het zand. Zij verstonden onmiddellijk de boodschap: de hand van God zegt dat Jahweh de overtreders zal straffen. Het schrijven van Jezus is een verwijzing, zonder woorden, naar die schrijvende hand van God. Als Bijbelgeleerde zou je van minder schrikken! Maar toch dringen ze aan.

En dan zegt Jezus dat wie zonder zonde is de eerste steen mag werpen. Ook dit verwijst direct naar de Thora, die zegt dat eerst de getuigen de hand moeten opheffen, en dan pas de overige mensen. Eigenlijk zegt Jezus, dat zij de getuigen zijn en eerst moeten optreden, dan pas is het aan hem. Maar het gaat verder dan dat. De Thora zegt duidelijk dat de getuigen niet vals mogen zijn. Dan druipen de wetgeleerden af, de oudsten eerst; een verwijzing naar het verhaal van de kuise Suzanna, die door ouderlingen valselijk werd beschuldigd, maar gered werd door de profeet Daniel.

Ik ben zeker dat de toehoorders, beslagen met een diepe kennis van de joodse cultuur en de Bijbel, dit verhaal maar al te goed hebben verstaan. Het is een allegorie over hoe Jeruzalem en het volk, en zijn leiders, zich steeds als een overspelige vrouw heeft afgekeerd van God! Beide verwijzingen naar de profeet Daniël zijn geen toeval. Het overspelige volk heeft zich opnieuw van God afgekeerd, nu van de boodschap die Jezus, de Messias, bracht.

Pas helemaal op het laatste komt de vrouw aan het woord. Jezus vraagt wie haar heeft veroordeeld. En als ze zegt “Niemand”, dan zegt Jezus, zoals ook in de wet staat, “Ook ik veroordeel je niet, ga en zondig niet meer”. Jezus geeft de ontrouwe een nieuwe kans. Eigenlijk zegt deze allegorische tekst dat Jezus het ontrouwe Israel een nieuwe kans geeft. Mensen zijn steeds welkom om zich terug tot God te keren.
Jezus kiest dus de kant van de zwakke, de gediscrimineerde, en volgt het voorbeeld van Jahweh zoals in psalm 130:

Vergeving is bij U O heer,
want zo wilt gij gevreesd zijn.
Bij de Heer is genade
kwijtschelding is bij Hem menigvuldig.
Hij is het die Israel kwijtscheldt
al wat het aan schuld heeft.

Wat ik voor mezelf leer uit dit verhaal, is dat ik mij moet inspannen om met een open geest mensen tegemoet te gaan. Misschien moet ik mijn eigen overtuigingen veel meer in vraag stellen, en erbarmen tonen aan de andere, ook als die zwak is, ook als die faalt. Als ik terugdenk aan wat Marcel verleden vertelde over “Heimkehr” van de verloren zoon, hoe die door opstandig te zijn tot beter inzicht komt, kunnen wij misschien ook tot “Heimkehr” komen, thuis bij onszelf, door ons meer open te stellen voor de andere, zodat zij ons kunnen leren, ons helpen dichter te komen bij de Ene, die altijd erbarmen heeft. Ik zal het in ieder geval proberen. Amen.

Offerande (acclamatie 149)
Groot dankgebed 162: “Tafelgebe
d in de veertigdagentijd”
Onze Vader

Slotgebed: Psalm 130 (Sytze de Vries p. 325)

Uit de diepte roep ik tot u, HEER,
Heer, hoor mijn stem,
wees aandachtig, luister
naar mijn roep om genade.
Als u de zonden blijft gedenken, HEER,
Heer, wie houdt dan stand?
Maar bij u is vergeving,
daarom eert men u met ontzag.
Ik zie uit naar de HEER,
mijn ziel ziet uit naar hem
en verlangt naar zijn woord,
mijn ziel verlangt naar de Heer,
meer dan wachters naar de morgen,
meer dan wachters uitzien naar de morgen.
Israël, hoop op de HEER!
Bij de HEER is genade, bij hem
is bevrijding, altijd weer.
Hij zal Israël bevrijden
uit al zijn zonden.

Slotlied: 319: “Woestijnlied”
Zegen

------