------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




22 november 2015: Christus Koning

           "Wij zoeken U in oude woorden"

Jef Schoenaerts

Openingslied 568: “Wij zoeken u als wij samenkomen”

Inleiding

Volgens de instructies van de Kerk vieren we vandaag, de laatste zondag van het kerkelijk jaar, het hoogfeest van “Christus, koning van het heelal”. Het is paus Pius XI die dat feest in 1925 heeft ingevoerd.
Misschien schuift u bij deze identificatie van Christus als koning (van het heelal dan nog) wat ongemakkelijk op uw stoel. Oei, , gaan we het daar over hebben?... Kan ik eventueel nog weg?.... Is dergelijke toewijzing van het koningschap aan Christus, van zulk koningschap dan nog, niet een religieus taalfossiel dat enkel zelf nog niet beseft hoe dood het is?...
Zelf voelde ik geen enkele affiniteit om de viering van vandaag in dat kader te plaatsen. Maar het toeval – als dat al bestaat – wil dat ik twee weken geleden het laatste nummer van TGL ontving en dat het thema ervan luidt: “Oude geloofswoorden”. "In de verschillende artikels wordt rond bepaalde van die “oude geloofswoorden” zoals genade, zonde, zegen,… de oefening gemaakt of ze vandaag nog betekenis kunnen hebben en zo ja welke dan wel", schrijft Leo Oosterveen in zijn editoriaal: (pagina 4, laatste alinea)

Het woord “koning” hoorde niet bij de behandelde begrippen in TGL : de lectuur leverde dus geen gesneden brood op voor deze viering. Maar de grondgedachte duwde mij wel naar de insteek om het woord “koning” niet zonder meer bij het groot huisvuil te zetten. Ik wil best wel even nagaan of er onder recente verf- en vernislagen een beeld schuilgaat waar nog de oorspronkelijke frisheid in op te snuiven is. En dus besliste ik dus de viering toch toe te spitsen op die oude terminologie van Christus als koning.

Starten met de voorbereiding van deze viering deed ik met het zoeken van passende liederen. Meestal is dit de laatste stap maar om de organist terwille te zijn begon ik daarmee. Op zoek dus in onze bundel naar alle liederen waarin het begrip “Koning” voorkomt in de toewijzing aan onze god. En al heel snel was het “Bingo”: lied 112 hanteert die term ["Heer Jezus, koning en gezalfde Gods"]. Mijn verdere zoektocht doorheen de liedbundel leverde echter nog slechts één bijkomend lied op (nr. 266 ) en verder niets. Waar vroeger kerkliederen rond Christus Koning in overaanbod voorkwamen (bij oudere Chiroleden zit dat daardoor in het DNA ingebakken) wordt dat begrip nog nauwelijks gehanteerd wordt in het hedendaagse kerklied.

Maar goed, ik had dus gelukkig lied 113. Alles OK tot ik de tekst ervan wat beter las. (vragen om de tekst erbij te nemen). Doorheen de lectuur van de strofen voelde ik hoe er blijkbaar twee geloofsstromen onder één noemer zijn samengebracht. De eerste strofe staat bol van “oude geloofswoorden”:      Heer Jezus, koning en gezalfde Gods,
                                         Heer Jezus, hogepriester, knecht van God
,
terwijl in strofe 2 en 3 een heel ander taalspel, een heel andere godsbenadering wordt aangeboord:                     2. Heer Jezus, woord en evenbeeld van God,
                                         Heer Jezus, licht en aangezicht van God,

                                      3. Heer Jezus, zoon van Adam, zoon van God,
                                         Heer Jezus, onze broeder, onze God,

Ik had dan wel gevonden wat ik zocht in dit Kyrialelied maar hoe spoort die eerste strofe samen met geloofswoorden uit strofe twee en drie die veel dichter aansluiten bij mijn religieuze beleving? Het is dus niet zonder enig aarzelen dat we als Kyriale toch dit lied zingen en die oude woorden in de mond nemen.
Laten we het dan stil maken in en rondom ons en onze god met namen van eeuwen om ontferming vragen over onze eigen kleine wereld en over onze grote, verwarrende wereld.

Lied 113 “Heer Jezus, koning en gezalfde Gods…”
Openingsgebed

Inleiding op de lezing


Bij een wat oudere fles wijn komt soms het fenomeen” kurksmaak” voor. Je kijkt uit naar een heerlijk smaak- en geurpalet en plots proef je … kurk: een muffe geur een een scherpe nasmaak. De eerste strofe van de Kyriale die we hebben gezongen, roept bij mij de ervaring van een vorm van kurksmaak op: de titels, namen, modellen die we daar aan onze god toedichten klinken mij zo belegen en oubollig in de oren dat ik de neiging heb ze maar onmiddellijk – zoals de wijn - door de gootsteen te gieten.

Maar misschien is zulke impulsieve reactie geen goeie zaak. Ik zie drie redenen om mijn afwijzing van de term Koning nog wat uit te stellen.
1. Mijn wrevel zou veroorzaakt kunnen zijn door het onbekend zijn met de oude geloofswoorden. Onwetendheid dus als hindernis om er iets levengevends in te herkennen.
2.Of misschien werkt de historische belasting van een begrip als koning eerder versluierend dan verhelderend in ons denken over god.
3.En ten derde schuift de Bijbel zelf de vraag naar voor of mensen niet vaak onterecht en eigengereid inhouden toekennen aan oude begrippen waarvoor eigenlijk geen grond is.
In de evangelielezing van vandaag staat Jezus voor Pilatus: twee koningen tegenover elkaar dus. En we horen in de pericope hoe terughoudend Jezus is als anderen hem de titel “koning” willen toeschrijven.
We luisteren naar de evangelielezing en zingen vóór en na de lezing de acclamatie “Open de woorden die geschreven staan, doe lichten over ons uw aangezicht.”

Lied “Open de woorden… “ (124) voor en na de lezing
Lezing uit het evangelie volgens Johannes 18,33-37

Commentaar

In het evangelieverhaal voelen we de spanning tussen enerzijds wat Jezus begrijpt onder koningschap en anderzijds wat mensen rondom Hem daaronder verstaan. Ook op andere plaatsen in het evangelie horen we hoe Jezus zich vaak afzet tegen bepaalde invullingen van het koningschap. Soms waren het zijn leerlingen zelf die het heil zagen in een politieke vormgeving, soms diende Jezus letterlijk te gaan lopen voor groepen die hem tot koning wilden uitroepen.
Het moeizaam omgaan of zelfs het verwerpen van dat soort koningschap ligt in het verlengde van de geschiedenis van het Joodse volk zoals dat in het OT is opgetekend. Regelmatig vroeg het volk om een koning al was het maar om te zijn zoals andere volkeren rondom. De profeten verzetten zich met hand en tand tegen die vraag want enkel Jahweh is koning van Israël , geen ander. Uiteindelijk komt het er toch van en kent Israël een koningschap van ongeveer de 11e tot de 6e eeuw voor Christus. Die koningen werden bij hun aanstelling gezalfd en kregen als taak het koningschap van Jahweh op aarde uit te voeren. Helaas realiseerden die koningen vaak meer de verkrachting van het recht dan het installeren en het handhaven ervan.

Toen het politiek koningschap in de 6de eeuw verdween groeide het verlangen dat niet een wereldse koning maar een Messias de hoop op een koning naar gods hart zou realiseren: de “koning van de vrede” zoals Jesaja hem benoemde. Met de invulling van het “koningschap” loopt het in het geloofsdomein zelden probleemloos.
In het oude testament krijgt het vaak een invulling die regelrecht indruist tegen wat Jahweh voor heeft met mensen: recht en gerechtigheid voor de kleinste mensen.
In het nieuwe testament krijgt het vaak een invulling die indruist tegen wat Jezus in woord en daad heeft voorgehouden: ruimte voor de blinde, de arme, de zwakke, de ontrechten.

Telkens gaan mensen met dat begrip op de loop en gebruiken ze het ten eigen bate. In feite is het fenomeen van “Christus Koning” uit de twintigste eeuw in hetzelfde bedje ziek. Misschien inspireerde de kerk zich toen wel op de intrinsieke grondgedachte van het Bijbels koningscha. In praktijk echter werd de vernieuwde proclamatie van Christus koning een soort speerpunt in de bestrijding van de toenemende secularisatie en het oprukkend atheïsme.

Er is in mijn aanvoelen iets vreemds aan de hand in het verhaal van het begrip Koning binnen onze geloofstraditie. In de kiem geven zowel Jahweh als Jezus duidelijk aan dat die oude geloofswaarheden werkzaam kunnen zijn: zo begrijp ik het althans als Jezus zelf zegt: “Ja, koning ben ik…” Maar telkens opnieuw slagen wij er in om aan die oude woorden en namen invullingen toe te kennen die vaak niet zuiver op de graat zijn. Hardleers en eigenzinnig…
Het is altijd makkelijker om van op een afstand – in tijd en in ruimte – te zien en aan te duiden waar anderen in de fout gaan. Elke tijd , dus ook de onze, heeft altijd opnieuw de opdracht om de oude woorden, om het vertrouwde bidden, om namen voor god, te herkauwen met de zorg in het achterhoofd of we nog wel de grondmelodie van de begrippen en namen respecteren. Soms kan het daarbij geen kwaad om begrippen een tijdje te parkeren, ze voor enkele jaren naar de restauratie-ateliers te brengen om er allerlei verf en vernislagen af te krabben op zoek naar de oorspronkelijke levensader ervan.

Dergelijke zoektocht, dergelijke ontmanteling, dergelijk luisteren naar de grondmelodie kan overigens in meerdere opzichten heilzaam zijn. Het geeft kans aan onze god om weer nieuw te verschijnen, om weer zichtbaar te worden. Het zet ons op het spoor van blinde vlekken in ons kijken, van doofheid in ons luisteren waarmee ook wij vandaag ongetwijfeld staan tegenover onze god. En tenslotte kan het ook heilzaam zijn in onze verhouding tot gelovigen van andere godsdiensten. Zou de huidige verhouding islam-christendom misschien minder op scherp hebben gestaan als we in onze geloofsgeschiedenis wat minder fors en krachtig hadden ingevuld wie onze god is, hoe wij hem noemen en aanroepen? En wellicht geldt dit op hun beurt ook voor de volgelingen van Allah….
Zou de gemeenschappelijke grond van de verschillende religies niet méér kansen om vorm te krijgen als we behoedzamer zouden zijn in ons spreken over god, als we rond de oude geloofswoorden zoeken waar we elkaar kunnen naderen in de grondmelodie, als we open en onbevangen luisteren naar onze geloofsbronnen zonder ze ten eigen bate aan te wenden.

Christus Koning klinkt wellicht niet hip, niet hedendaags, niet levensnabij. En toch is de grondmelodie – hoe vaak ook verduisterd in de loop der tijden – duidelijk en krachtig. Eén van die bronnen die ons dat openbaren, zijn de psalmen. De profeten keerden zich heel frequent tegen de aberraties van het koningschap en schetsten tegelijk de contouren ervan zoals Jahweh dat in gedachten had. De psalmisten deden hen dit na. Heel krachtig is het verwoord in psalm 72. Als slot van deze commentaar beluisteren we deze psalm zoals Oosterhuis dat naar onze tijd heeft vertaald. Als antwoord en instemming nemen we onmiddellijk daarna zelf de woorden van de psalmist in de mond met lied 709.

Lectuur: psalm 72 uit 150 psalmen vrij van Huub Oosterhuis

Er zou van godswege een koning
een koning komen - een koning!
Om orde te stellen op zaken:
onkreukbare rechtspraak voor allen,
opgetild de vernederden,
vreemdeling geëerbiedigd,
mensenrechten gewaarborgd:
van godswege een koning.
Vrede de bergen de dalen
vrede het graan op de akker
schoven gerechtigheid, brood
op de planken der armen.
Er zou een helper, een godmens -
arme, je schreeuwde om hulp,
nu is je helper gekomen
vrouwe, hier is uw helpman.
Er zou, als dauw over rozen,
genezing zijn voor de zieken,
grote schoonmaak van zielen
vrijkoop van kostbaar bloed:
uittocht uit slavenhuizen
tirannen van hun tronen
een thuisland voor de ontheemden
een taal van vrede en hoop.
Er zou een gezalfde komen
op de rug van een ezeltje
overal heen waar mensen
worden geschonden - hij zou
hun wonden verbinden, hun ogen
doen op-lichten, hij zou
de wanhopigen zoeken:
hij zal ons zoeken en vinden.
Vrede de kopermijnen
vrede de olievelden
vrede de zwanenmeren
vrede de regenwouden
zou het worden godweet -
vrede de naam van de koning
moge zijn koninkrijk bloeien,
vrede voor jou en voor jou
zou het worden en blijven
mensen tot rust gekomen
pleinen hemelse vrede,
amen zou het, ja amen.
Wij die dit zingen, wat zullen
wij hopen, huilen en smeken?
Kom toch haastig, vandaag nog
en dood zal niet meer zijn.

Lied 709: “Voor kleine mensen…”
Lied 142: “Oergebaar”
Groot dankgebed 159: “Gij de grond van ons vertrouwen”
Onze vader
Muziek tijdens de communie
Communielied 568: “Gehoord van mensen”

------