------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




8 november 2015

                        Jehizkia en Gideon:
      een koning en een rechter in woelige tijden

Frederika

Openingszang 316: “Die mij droeg op adelaarsvleugels"

Begroeting


Vandaag wil ik het graag met u hebben over de geschiedenis van één van de koningen van Juda en een rechter met charisma met een bijzondere roeping van Jahweh. Niet zo actueel zult u denken. Nu dat dacht ik eerst ook. Maar hoe meer ik me in het onderwerp inleefde hoe dichter het bij mezelf kwam te staan. Wat heeft het Oude Testament te maken met onze tijd, deze roerige jaren van de 21ste eeuw?

Gebed I

Lezing: 2 Koningen 20: 1-11

[1] In die dagen werd Jehizkia dodelijk ziek. De profeet Jesaja, de zoon van Amos, ging naar hem toe en zei tegen hem: ‘Zo spreekt de heer: Zorg dat uw huis op orde komt want u gaat sterven en zult niet langer in leven blijven.’ [2] Toen keerde Jehizkia zijn gezicht naar de muur en bad tot de heer: [3] ‘Ach heer, bedenk toch hoe ik onder uw ogen geleefd heb met een trouw en toegewijd hart en hoe ik gedaan heb wat U behaagt.’ En Jehizkia weende luid. [4] Jesaja had de binnenhof nog niet verlaten of het woord van de heer kwam tot hem: [5] ‘Ga terug en zeg tegen Jehizkia, de vorst van mijn volk: “Zo spreekt de heer, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien. Welnu, Ik ga u genezen: op de derde dag zult u opgaan naar het huis van de heer. [6] Ik zal aan uw leven vijftien jaren toevoegen; Ik zal u en deze stad uit de greep van de koning van Assur redden en Ik neem deze stad onder mijn hoede, omwille van Mijzelf en omwille van David, mijn dienaar.” ’ [7] Jesaja gaf opdracht een vijgenkoek* te halen. Zij haalden er een en legden die op het gezwel en Jehizkia leefde weer op. [8] Hij vroeg aan Jesaja: ‘Aan welk teken zal ik kunnen zien dat de heer mij zal genezen en dat ik op de derde dag zal opgaan naar het huis van de heer?’ [9] Jesaja antwoordde: ‘Dit is het teken dat de heer u zal geven om u te laten weten dat de heer inderdaad het woord zal nakomen dat Hij gesproken heeft. Moet deze schaduw* tien treden vooruit of tien treden achteruitgaan?’ [10] Jehizkia antwoordde: ‘Tien treden vooruit is voor de schaduw niet moeilijk. Laat de schaduw liever teruggaan, tien treden achteruit.’ [11] Toen riep de profeet Jesaja de heer aan en de heer liet de schaduw teruggaan op de treden die zij al afgedaald was, tien treden achteruit op de trap van Achaz.

Rechters 6:36-40

[36] Gideon sprak tot God: ‘Als U Israël werkelijk door mijn hand wilt bevrijden, zoals U beloofde, [37] laat dan de dauw alleen op de wollen vacht komen die ik hier op de dorsvloer leg, en laat de grond eromheen droog blijven; dan weet ik dat U Israël door mijn hand zult bevrijden, zoals U beloofde.’
[38] En zo gebeurde het: toen hij de volgende ochtend opstond, wrong hij de dauw uit de vacht: een hele schaal vol water.
[39] Weer sprak Gideon tot God: ‘Word niet kwaad op mij als ik U nog één keer iets vraag. Ik zou nog een proef willen nemen met de vacht; laat nu alleen de vacht droog blijven, terwijl op de grond rondom de dauw valt.’ [40] En God deed dat de volgende nacht: alleen de vacht bleef droog, en op de grond lag overal dauw.

In de lezingen hoorden wij over koning Jehizkia en over rechter Gideon. Beiden leefden in woelige tijden van oorlogen. Jehizkia was net ontsnapt aan de koning van Assyrië en lag doodziek te bed. Gideon trok op met een legertje van 300 man tegen een machtige vijand van Israël. Het waren onzekere tijden. Ook al zit er een tijdsspanne van honderden jaren tussen Gideon en Jehizkia, ze zullen beiden wel heel wat afgepiekerd hebben van hoe het verder zou moeten.

Levensvragen zijn van elke tijd. U kent het vast wel: piekeren over zorgen die ons bezig houden en waarvan wij, zo nu en dan, wakker kunnen liggen. Vaak is het dan nog aardedonker buiten. En juist in die duisternis waarin wij dan liggen te worstelen met de moeilijke opdrachten die wij in het leven krijgen wil God een aangebeden God zijn, aan wie wij al onze zorgen uitspreken. Hij ziet onze onmacht in rouw, ziekte, verdriet, boosheid, werkeloosheid, werkstress, moeilijke relaties, kinderloosheid, zorgen om onze kinderen, kleinkinderen, eenzaamheid, etc. Alles kunnen en mogen wij aan Hem toevertrouwen.
En ondertussen zien wij hunkerend uit naar de nieuwe dag, die licht zal brengen, ook in ons leven.

Lied 560: "Nachtgebed"

Wij hebben zoveel levensvragen. Is God dan een menselijke God die onze strijd begrijpt? Het goede komt uit Gods hand maar laat Hij het kwade toe? Waarom is er zoveel ellende in deze wereld? En het onmenselijke wat vluchtelingen overkomt. En de onderdrukking van het Palestijnse volk. Zoveel onrecht, zoveel leed op zoveel plaatsen.

Vaak vind ik troost in de tefilla ofwel siddoer. Dat is een joods gebedenboek. De oude titel is Aresjet Sefatajim, vrij vertaald: "dat wat ons over de lippen komt", gevoelens die een mens tot uiting brengt wanneer hij zich tot zijn God wendt.
Het woord Tefilla is afgeleid van een stam die rechtspreken, strijden betekent en de wederkerige vorm -- hitpallél -- met zichzelf strijden, rekening en verantwoording geven van wat er religieus in een mens omgaat. Het is dus veel meer omvattend dan alléén maar bidden en vragen. Het is de communicatie tussen de mens en zijn God.

Wij bidden U om vrede” met het lied 574

En zo ben ik ook aan het hoofdonderwerp gekomen van vandaag: Laat God zich verbidden? De boodschap van Jesaja aan Jehizkia liegt er niet om. Het zal je maar gezegd worden: “Zo spreekt Jahweh, maak uw laatste wilsbeschikking op, want u zult sterven.” Gods spreken heeft meermalen een voorwaardelijk karakter: als de mens verandert of tot gebed komt, krijgt God “berouw” (zie o.a. ook Gen. 6:6 en het bijbelboek Jona).

En Jehizkia komt tot een gebed, een innig gebed. Met zijn gezicht naar de muur gekeerd, roept hij wenend: “Ik ben nog zo jong en heb nog zoveel te doen. De hervormingen zijn nog lang niet klaar. En ach, Jahweh, denk er toch aan hoe ik onder uw ogen geleefd heb met een trouw en toegewijd hart.” Zowel Jehizkia als Gideon vragen God om een teken om zeker te zijn van Zijn hulp. Gideon heeft zelfs het lef om twee tekens te vragen. Weliswaar schoorvoetend, maar toch… Ze vragen dat niet uit ongeloof maar ter bevestiging van hun geloof. En God gaat erop in!

Het zijn wonderlijke tekens: bij Jehizkia keert de schaduw terug in de tijd en bij Gideon speelt de dauw een wonderlijk spel. Het zijn tekens van Gods macht en een garantie van Zijn belofte aan Jehizkia en ook aan Gideon.
Jehizkia roept Jahweh aan. Jahweh wordt vaak vertaald met ‘HEER’. Binnen het Jodendom wordt meestal Adonai of Hasjeem gezegd, betekent letterlijk: de Naam, omdat de naam van God, Jahweh, niet uitgesproken mag worden binnen de Joodse traditie: omdat je het geheim van God niet moet willen begrijpen. Alsof wij precies weten wie God is.
Toch is Jahweh een veelzeggende naam. In het Hebreeuws betekent het letterlijk: “Ik zal er zijn.” God geeft zich dus niet te kennen met een naam, maar met een werkwoord. Aan Gods daden zullen de mensen hun HEER herkennen.

God zorgt voor u en mij en draagt ons, als het ons goed gaat maar ook als wij het moeilijk hebben. God ziet en hoort u. Hij vergeet ons niet, maar Hij wil wel een gebeden God zijn. En dat is een grote troost maar soms ook een moeilijke opdracht.

God gaf tekens van Zijn garantie van beloofde hulp aan Jehizkia en Gideon heel lang geleden. En wat is Gods garantie voor ons, vandaag? Misschien is het gewoon het simpele feit dat wij hier, deze zondag, samengekomen zijn in deze viering. Om te zingen, te bidden, ter communie te gaan of om maar gewoon te luisteren naar wat er zoal op ons afkomt. En een ieder luistert op zijn of haar manier. Wij zijn Gods design, hij heeft een ieder van ons op een unieke manier gevormd, ook met de bedoeling om in relatie met Hem te leven.

En daar staan we dan. In een wereld vol beroering. Maar was dat in de tijd van het O.T. anders? De vaste waarden zijn gebleven. God is “Ik zal er zijn”, ook al denken wij soms, Hij is er niet. Bidt dan maar, ook met zo’n klacht. Dat mag en dat is een groot voorrecht.

Reiner Maria Rilke (Tsjechische dichter en filosoof) heeft eens gezegd dat wij geduld moeten hebben met de onopgeloste zaken in ons hart en dat wij niet moeten proberen de antwoorden te zoeken op die vragen, maar dat het punt is om de vragen lief te gaan hebben en de vragen te gaan leven, zodat wij misschien langzaam op een dag, het antwoord in leven.
God wil een gebeden God zijn in alle omstandigheden van ons leven.

Laat God zich verbidden? Alleen wanneer Hij het goed voor ons vindt. Wij geven onze kinderen toch ook niet alles waar zij om vragen? Wat zijn wij rijk met zo’n God, met Jahweh, met “Ik zal er zijn”. En als wij vallen dan raapt Hij ons op onderweg.
Ademen om lief te hebben, uw God, uw naaste, als uzelf. Amen.

Offergave
Lied 142:
Lied 134: "Laudate omnes gentes"
Onze Vader
Communie
Gebed II
Slotlied 545: “De Heer is mij tot hulp en sterkte”

Zegen

De Eeuwige zal u zegenen en u behoeden.
De Eeuwige zal u Zijn stralend gelaat toewenden en u genadig zijn.
De Eeuwige zal Zijn blik op u gericht houden en u vrede schenken.
Dat vragen wij u in de Naam van de Vader, de Zoon , en de Heilige Geest.
Amen. Wij danken God.

------