8 maart 2015: 3de zondag van de vasten
Economische activiteiten die wel
in een tempel thuis horen
Herman Wouters
546
Lied over de plaats waar we bijeengekomen zijn
(“Zomaar een dak boven wat hoofden”)
Vandaag geeft het evangelie het bekende verhaal
van Jezus die de geldwisselaars en handelaars in
runderen, schapen en duiven uit de tempel
verdrijft omdat ze van het huis van God een
marktplaats maken.
Joden die naar de tempel kwamen om een offer te
brengen, konden onmogelijk van thuis een rund of
schaap meenemen. Stel u voor dat iemand uit
Galilea de hele weg naar Jeruzalem een schaap
met zich mee moest laten lopen. Dat ging niet en
daarom waren er bij de tempel kooplui die deze
dieren verkochten. Andere bezoekers kwamen hun
jaarlijkse bijdrage betalen en hadden vaak niet
de juiste muntsoort bij zich. Men kon de
bijdrage bv niet met de Romeinse munt betalen.
Daarom moest dit geld gewisseld worden. Ook dit
kon bij de tempel gebeuren. Dus handel bij de
tempel was absoluut noodzakelijk en daar was op
zich niets mis mee. De handelaars hadden evenwel
hun plekje buiten het voorhof van de tempel
verwisseld voor een plekje in het voorhof. De
gezagsdragers, priesters en Sanhedrin hadden dit
toegestaan. Daardoor was de tempel niet langer
een plaats waar gebeden en geofferd werd, maar
waar ook handel gedreven werd. Tegen de handel
op deze plaats kwam Jezus in opstand. Deze
mensen hoorden hun werk buiten het tempelterrein
te doen.
Ik wil het evenwel in deze viering hebben over
economische activiteiten die - volgens mij - wel
in een tempel passen en wil daar een paar
voorbeelden van geven.
Laten we eerst erkennen dat we beperkte mensen
zijn in het licht van het evangelie en in onze
dagelijkse opdracht om elk moment christen te
zijn
Lied 110 Bidden we tot de levende God
Openingsgebed
Evangelie Johannes 2,13-25
Lied 516: “Gij die voor alle mensen”
Voor de mijmering over deze evangelielezing heb
ik me beperkt tot het eerste deel ervan. Naar
mijn aanvoelen zijn er immers economische
handelsactiviteiten die hun plaats mogen hebben
in de tempel en op de heilige grond en die daar
dus niet uit verdreven moeten worden.
Een eerste voorbeeld is de ‘Bourasine’. Als je
het woord ‘Bourasine’ intikt bij Wikipedia vind
je “dat het om een kwaliteitslikeur van ananas
gaat, die 40 % alcohol bevat. Deze drank wordt
geproduceerd door het groot seminarie van
Burasira in Ngozi, Burundi. Men kan hem puur
drinken of in een punch met groene citroen”.
Verschillende organisaties in Burundi dromen
ervan om naast hun gewone activiteit ook een
handel op te zetten waarmee ze de inkomsten
kunnen genereren om hun activiteiten te
financieren en zo op eigen benen te kunnen
bestaan. Men noemt dat ‘des AGR’ “des
activités géneratrices de revenus”. Vaak
is dat een ijdele droom. Maar het groot
seminarie van Burasira is daarin wel geslaagd
dank zij de productie van die likeur Bourasine.
Interessant om weten voor onze gemeenschap is
dat het recept van deze drank uitgevonden werd
door Paul de Smet, witte pater en broer van Jan
de Smet en dat hij ook de eerste brouwsels
maakte. Seffens na de viering krijgt u de kans
om een borrel te proeven tijdens het aperief
mondial maar eigenlijk vind ik dat dit ook
in deze viering op zijn plaats zou zijn, zonder
dat Christus (of Marcel) pater Paul de Smet zou
mogen weg jagen!
Enkele
jaren geleden – en dit is een tweede voorbeeld –
zijn verschillende bedrijven over heel de wereld
gestart met wat ze “ecomonie de communion” of
“gemeenschaps-economie” zijn gaan noemen. Deze
bedrijven blijven gericht op efficiëntie, winst
en groei. In hun filosofie is echter niet alleen
het kapitaal maar ook de menselijke persoon van
primordiaal belang. Om dat concreet te maken
wordt een deel van de winst “in gemeenschap
gebracht” voor drie doeleinden:
1. Hulp aan mensen in directe nood in nauwe
samenwerking ontwikkelingsprojecten
2. Investeringen in de ontwikkeling van het
bedrijf, zodat het up to date, efficiënt en
winstgevend blijft.
3. Vormingsinitiatieven om “een cultuur van
geven, delen en gemeenschap” te verspreiden. De
winsten worden voor elk van deze doelen min of
meer evenredig verdeeld. Vandaag zijn er 754
ondernemingen uit de vijf continenten die
daaraan meewerken. Het bedrijf “Selfmatic” met
oa. een vestiging in Rotselaar is een
voortrekker van deze beweging. Selfmatic
verkoopt zelfbouwpakketten voor verwarming,
elektriciteit, sanitair en ventilatie en helpt
bij het installeren van de moeilijke onderdelen
zodat je tot 50% kan besparen. Elk jaar gaat er
principieel een deel van de winst naar nood- en
ontwikkelingshulp en naar vormingsprojecten. Het
bedrijf wil naast publiciteit voor
zelfbouwpakketten ook propaganda maken voor een
« cultuur van geven » door efficiëntie en
solidariteit te laten samengaan. Vandaar dat ik
vind dat Selfmatic ook een plaats aan het altaar
mag krijgen.
Zo
kom ik aan mijn derde voorbeeld en ik wil jullie
oproepen om daarin mee te stappen -- maar dit
ook in alle vrijheid. Toen ik vorig jaar
begin december mijn laatste avond met Artsen
zonder Vakantie in Burundi doorbracht, belde
mijn vriend Gaston Niyonzima. Hij is de stichter
en de verantwoordelijke van AHD* een
organisatie die straatkinderen een
beroepsopleiding geeft zodat ze daarna aan het
werk geraken en waarover we het straks in het
apertief mondial verder zullen hebben. Hij
nodigde me uit om samen te gaan eten en zo de
vertegenwoordiger van de Engelse organisatie ‘All
we can’ te ontmoeten. ‘All we can’
is de organisatie voor ontwikkelingshulp van de
methodistische kerken van Engeland. Ze had
vroeger haar eigen projecten maar is recent van
opzet verandert: ipv nog eigen projecten op te
zetten willen ze nu mensen van ter plaatse die
zinvolle dingen doen financieel ondersteunen.
In het restaurant maakte ik dus kennis met
Andrew Ewards. Hij is Engelsman en Anglicaan. In
een vorig leven is hij broeder in Taizé geweest.
Hij heeft verschillende jaren met Roger Schutz
geleefd en werd oa uitgezonden om de Taizé
communauteit van Bangladesh mee vorm te geven.
Hij heeft zijn broeder-zijn verlaten, is
getrouwd en werkt nu voor ‘All we can’. Ik ben
een paar keer in mijn leven naar Taizé willen
gaan, maar ben daar nooit geraakt. Jaren geleden
was ik wel in de Begijnhofkerk in Leuven toen
Roger Schutz daar was: het was een
gedenkwaardige avond, die in mij is blijven
zitten. Het deed me dus wel iets om voor het
eerst plots in contact te komen met iemand die
in Taizé heeft gewoond.
AHD
huurde vroeger lokalen in Bujumbura maar vorig
jaar bouwde het een eigen vestiging op 10 km van
de stad, waar de grond goedkoper is. Een
probleem is dat er op die plaats geen
elektriciteit is en dat er 3 km leiding moet
getrokken worden. Andrew zei me die avond dat ‘All
we can’ dit elektriciteitsproject wel mee
wil betalen als er andere partners gevonden om
daarin ook een deel te doen. Ik heb daar dan een
nacht over geslapen - juister: een nacht niet zo
goed geslapen omdat er allerlei ideeën in mijn
hoofd opwelden -.
Toen Gaston de volgende dag afscheid kwam nemen,
heb ik hem gezegd dat we - An en ik - ons wel
wilden engageren om een gedeelte van die som bij
mekaar te krijgen. Misschien konden we het ook
voorstellen aan onze kerkgemeenschap als
vastenproject. Want het leek me wel iets moois
-“een teken van hoop”- om een samenwerking op te
zetten tussen Engelse methodisten, een Anglicaan
en ex-broeder van Taizé en een groep Vlaamse
filosofische christenen en dit voor een zeer
concreet project dat direct nuttig is voor
straatkinderen uit één van de armste landen van
de wereld. Ik ben blij dat de wereldgroep en
daarna ook de liturgiegroep akkoord gingen om
dit jaar naast de projecten van Broederlijk
delen met Marco ook het project van AHD met
Gaston aandacht en financiële steun te geven.
“Investeren in straatkinderen” lijkt me een
economische activiteit die ook midden in een
tempel past . Het roos overschrijvingsformulier
invullen, dat u aan de ingang van de kapel vindt
- overigens met de mogelijkheid van
belastingaftrek – is volgens mij ook een vorm
van een concreet gebed en een offer aan een God,
die zichtbaar wordt in de solidariteit tussen
mensen. Amen
Zingen we om deze homilie af te sluiten een
Taizé-lied, een lofzang en een gebed aan de Heer
Lied 130: “Alleluja Gloria O Heer (Taizé)
Offerande 142
Tafelgebed in de vastentijd 162
Na de communie: lied 317: “De steppe zal
bloeien”
Slotgebed
Heer onze God
Het water zal stromen
Het zal tintelen en stralen
Dorstigen zullen komen drinken
en Marco zal zijn land in Peru
blijven bevloeien
En er zal licht zijn en elektriciteit
De verdoemde jongeren van Bujumbura
zullen opstaan
leren lassen
en voedsel hebben
voor zichzelf en voor hun kinderen
en ze zullen lachen en juichen
En wij
zullen met hen
lachen en juichen
en bidden
in alles wat we doen
in alle tempels en kerken van deze aarde
Want de steppe zal bloeien, de steppe zal
bloeien
Help ons te blijven geloven dat de steppe
inderdaad eens zal bloeien!
|