11 januari 2015: 3e zondag na Kerstmis
Afdalen tot de diepste diepte
Kris Gelaude
Begroeting & Aanvangslied
568: Wij zoeken U
Inleiding
In de voorbije week heb ik mijn kerststal opgeborgen. En de zingende
kinderen met hun Driekoningenster, hebben hun centjes geteld en
zitten alweer op de schoolbanken. Zover mijn herinnering teruggaat
was het inderdaad zo dat na Drie Koningen de kersttijd voorbij was.
Ook in de viering van vorige zondag hebben we onze mooiste kerstliederen
gezongen, om daarmee die bijzondere tijd van hoop en verwachting,
waarin het onvermoede aan het licht komt in de geboorte van een
kind, af te sluiten.
Maar vandaag lezen we over Jezus eerste, volwassen verschijnen
in het openbaar. Liturgisch gezien, hoort ook deze zondag nog bij
de kersttijd. Want wanneer je de commentaren over het feest van
de Openbaring, dat we vorige zondag vierden, erop na leest, dan
leer je dat de gelovigen van de eerste eeuwen, het grote moment
van de Openbaring niet situeerden bij het bezoek van de Wijzen aan
het pasgeboren kind, maar wel veel later, nl. wanneer Jezus voor
het eerst als volwassene optreedt. Dat gebeurt nadat Hij is weggetrokken
uit Galilea en een hele afstand heeft afgelegd tot aan de Jordaan,
waar Hij Johannes ontmoet. En zich door hem laat dopen.
Tot aan de 4de eeuw beschouwde men dit moment als Jezus grote
verschijnings-moment. Pas daarna werd door Rome het Kerstfeest,
met in diezelfde sfeer het Drie Koningenfeest, als Openbaringsfeest
naar voor geschoven.
Daarom mogen wij ook vandaag nog zingen over die bijzondere, goddelijke
mens, die onder ons gekomen is, als ogenlicht en levensadem,
knecht en koning, lam en herder, lieve meester, woord van God.
Lied 266: Moge ons voor waar verschijnen
Openingsgebed
De mens naar uw hart
hebt Gij verwekt
midden onder ons,
als een licht ons vooruit,
als een teken ons gegeven,
als het verlossende woord.
Zal zijn verhaal
nog hoorbaar zijn
in de wereld van vandaag
en morgen?
Zullen wij wakker blijven
voor het roepen
van zijn woord?
Geef,
dat wij Hem vinden
en herkennen in elkanders ogen.
Hem weerspiegelen
als licht voor allen. (Naar S. de Vries)
De evangelielezing
van vandaag vormt het begin van het Marcusevangelie, waarvan wordt
aangenomen dat het het oudste evangelie is. Anders dan Lucas en
Matteus, plaatst Marcus het optreden van Johannes de Doper en zijn
ontmoeting met Jezus die zich laat dopen, vooraan. Hoewel ook Marcus
geen ooggetuige meer was, zet hij op die manier zijn evangelie in
het licht van dat gebeuren.
Lezing: Mc. 1, 7-11
Acclamatie: Uw woord
Duiding
De evangeliën
vertellen ons zo goed als niets over wat er gebeurd is tussen Jezus
geboorte en zijn doop, op dat ene verhaal na van het voorval in
de tempel, toen Hij twaalf jaar was. Niettemin, zoals iedere opgroeiende
jongere, zoekend en tastend zijn eigen weg moet vinden, zo moet
ook Jezus in de verborgenheid van zijn bestaan, reeds intens hebben
gezocht naar God. En zich hebben verdiept in de heilsverwachting
van Israël, in de tekenen van zijn tijd en de maatschappelijke
toestanden van toen. Vermoedelijk zijn er zo steeds meer inzichten
in Hem gaan groeien, was er een diepe bewogenheid gewekt en had
Hij voor zichzelf reeds duidelijke keuzen gemaakt, toen Hij met
ontzag die gedreven profeet, Johannes, wiens optreden niet onopgemerkt
bleef, achterna ging. Jezus keek naar hem op als naar een meester.
En Hij beluisterde de boodschap van Johannes als een boodschap van
Godswege.
In zijn boek De Jezusruimte merkt de benedictijnse monnik,
Benoît Standaert, op dat Johannes onbevangen tegen de gang
van zaken in ging. Zijn gedrag en zijn taal waren kritisch, scherp.
Bovendien verzamelde hij de mensen niet in Jeruzalem, het hoogheilige
centrum, waar alle religieuze samenkomsten jaar in jaar uit met
luister en traditiegetrouw gevierd werden. Maar hij trok ervan weg.
Hij ging met hen de woestijn in, dat gebied dat zowel plek
van beproeving, als plaats van zingeving kan heten.
Dat zich terugtrekken in de woestijn zou je, aldus B. Standaert,
kunnen zien als een soort culturele regressie om daar met
een nieuwe, gelouterde gezindheid het verbond met God na te leven.
De keuze daarvoor is voor Johannes absoluut en radicaal. En hij
wil de toehoorders en volgelingen bewegen tot een diepgaand engagement,
dat wordt bevestigd door een onderdompeling in het water van de
Jordaan.
Dat dit ritueel precies daar plaats heeft is ook niet zonder betekenis.
De Jordaan is de laagst gelegen rivier op aarde (tot meer dan vijfhonderd
meter onder de zeespiegel). En hij vormt de historische grens waardoor
het volk Israël het hen beloofde land is binnengetreden. B.
Standaert besluit daaruit dat wie zich op het woord van Johannes
in de Jordaan laat dopen, moet afdalen, lager dan het diepst stromende
water binnen de aardkorst. Hij gaat terug door de grens die ooit
aan de vaderen toegang tot het beloofde land had verleend, en hij
doet het met een nieuwe gezindheid.
Het waren mensen van alle slag die meetrokken. En Jezus plaatst
zich onvoorwaardelijk tussen hen. Zo kiest Hij zeer uitdrukkelijk
voor een leven zonder enig voorrecht of pretentie, zonder ambitie,
wanneer Hij Johannes vraagt om hem te dopen. Dit zegt mij o.a. hoezeer
Jezus zocht naar een zuiverheid van hart en geest. En hoe zijn zoeken
reeds aangeeft dat geloven altijd een kritische, waakzame en zich
vernieuwende houding vergt, wil het niet vervreemden van zijn diepste
bron.
Jezus verschijnt niet meteen als leraar, maar juist opvallend nederig.
Hij laat zich zien tussen zondaars, tollenaars, prostituees, want
dat was het publiek waarvoor Johannes sprak. En Hij beseft ongetwijfeld
dat deze keuze hem zal doen afdalen tot de diepste diepten, m.a.w.
dat ze zal leiden tot confrontatie, tot twijfel, onbegrip, eenzaamheid,
beproeving
Ik heb er nooit zo bij stil gestaan, maar Jezus keuze voor
de doop door Johannes, was van meet af aan een keuze voor een risicovolle
weg. Een andere weg was er voor hem niet. Daarom vermoed ik dat
ook voor ons geloven niet anders dan een risicovolle weg kan zijn,
wat dan haaks staat op de garanties die men in het geloof soms hoopt
te vinden. En dat je keer op keer moet afdalen in de diepte. Daaronder
versta ik o.a. dat we steeds opnieuw denkbeelden en zekerheden moeten
achter laten, om onze relatie met God en met de mens naast ons waarachtig
te maken. Dat we moeten durven afdalen in de bevraging, in het her-beluisteren
van Gods woord en in het her-beantwoorden van onze roeping. Dat
we onbevangen horen mee te zoeken naar nieuwe geloofsbeleving, naar
nieuwe vormen van liturgie, naar nieuwe wegen om te gaan met een
gemeenschap? Ook dat is nodig om ons geloof zuiver te stellen.
Alleen als wij vertrouwde wegen durven verlaten, zal Jezus
geest vernieuwend kunnen werken. Alleen als wij leegte durven toelaten,
zal er ruimte kunnen groeien voor oprechte overgave en vertrouwen.
Offerande muziek
Tafelgebed nr. 170, met Laudate
omnes gentes (nr. 134) als acclamatie
Onze Vader
Communie: muziek
Communielied 583: Uit staat en stand
Slotgebed: Kleine zegening
(Kris Gelaude, Voor wie bidden wil, p. 62)
|