------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




Kerstmis 2014 – de geboorte van het licht

Marcel Braekers

Opening:

Lead, Kindly Light (J.H. Newman) Koor: vierstemmig

Lead, Kindly Light, amidst th'encircling gloom,
Lead Thou me on!
The night is dark, and I am far from home,
Lead Thou me on!
Keep Thou my feet; I do not ask to see
The distant scene; one step enough for me.

I was not ever thus, nor prayed that Thou
Shouldst lead me on;
I loved to choose and see my path; but now
Lead Thou me on!
I loved the garish day, and, spite of fears,
Pride ruled my will. Remember not past years!

So long Thy power hath blest me, sure it still
Will lead me on.
O'er moor and fen, o'er crag and torrent, till
The night is gone,
And with the morn those angel faces smile,
Which I have loved long since, and lost awhile!
--------------------------

Leid, vriendelijk licht, door ’t duister om mij heen
Leid gij mij voort.
De nacht is donker en ‘k ben ver van huis
Leid gij mij voort.
Richt gij mijn schreden. Neen, ik vraag u niet
De horizon te zien: één stap is mij genoeg.

Zo was ik niet altijd, noch vroeg ik u:
Leid gij mij voort.
Graag koos ik zelf mijn weg, maar nu:
Leid gij mij voort.
Ik hield van schittering; ondanks mijn vrees
Dreef mij de trots. Denk niet meer aan die tijd.

Gij zijt zo lang mijn heil geweest. Wijs dan ook nu
Mij nog de weg,
Door bos of drasland en ravijn, tot weer
De morgen gloort
En mij ’t gezicht der engelen tegenlacht
Waarvan ‘k zo hield en toch een tijd verstoken was.
                                                   (vertaling: H. Servotte)

In 1832 reisde J.H. Newman naar Italië en later naar Sicilië waar hij ernstig ziek werd en gedurende drie weken ijlend van de koorts tussen leven en dood zweefde. Hij maakt een diepe crisis door waarbij hij voortdurend herhaalde dat hij naar Engeland moest gaan en er een zending had. Newman begon in die periode te twijfelen aan de rationaliteit waarmee hij steeds zijn geloof had onderbouwd. Zijn leven leek op zoveel punten op drijfzand gebouwd. Zo keerde hij terug naar Palermo en voer met een vrachtschip richting Engeland. In de straat van Bonifacio lag wegens windstilte het schip gedurende een week helemaal stil. Newman had heimwee naar Engeland zoals hij ook heimwee had naar een levensechte God. Als hij dan op een nacht op het dek wandelt en ziet hoe een bescheiden scheepslamp aan de voormast bengelt, heeft hij plots een diep mystieke ervaring. De tocht naar Engeland ziet hij nu als een tocht naar het leven en hij beseft plots hoe geloven niet gedragen wordt door grote, rationele principes door hem zelf gekaderd, maar door een bescheiden lichtje in ons of voor ons uit, een beetje zoals die bescheiden scheepslamp op het voorplecht die hem voortaan moet leiden.

Deze ervaring verwoordde hij in een prachtig gedicht: "Lead kindly Light". Ons leven, zo staat in die eerste strofe, is als een reis waarbij men nooit ver vooruit kan zien. Zoveel elementen hebben we niet in handen. We zien slechts fragmenten, nooit de grote tekening. Geloven is daarom eerder dat kleine lichtje dat mee schuift met ons leven en onze ervaring. Vandaar het gebed: licht Gij, lichtje, ons voor op onze tocht. Dat volstaat.

Zo beginnen we deze Kerstnacht waarin we de geboorte van Jezus zoveel jaar geleden herdenken, maar nog meer dat wij die geboorte opnieuw willen beleven, niet als een overdonderende schijnwerper die alles vertekent, maar als een bescheiden lichtje dat mee schuift met ons leven en onze ervaring.

Gebed

God der eeuwen
Die al ons doen en denken
Te boven gaat,
De ster van uw liefde
Is gerezen aan ons firmament
En heeft mensen bewogen
Tot nieuwe wegen.
In een kind hebben zij
U herkend
En geëerd.
Wil ook ons zoeken bijlichten
En ons tasten tot rust brengen.

Maak uw lieve Zoon
Tot onze Morgenster,
Die nog de nieuwe wegen wijst
Naar onvermoede toekomst. (S. de Vries)

Lied 262: "Komt ons in diepe nacht ter ore"

Lezing uit het kerstoratorium van Huub Oosterhuis: parafrase van Jesaja

Nee, niet ingekort is zijn arm
dat Hij ons niet zou kunnen bevrijden.
Niet verstopt is zijn oor
dat Hij ons niet zou horen.
Maar de misdaden van mensen
verduisteren het licht.
Met bloed bevlekt zijn hun handen
leugentaal is op hun lippen
spinnenwebben weven ze aaneen
addereneieren broeden ze uit -
wij plegen geweld, zaaien verwoesting,
de weg van de vrede kennen wij niet.

Wij wachten op licht, maar het blijft donker.
'Licht van de zon' – maar wij dolen in duisternis.
Blinden, zo tasten wij in het rond,
onzekere mensen zonder ogen;
wij struikelen op klaarlichte dag
in de bloei van ons leven zijn wij als doden.

Leeggeplunderd hebt gij het land,
met het geroofde goed van de armen
vult gij uw huizen.
Met welk recht vertrapt gij Mijn volk?
Wee over hem die huis na huis opkoopt
die akker bij akker trekt
tot er geen grond meer over is.

Wee over hem die goed doet wat kwaad is.
Stem van een roepende:
Baan in de woestijn zijn weg.
Bergen en heuvels moeten geslecht
afgronden moeten worden opgevuld
krochten moeten worden bewoonbaar
klippen een vruchtbare vallei.
Enkel door recht te doen
zult gij worden bevrijd.

Lied 210: De nacht loopt ten einde

Kerstverhaal
- 2,1-12 + lied 367: "Uit uw hemel zonder grenzen"
- 2,13-20 + lied 269: "Zend ons een engel in de nacht"

Homilie

     Zend ons een engel in de nacht als alles ons een raadsel is,
     Als ons de zekerheid en kracht ontvallen in de duisternis.

Zo dichtte Michiel van der Plas. De tekst doet me ook denken aan de late gedichten van Rilke waarin de engel een belangrijke plaats inneemt. Rilke heeft gedurende zijn leven een lange spirituele weg afgelegd. Hij botste met het christendom dat in die tijd teveel wegkeek van dit leven ten voordele van het hiernamaals. Hij had afscheid genomen van de God in de hoogte en wilde een religiositeit waarbij het heilige hier en nu oplichtte in het alledaagse. In dat opzicht was het beeld van de engel voor hem belangrijk. Niet de Bijbelse engel, maar een wezen (de nieuwe mens) dat de twee werelden van leven en dood verenigde. Want, zo vond hij, beide werelden vormen één groot geheel en wij, mensen moeten ertoe komen beide in ons te verenigen. Er moet een mens opstaan, aldus Rilke, die deze twee kanten, het leven en de dood in al hun dimensies tezamen houdt en zo de kwetsbaarheid en schoonheid van het leven behoedt. Daarom was de engel zowel voor Rilke als voor van de Plas de trooster die God en mens, leven en dood, heilig en profaan verenigt. Dat was voor hen de kern van het christendom en van het feest van Kerstmis. God toont zich in de gestalte van een mens.

Binnen de drie godsdiensten van het Boek, Jodendom, Islam en Christendom, de godsdiensten waarin de verhevenheid van de Ene wordt beleden, neemt het christendom daarom een eigen en moeilijke positie in. Want we geloven niet alleen in Gods verhevenheid, maar ook dat Hij een menselijke kant heeft en een God van de geschiedenis is. Dankzij de persoon van Jezus kregen we een unieke kijk op wie God is. Maar ook gaan we voortaan niet alles wat religie wordt genoemd zomaar accepteren. Niet alleen nam God de gestalte van een mens aan, voortaan werd menselijkheid een belangrijk criterium om te spreken van godsdienst. Niet alles wat gebeurt in naam van God, van Allah of Adonai wordt geaccepteerd. Zowel in het verleden als vandaag worden in naam van de godsdienst wreedheden gepleegd waarvoor ieder mens gruwt. En dus staan we voor een dubbele, moeilijke opdracht: hoe het hoogste, het diepste en meest intense laten oplichten in het meest gewone en alledaagse? En de tweede opdracht: hoe vanuit dat zwakke, kwetsbare geloof bepalen wat menswaardig is en wat niet?

Het zijn vragen om een loodzware cursus fundamentele theologie mee te vullen. Ik los het in deze kerstnacht op een lichtvoetige manier op door terug te grijpen naar het gedicht van Newman "Lead kindly Light". Tot aan zijn crisis was zijn geloof erg abstract geweest, vertrekkend vanuit zijn denkend Ik, theologisch wellicht heel juist, maar daarom nog niet waar. In tegenstelling tot wat een aantal scherpslijpers beweren gaat het in ons geloof niet zozeer of iets juist is, maar of het waar is. Je kan dus het ‘credo’ aframmelen en dan ben je juist, maar je geloof heeft maar betekenis, is maar waar, als het groeit vanuit het gewone, alledaagse en wellicht eenvoudige leven en geleid wordt door dat zwakke lichtpuntje in ons of voor ons uit. Geloven is er op momenten dat iets van dat oneindige oplicht in het gewone, dat je ontdekt dat het om een kleine scheepslamp gaat die eventjes voor je oplicht. Dat is de kwetsbaarheid en breekbaarheid van het christendom, en het is ook dat dat heel het kerstverhaal omgeeft. Het vraagt van ons overgave en standvastig vertrouwen dat dit de echte weg is naar het heilige en het goddelijke.
Aan de rand van de samenleving, zo vertelt Lucas, lichtte iets van het goddelijke op voor mensen die er ook al niet bij hoorden. Zij hoorden wat in het gewone leven wordt overstemd door jachtig lawaai, zij knielden waar anderen voorbij rennen. Maar zij droegen voortaan iets met zich mee dat de wereld van aanschijn deed veranderen.

Jo. 1 + lied 268: "In den beginne was het Woord"

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen. (…) En het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.

Lied 268: "In den beginne was het Woord"

Groot dankgebed (Oosterhuis) + slot 182
Na de communie lied 270: "Van waar zijt Gij gekomen?"

------