26 oktober 2014: 4e zondag
Het grootste gebod
Rik Nuytten
Lied 558: Liefde eenmaal
uitgesproken
Inleiding
Bij het lezen
van de commentaren op de pas afgelopen synode van de bisschoppen
in Rome viel het mij op dat, één keer je achter de
sensatieberichten kijkt, de meningen grotendeels in twee groepen
konden verdeeld worden. Er was een groep, waarvan gezegd werd dat
paus Franciscus de leider was, die aanstuurde op soepelheid, barmhartigheid
en de durf om het nieuwe te omhelzen. Maar er was ook een belangrijke
groep van kerkleiders die duidelijk maakten dat zij bezorgd waren
om de bestaande strakke ordening los te laten. Zij lieten verstaan
dat, als er één ding hiervan onderuit wordt gehaald,
het hele systeem in gevaar komt. Voor hen moet alles duidelijk,
eenduidig, en in detail worden uitgesproken en voorgeschreven, want
de mensen vragen daarom.
Dit was in Jezus tijd niet
anders! Er waren de farizeeën die heel strak in de leer waren,
en meesters waren in het interpreteren van de wet, maar er waren
tegelijk ook rabbis die veel losser in de leer waren en die
mededogen heel hoog in hun vaandel voerden. Het is duidelijk dat
Jezus tot de tweede school behoort. Na de val van de tempel in het
jaar 70 werden deze tegenstellingen nog sterker, en werden de farizeeën
de dominante strekking in de joodse beleving. De eerste christengemeenten
werden in deze discussie gemengd, en moesten daar hun plaats in
vinden. Dat is de achtergrond van het Mattheus-evangelie dat geschreven
was voor de liturgie van een joodse gemeente die zich sterk moest
afzetten tegen de druk en de kritiek van de farizeeën.
In die context staat de lezing
van vandaag. Het is het bekende verhaal waar Jezus gevraagd wordt
wat het grootste gebod is, en waar hij antwoordt: bovenal bemint
Uw God, en het tweede gebod, daaraan gelijk, bemint uw naaste als
uzelf.
Aan de hand van deze lezing
zou ik jullie vandaag willen uitnodigen om mee te denken over de
betekenis van deze twee grootste geboden, die over de liefde gaan,
en wat dit voor ons in de 21° eeuw kan betekenen.
In het openingslied hebben
we reeds gezongen over de liefde, van God voor de mensen, de liefde
die niet vraagt om een ja en amen. Maar laat ons nu eerst de lof
zingen van God. We doen dit met het lied 585.
Gloria 585: Alles wat
adem heeft
Openingsgebed (Sytze
de Vries. Het rijk alleen, p. 79)
In deze stad
van zoveel mensen
in blijvende beweging,
in zoekende onrust
in deze stad
brandt hier uw licht,
roept ons uw stem,
klinkt onze naam.
Hier leven wij
van woorden,
hier worden ons wegen gewezen
met verhalen.
Hier zien wij
met nieuwe ogen,
hier worden wij
aangezien,
worden wij elkaar toebedeeld.
Zoals Gij volhardt
in uw geloof in ons,
bidden wij
dat wij zullen blijven vertrouwen op U,
zoals Hij deed
- wiens verhaal hier op ons leven
wordt geschreven
Jezus Messias, uw Zoon, onze Heer.
Inleiding tot de eerste lezing
De eerste lezing
van vandaag is genomen uit het boek Exodus, waar Mozes de Joden
de wet overhandigt. Het is een uittreksel uit een hele reeks geboden
en verboden, maar er spreekt een zeer sociale boodschap uit. Deze
lezing schetst het kader waarin de lezing uit het evangelie goed
tot haar recht komt.
Eerste lezing: Ex 22, 20-26
Vreemdelingen
mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want jullie zijn zelf vreemdelingen
geweest in Egypte. Weduwen en wezen mag je evenmin uitbuiten.
Doe je dat toch en smeken zij mij om hulp, dan zal ik zeker naar
hen luisteren: ik zal in woede ontsteken en ieder van jullie doden,
en dan zullen jullie eigen vrouwen weduwe worden en jullie kinderen
wees.
Als je geld leent aan iemand van mijn volk die armoede lijdt,
gedraag je dan niet als een geldschieter en vraag geen rente van
hem. Als je iemands mantel als onderpand neemt, moet je die voor
zonsondergang aan hem teruggeven, want hij heeft niets anders
om zich mee toe te dekken. Waarmee moet hij zijn lichaam anders
beschermen als hij gaat slapen? Als hij mij om hulp smeekt, zal
ik naar hem luisteren, want ik ben een genadige God.
Stilte - Muziek
Evangelie - Mt 22, 34-40
Nadat de farizeeën
hadden vernomen dat hij de sadduceeën tot zwijgen had gebracht,
kwamen ze bij elkaar. Om hem op de proef te stellen vroeg een
van hen, een wetgeleerde: Meester, wat is het grootste gebod
in de wet? Hij antwoordde: Heb de Heer, uw God, lief
met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand.
Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk:
heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag
van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.
Lied 579: Gij met uw onverwacht
woord (Acclamatie)
Homilie
Wij hebben in
de acclamatie gezongen dat God mensen nodig heeft om in zichzelf
God te zijn. Het is een poëtische uitdrukking van wat we in
het evangelie hebben gehoord: Heb de Heer, uw God, lief met
heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is
het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb
uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van
alles wat er in de Wet en de Profeten staat.
Deze tekst komt voor bij
Marcus, Lucas en bij Mattheus. En het eigenaardige is dat alleen
bij Mattheus de tekst gekaderd wordt in een poging van de tegenstanders
van Jezus om hem er bij te lappen. Bij Lucas is deze tekst de inleiding
op de parabel van de barmhartige Samaritaan en wordt de vraagsteller
die het gebod citeert geprezen! Alle exegeten zijn er over eens
dat dit een originele uitspraak van Jezus zelf is; het is een kernboodschap
van ons geloof!
Als ik het bij de tekst van
Mattheus houd, dan vallen er een paar dingen op. Jezus stelt de
twee geboden voor als aan elkaar gelijk. De liefde voor God en de
liefde voor de naaste zijn beide even belangrijk. Er staat niet
dat er een rangorde in de geboden is. Dat werd nochtans door de
schriftgeleerden in die tijd wel gedaan: door de veelheid van geboden
en verboden in de Tora, hadden zij hen opgedeeld in lichte en zware
geboden. Niet alle geboden waren aan elkaar gelijk.
In de tweede eeuw na Christus heeft het rabbinaat de geboden zelfs
geteld! Zij kwamen aan 613 geboden, waarvan 248 doe-geboden, en
365 doe-niet geboden (of verboden). En in deze discussie die reeds
eeuwen aan de gang was, wordt Jezus betrokken. En Jezus zou Jezus
niet zijn als hij daar niet zijn kleur en duiding aan toevoegt.
Hij vraagt dat je God lief hebt met heel uw hart en heel uw verstand.
God moet centraal staan, ook in ons intellect. Voorwaar een opdracht
die ons als analytische 21°-eeuwse mens moet kunnen aanspreken!
En even belangrijk is het
om de naaste te beminnen als onszelf. Naastenliefde is even belangrijk
als de liefde tot God. Je kan de tweede zin ook vertalen als: bemin
je naaste omwille van hemzelf. Dat maakt het gebod nog uitdagender!
Ik zie wel iets in zitten in deze vertaling: doe de moeite om de
andere te ontdekken omwille van zichzelf, met zijn eigenheid, met
haar capaciteiten, het kan een enorme verrijking voor ons betekenen.
Marcel had het vorige zondag
over het achtergewicht. De laatste zin van een lezing bepaalt waar
het eigenlijk om gaat. In de lezing van vandaag is dat de uitspraak
dat deze twee geboden de grondslag zijn van de hele wet en de profeten!
Alle wetten en uitspraken van profeten zijn afgeleid van het gebod
tot godsliefde en tot naastenliefde. De twee geboden zijn het kader,
waarin de hele deur van wet en profeten is opgehangen. Dit betekent
niet dat Jezus de wet en de profeten overbodig maakt, maar hij kadert
ze onlosmakelijk in de twee geboden.
Ik denk dat we belang hiervan
niet kunnen onderschatten: van alle grote godsdiensten is het christendom
de enige godsdienst die godsliefde en naastenliefde centraal stelt.
Dit is het proprium van het christendom, en onderscheidt ons van
andere godsdiensten. En het heeft ethische gevolgen voor ons christenen:
De liefde voor God en de liefde voor de naaste horen samen. De liefde
tot God maakt de naastenliefde mogelijk. Wat Jezus met deze twee
geboden deed was niet nieuw, maar hij kadert het anders door ze
aan elkaar vast te smeden.
Dit werd ook door de kerkvaders duidelijk gesteld: zo is er een
preek van Chysostomos die in een preek te keer gaat tegen een project
om het altaar van een kerk te vergulden, terwijl er in de straatjes
ernaast mensen vergaan van de armoede. En op de vergadering van
de voorgangers deze week, vertelde pater Riaudel een mooi verhaal
over de parochiepriester uit zijn jeugd, die een oproep had gedaan
aan de gemeenschap voor giften aan een familie in nood. De zondag
erop bleek dat niemand gereageerd had; daarop zei de pastoor dat
er volgende zondag geen viering zou zijn, tenzij de mensen in nood
geholpen waren. En het kwam inderdaad in orde! Een beetje chantage
misschien, maar wel met de juiste prioriteit!
De samenvatting van de hele
Tora en de profeten in deze twee kernboodschappen spreekt ons aan
op onze verantwoordelijkheid. Ik denk dat dit ons geloof inspirerend
maakt: het roept op om voortdurend naar de kern te gaan, niet te
blijven hangen aan regeltjes en details. Het gaat erom om te zeggen
waarop het staat. Mensen niet infantiel te behandelen, maar hen
in hun waarde te laten. Het gaat om vertrouwen in mensen, en hen
op te roepen om naar dit gebod te leven. Het gaat erom elkaar te
steunen en te helpen om naar deze twee kernboodschappen te leven.
Ik heb soms moeite met de
liefde tot God, omdat ik niet zo goed weet wie mijn God is, en met
mijn liefde voor mijn naaste is er ook werk aan de winkel. Maar
uit de lezing van vandaag leer ik dat werken aan het ene een positieve
invloed heeft op het andere, en mijn geloof versterkt. Laat mij
dus maar verder gaan in deze geest van liefde tot God en tot de
naaste, en dat zo goed mogelijk in de praktijk brengen.
Offerande (acclamatie 142)
Dankgebed (Sytze
de Vries. Het rijk alleen, p. 221)
Acclamatie:
123: Keer U om
U zegenen wij, God!
U danken wij
met hart en mond en handen
om het geheimenis
dat Gij onthuld hebt,
dat Gij getoonzet hebt
in deze mens:
Hij, Christus, die
het beeld is
van wie Gij zijt.
Hij, geboren eersteling
van uw hele schepping!
In Hem zien wij
hoe Gij óns ziet.
In Hem zijn wij
als volmaakten,
gevolmachtigd
tot de liefde.
Daarom brengen wij
in woord en werk
U dank door Hem.
En mét zovelen die
van deze liefde leefden,
én met wie nog vandaag
de hoop bewaren
zegenen ook wij
uw grote Naam:
(Acclamatie)
U zegenen wij
om Jezus, uw Zoon,
die de bron werd
van ons leven
die ons thuisbracht
bij uw volk,
die uw liefde
met ons deelde;
een nieuw onderdak
van vrede.
Hij heeft ons
bij U geborgen,
ons de mantel
van zijn leven
als de toekomst
aangedaan:
(Acclamatie)
Instellingswoorden (nr. 151:
"Want, in de nacht"
)
Die ons aanraakt
Met uw Adem,
Ons aaneensmeedt
Tot één lichaam!
Komt uw Zoon
In ons tot leven,
-Wij zijn lichaam,
Hij het hoofd
Als een vindplaats van vrede,
Als een levend huis
Van liefde?
Dat wij recht doen
Aan uw mensen,
Samen leven
Als uw schepping.
Gun ons hier
De goede vruchten,
Smakend naar
Wat komen zal!
(Acclamatie)
Onze Vader
Gebed door de Wereldgroep
Slotgebed (Sytze
de Vries. Het rijk alleen, p. 283):
Sticht vrede, God,
geef geluk, zegen en genade,
liefde en barmhartigheid
voor ons en voor heel uw volk Israel.
Zegen ons, Vader,
zegen ons allen
met het licht van uw genegenheid.
Want met dàt licht
hebt Gij,
Eeuwige onze God,
ons gegeven
een tora van leven:
liefde voor goedertierenheid,
liefde voor gerechtigheid,
voor zegen en barmhartigheid,
voor leven en vrede.
Laat het goed zijn in uw
ogen
uw volk Israel te zegenen,
ten allen tijd
op welk uur ook,
met uw vrede.
Gezegend zijt Gij,
Eeuwige God,
die zijn volk met vrede zegent.
Slotlied: 548: Nu nog
met halve woorden
|