10 augustus 2014: 19 zondag
Over water wandelen (Mt. 14,22-33)
Marcel Braekers
Openingzang 101: Heerlijk is het te loven de Heer
Begroeting
Gebed
Ik open mij
Voor U, mijn God,
Opdat uw Geest kan dalen
En in mij worden
Tot mijn eigen adem.
Ik open mij
Opdat uw kracht
Van wat U blijft bewegen
Mij richting geeft.
Ik open mij
Opdat uw wind
Mij schonen zal
In alle hoeken van mijn hart,
Tot in de diepten
Waar ik zelf niet ga.
Ik open mij
Opdat uw liefde
Mij bezielen zal
En zo uw eigen Geest
In mij de woorden vindt
Waarmee mijn hart en ziel
Over uw schepping waken. (S. de Vries, Het rijk alleen,
p.321)
Inleiding
op de lezing
Elia was voor Israël dé grote profeet waar heel de latere
profetische traditie naar opkeek. Hij was een durver, gedreven door
Gods Geest en met groot gevoel voor rechtvaardigheid. Hij had zelfs
koning Achab de mantel uitgeveegd en, nog erger koningin Jesabel
voor het hoofd gestoten. Zijn leven hing aan een zijden draadje.
Elia vluchtte daarom naar de veilige, verlaten woestijn. Maar het
was allemaal teveel geworden. Hij wilde dood zijn en legde zich
uitgeput onder een struik, wachtend op het einde. Maar op wonderbare
wijze kreeg hij eten en drinken en zo gebeurde het dat hij een lange
tocht naar de heilige berg Horeb maakte en er in een rotsspleet
zat te mediteren. Op dat ogenblik openbaart de Ene zich aan hem.
Niet in geluid en gedruis, maar in de ijle, ongrijpbare stilte.
Zoals we in de tweede lezing zullen horen maakte ook Jezus eenzelfde
openbaring mee.
Eerste lezing
1 Koningen 19,9b-13a
Lied 712: Psalm 95: Hier in de stilte verzameld
Evangelie Mt.14,22-33 + acclamatie 120: God heeft Hem hoog
verheven
Homilie
Wat een opeenstapeling van openbaringen. Eerst Elia die hoog in
een bergspelonk gezeten God in de stilte van de ijle lucht ervaart.
Vervolgens Jezus die na het gebeuren van het broodwonder zich terugtrekt
in de nacht en daar zijn geliefde Abba ervaart. Vervolgens Petrus
en de leerlingen, en uiteindelijk de geloofsgemeente van Matteüs
die onverwacht in contact met het heilige komen. Heel die scene
op het meer is dus volgens mij bedoeld als een openbaringsverhaal,
niet als een spectaculair mirakel. Sta me toe het gebeuren terug
te overlopen.
Na het wonder van de broodvermenigvuldiging, dat gebeuren in de
avond waar een groep mensen leerde delen met elkaar, zou je verwachten
dat het succes Jezus zou achtervolgen, maar niets is minder waar.
Hierop volgt een scène met storm, angstige leerlingen in
een gammel bootje, en Petrus die in het water wegzakt.
Vooraleer het zo ver is last Matteüs een literaire en religieuze
overgang in en vermeldt hij dat Jezus in de stilte van de nacht
zich overgeeft aan zijn ervaring van de Ene, zijn Abba.
In schril contrast met dit moment van wijding en geborgenheid staat
de visserssloep met de leerlingen. Zij voelen zich verlaten, bedreigd
door storm en ontij nu hun leider en vriend weg is.
Matteüs weeft namelijk twee gebeurtenissen ineen: een moment
dat Jezus zich even of voor een langere tijd had teruggetrokken
en ze alleen aan het vissen waren, en de periode na de dood van
Jezus toen ze voorgoed zonder Hem verder moesten. De uitwendige
beelden van storm en dreiging moeten vertolken wat innerlijk gebeurt.
In plaats van de vertrouwde en leiding gevende vriend zien ze een
bedreigend spook. Zelfs Petrus, de leider van de nieuwe kerk, zakt
door de mand of, beter gezegd, zakt in het water weg bij de confrontatie
met de situatie.
Wat was er toch gebeurd? Wat maakte van deze groep getrouwen een
zwalpende, onzekere troep? Men kan verwijzen naar de spanning die
stilaan groeide tussen het officiële Jodendom en de eerste
christenen, maar dat is onvoldoende als verklaring. Innerlijke twijfel
en onopgeloste vragen begonnen de kop op te steken.
Was die Jezus inderdaad de Messias of eerder een fantoom of fantasma
zoals in het Grieks staat? Was een nieuwe tijd aangebroken zoals
zo mooi verteld met het wonder van broodvermenigvuldiging of was
het toch niet zo schitterend?
Lisette legde vorige zondag uit hoe het eigenlijke wonder erin bestond
dat mensen gingen delen ook al hadden ze bijna niets. Maar uit de
brieven van Paulus weten we dat het regelmatig gebeurde dat een
groep samenkwam en ieder een eigen gemaakt potje mee had dat men
snel opat en daarna verdween. Was dat die nieuwe gemeenschap? Er
kwam rivaliteit tussen leerlingen en hun aanhang en de discussie
groeide wie de voornaamste was. Sommigen staken geen poot meer uit,
want binnenkort zou toch de wereld vergaan. En tenslotte: waar bleef
God bij dat alles? Koos Hij de kant van die vermoorde Jezus of moest
men toch niet best terugkeren naar de tempel, naar de offers, naar
wat eeuwen lang was voorgehouden?
De eerste christenen bleven met veel vragen achter. Om dat alles
in één zin weer te geven gebruikt Matteüs het
vertrouwde beeld van de storm. Heel het Oude Testament stond bol
van dit symbool en de bekeerde Joden voor wie hij schreef begrepen
onmiddellijk wat hij bedoelde.
In die chaos klinkt het ontroerend dat één in het
water durft springen; ondanks de twijfel durft Petrus zich over
te geven. Maar zelfs dan is het nog niet gedaan en dreigt ook hij
weer kopje onder te gaan. Dat is blijkbaar geloven: over water wandelen,
zonder vaste grond, zonder de zekerheden waar alle anderen op kunnen
rekenen. Er is daar alleen maar die stem die roept Kom.
En Petrus die schreeuwt help mij. Misschien is ons geloof
niet veel meer dan dat: een schreeuw om hulp en een onachterhaalbare
stem die nodigt om te springen en te vertrouwen. Het verhaal wil
een bemoediging zijn voor ieder die met datzelfde gevoel moet worstelen.
Indien je durft springen, zal Hij je omhoogtrekken, je oprichten
en je thuis brengen bij jezelf, bij Hem en bij zijn geliefde Abba.
Om dat te onderlijnen voegt Matteüs nog een klein detail toe:
alle leerlingen knielden neer en beleden U bent waarlijk Gods
Zoon. We weten dat Matteüs een evangelie schreef dat
in de liturgie diende voorgelezen te worden. Toen zijn geloofsgemeente
dit verhaal hoorde knielden ook zij neer en brachten God lof.
Geloven begint (en eindigt misschien wel) bij die kreet om hulp,
bij de ervaring hoeveel bedreiging op ons afkomt, hoe weinig we
in handen hebben zowel menselijk als gelovig. En doorheen die chaos
klinkt ergens een stem Kom.
|