------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




23 februari 2014 : 7de zondag

“Innerlijk vrij zijn om liefde te ontvangen en liefde te geven”
(Mt 5, 38-48)

Jef Schoenaerts

Openingslied 558: “Liefde, eenmaal uitgesproken”

Moge Gods liefde ons in dit uur overkomen “als geheim en zegening” uit naam van Hem die wij noemen Vader, Zoon en Heiligende Geest.

Inleiding

Enkele weken geleden keek ik na welke lezingen deze zondag voorgeschreven zijn. De evangelietekst kwam mij als voorganger niet bepaald als een geschenk over. “Bied je andere wang aan als iemand je op je rechterwang slaat” en “Bemin je vijanden”. Wat moet je met zo’n straffe taal? In de handen van kerkelijke moraalridders zijn die uitspraken eeuwenlang omgevormd tot geboden die gelovigen een gevoel van permanent tekortschieten en een verstikkend schuldcomplex hebben bezorgd. Dát kan toch niet de bedoeling zijn: alsof Jezus ons zou uitdagen tot een bij voorbaat verloren strijd… De blijde boodschap enkel goed voor supermensen, voor helden, voor morele krachtpatsers.

Gelukkig heeft Marcel vorige week sterk voorbereidend werk geleverd waarop ik kan terugvallen. Hij stond stil bij de uitspraak van Jezus dat hij niet gekomen is om de wet af te schaffen maar wel tot voltooiing te brengen. Aan de hand van hoe Jezus enkele casussen uit de Joodse wet begrijpt en voorhoudt, liet Marcel aanvoelen wat Jezus met die vervulling bedoelt nl. dat je de Wet moet openbreken zodat je innerlijke gesteldheid centraal komt te staan. Vooral de formulering op het einde van zijn preek bleef in mijn hoofd resoneren. Ik citeer hem bijna letterlijk “Jezus focust op die innerlijke gesteldheid opdat mensen innerlijk vrij worden en beschikbaar om door liefde geraakt te worden en zelf liefde uit te stralen.” Die verwoording door Marcel leverde mij een sleutel, een leeswijzer om ook de weerbarstige teksten van vandaag te verstaan. Die teksten klonken plots heel wat eenvoudiger en transparanter als ik de sleutel hanteer nl. “Ga innerlijk zo vrij om met de wet dat liefde ontvangen en liefde geven in jou kunnen gebeuren.”

Heel merkwaardig had ik reeds enkele weken geleden een gelijkaardige toegang gevonden tot de evangelielezingen maar dan via een heel andere weg en via een andere verwoording. In het kader van het jaarprogramma van de UP maak ik deel uit van een gespreksgroep waarin enkele mensen met elkaar delen van waaruit zij leven. De geschriften van Etty Hillesum - haar dagboeken en haar brieven van 1941 tot 1943 – staan daarbij als inspiratiebron centraal. We bestudéren die geschriften niet, we analyseren haar persoon niet,… We gebruiken haar geschriften wél als een venster om naar onszelf te kijken in een poging zo ons eigen leven te verhelderen.

Bij veel teksten van Etty Hillesum geloof je je eigen oren en ogen niet. Als Nederlands-Joodse vrouw, intelligent en spiritueel bewogen, ervaarde zij in de tweede wereldoorlog aan den lijve de Endlösungspolitik van de nazi’s. Dit evolueert voor haar van een steeds scherpere vrijheidsbeperking in de eerste oorlogsjaren tot complete vrijheidsberoving die uitmondt in internering in het doorgangskamp Westerbork . Vandaar gaat ze op transport naar Auschwitz waar zij op 30 november 1943 op 29-jarige leeftijd wordt omgebracht. De laatste jaren van haar leven regeerde de haat rondom haar en was ontmenselijking en vernietiging – zeker voor de joden – de enige zekerheid. Het is daarom des te meer ongelooflijk dat zij in die context overvloedig spreekt over dankbaarheid voor het leven, dat zij juist niét haatdragend wil zijn en dat ze haar innerlijkheid behoedt voor de wurgende verknechting rondom haar.

“Je andere wang aanbieden” en “Je vijanden beminnen”: die twee uitspraken kwamen via de gedachtenwereld van Etty Hillesum stilaan dichterbij mijn vel. En merkwaardig gaat het ook bij haar over innerlijke vrijheid die ruimte schept tot liefde geven en liefde ontvangen, de sleutel die Marcel aanreikte voor een lezing van de teksten van deze zondagen. Ik leg in deze viering enkele gedachten en tekstfragmenten van Etty Hillesum langs het evangelie en we bidden ook met haar woorden. We proberen zo dichterbij te komen bij de liefdeskern waaraan zij zich voedde, dichterbij de krachten ook die haar in staat stelden lief te hebben ondanks alles.

Laten we het eerst stil maken in en rondom ons en onze god vragen dat hij zich de namen herinnert van al zijn mensenkinderen.

Lied 139: “Wees Gij het woord, Gij de stilte”

Gebed Wij bidden met de woorden van Etty Hillesum (p. 162)

God, neem me aan Uw hand, ik zal braaf meegaan, zonder veel verzet.
Ik zal me aan niets onttrekken van wat in dit leven op me afstormt,
ik zal het naar beste krachten verwerken.
Maar geef me af en toe een kort ogenblik van rust.
Ik zal ook niet meer denken, in m’n onnozelheid dat die vrede als die over me komt, eeuwig is.
Ik zal ook aanvaarden de onrust en de strijd die er dan weer komen.
Ik ben graag in de warmte en in de veiligheid maar zal ook niet opstandig worden als ik de kou in ga,
als het dan maar aan Uw hand is.
Ik zal overal meegaan aan Uw hand en zal proberen niet bang te zijn.
Ik zal proberen iets van de liefde, van een echte mensenliefde, die er in me is,
uit te stralen waar ik ook ben.

Inleiding op fragmenten

“Ga innerlijk zo vrij om met de wet dat liefde ontvangen en liefde geven in jou kunnen gebeuren” Met die sleutel lezen we vandaag zowel de teksten van het evangelie als de geschriften van Etty Hillesum.

In een eerste beweging vragen we ons af hoe Etty Hillesum met zo’n ontluisterende wereld rondom haar nog in staat was liefde te geven? Welke krachten stelden haar in staat om lief te hebben ondanks alles?
Etty Hillesum was een vrouw met een heel complexe persoonlijkheid, met emotionele hoogten en laagten, soms chaotisch dan weer gestructureerd, soms pretentieus en dan weer ontwapenend eenvoudig, nu eens lyrisch in haar geschriften dan weer depressief. Onbetwistbaar was zij een wilskrachtige vrouw die met een enorme gedrevenheid werkte aan haar innerlijke ontwikkeling en die in haar steeds versmallende wereld zelfbewust levenwekkende krachten koesterde zoals dankbaarheid, hulpvaardigheid, vrijheidsbeleving, aandacht, optimisme,… Stuk voor stuk zijn het kenmerken die zij met vuur en verzet aanwakkerde naarmate ze schaarser werden in haar omgeving.

Ik doe zeker onrecht aan de rijke persoonlijkheid en het brede spectrum van drijfveren van Etty Hillesum en nog meer aan de evolutie die zich in haar korte leven heeft voorgedaan door slechts stil te staan bij twee bouwstenen waarmee zij actief werkte aan het grote hart waarmee zij in de wereld wilde staan.
Met twee fragmenten uit haar dagboeken raken we twee domeinen aan waar Etty Hillesum actief en bewust haar eigen weg volgde. We luisteren eerst naar haar mijmering bij een verwelkende theeroos waaruit een intense aandacht blijkt voor wat schijnbaar onnuttig en klein is. In een tweede fragment beluisteren we haar weigering om haat te plaatsen tegenover haat. Bij dit tweede fragment sluit de lezing uit het evangelie aan “Bemint uw vijanden”...

Fragment 1: donderdag 18 juni 1942 (pag. 446-447)

“Tussen mijn schrijfmachine, een zakdoek en een klosje zwart garen staat mijn theeroos te verwelken. Ze is haast ondraaglijk mooi en teer. In een zachtmoedig en berustend verwelken begint zij dit korte, koude leven te ontvallen. Zo is zó teer en zo lieflijk en van zulk een gratie in haar langzame versterven dat mijn hart ervan zou kunnen breken. Men moet zo’n theeroos ook met rust laten in haar stille sterven en haar niet hartstochtelijk en wanhopig willen vasthouden. Vroeger kon ik ontroostbaar en onbegrijpelijk ongelukkig zijn over een verwelkende bloem. Maar ook het verwelken in de natuur moet men leren te aanvaarden zonder verzet. En weten, dat er altijd weer een nieuw bloeien is.”

Fragment 2: zaterdag 15 maart 1941 (pag. 23)

“Om het nu maar eens zeer cru te formuleren, wat misschien wel pijn zal doen aan mijn vulpen: wanneer een SS-man me dood zou trappen, dan zou ik nog opkijken naar zijn gezicht en me met angstige verbazing … afvragen: Mijn God kerel, wat is er met jou allemaal voor verschrikkelijks in je leven gebeurd, dat je tot zúlke dingen komt.
Wanneer iemand me iets hatelijks zegt, wat overigens niet vaak gebeurt, dan heb ik nooit de neiging iets hatelijks terug te zeggen, maar ben dan plotseling in een soort pijnlijk-vragende verbazing verdiept in die ander en vraag me af waarom die ander zo is en vergeet mezelf daarbij. Daarom lijk ik vaak weerloos en verlegen, maar dat is geloof ik toch niet het geval. Ik weet verduiveld goed hoe ik de woorden van de ander moet schatten en denk daar bij gelegenheid het mijne over, maar vind het in de regel niet zo erg belangrijk om mezelf direct weer te doen gelden.”

Evangelielezing Mattheüs 5, 38-48

Lied “Alles wacht op U vol hoop” (715)

Inleiding op fragment 3

De twee fragmenten lieten lichten een tip van de sluier op rond de krachten die Etty Hillesum bewust in zichzelf stimuleerde om liefde te kunnen uitstralen. Je zou het “haar gevende kant” kunnen noemen, de kant van het investeren in groei van menselijkheid.
De andere kant, de ontvangende kant, de kant van het grondvertrouwen, van het godsvertrouwen, de kant van het besef geraakt te worden door de liefde was bij haar óók eminent aanwezig. De god voor wie zij zich zo vaak openstelde was een god die zij zocht en vond in het diepst van haar wezen.
Op 26 augustus 1942 schrijft zij daarover: “Binnen in me zit een heel diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden. Ik stel me voor dat er mensen zijn, die bidden met hun ogen naar de hemel geheven. Die zoeken God buiten zich. Er zijn ook mensen, die het hoofd buigen en in de handen verbergen, ik denk, dat die God binnen in zich zoeken.”
Steeds vaker in haar dagboek spreekt zij die levensbron rechtstreeks aan. En ik heb de indruk dat er in haar spreken over en tot god een verschuiving plaatsvindt. Naarmate we mee evolueren in haar leven krijgt de relatie met god een groter innigheid, een sterkere wederkerigheid.

Fragment 3: zondag 12 juli 1942 (pag. 516-517)

“Het zijn bange tijden, mijn God. … Iedere dag heeft nu aan zichzelf genoeg. Ik zal je helpen, God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van te voren nergens voor in staan. Maar dit ene wordt me steeds duidelijker: dat jij óns niet kunt helpen, maar dat wij joú moeten helpen en door dat laatste helpen we onszelf. En dit is het enige wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. … Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later óns voor ter verantwoording roepen. … Er zijn mensen die op het laatste ogenblik stofzuigers in veiligheid brengen en zilveren vorken en lepels, in plaats van jou, mijn God. En er zijn mensen die hun lichaam in veiligheid willen brengen. … Ze zeggen: Mij zullen ze niet in hun klauwen krijgen. Ze vergeten, dat men in niemands klauwen is, als men in jouw armen is.”

Afronding woorddienst

In de tijdsgeest en de levenscontext van Etty Hillesum was alles gericht op polarisatie, op haat, op vernietiging: oog om oog, tand om tand. De keuze die zij maakte om vaak dwars in te gaan tegen die vernietigende krachten, de keuze die zij maakte om “de andere wang aan te bieden” en “je vijanden te beminnen” ontstond vanuit een grote innerlijke vrijheid. Die innerlijke vrijheid was het gevolg van een wonderbaar samenspel van twee bewegingen die elkaar versterkten: het wéten van een diep bemind worden als onderstroom van het leven enerzijds en het bewust investeren in krachten die liefde uitstralen anderzijds. Kunnen we zulke vrijheid zélf ontwerpen of is ze enkel te ontvangen? Misschien is die innerlijke vrijheid op zichzelf wel een geschenk dat opwelt uit het aandachtig luisteren naar de grond van het leven zelf. “Maar ooit, God weet uit welke aardlaag, uit hoe diep versteende moederschoot, zal Hij ons roepen en wij zullen nieuw en bloot staan in morgenlicht, onstuitbaar vrij zo licht als Hij.”
We sluiten de woorddienst af met lied 556.

Lied “Waarom wanneer uit welke luchtlaag” (lied 556)
Gaven met lied “Oergebaar”’ (142)
Groot dankgebed “Gij, de grond van ons vertrouwen” (159)
Communielied “Die mij getrokken uit de schoot” (569)
Slotgebed (idem aan openingsgebed)

(De tekstfragmenten komen uit het boek “Etty Hillesum. Het werk 1941-1943” Uitg. Balans, 2012)


------