26 januari 2014: Licht in de duisternis
Lut Saelens-Anne-Lieze Albrechts
Inleiding:
Stilaan worden de dagen weer langer. Langzaam wijkt de duisternis
weer voor het licht. Zoals er ook perioden zijn in ons leven van
meer duisternis en gelukkig ook perioden van meer licht. Laten we
in deze viering Gods licht over ons schijnen en ons verbinden met
God, de vader, zoon en heiligende geest en met elkaar.
De lezingen van vandaag gaan over het licht dat wordt gebracht naar
een volk dat in het duister, in de schaduw zit. In het artikel De
schaduw in het Christendom stelt de Benedictijnse monnik David
Steindl-Rast dat het christendom moeite heeft met het integreren
van de duisternis of het kwaad en dat de christelijke theologie
in haar enthousiasme voor het goddelijk licht niet altijd recht
heeft doen wedervaren aan de goddelijke duisternis. Leerstellig
gezien, aldus David Steindl, is God zuiver licht. Wij doen dus ons
uiterste best te leven naar de maatstaven van een dergelijke God,
waardoor we de duisternis in onszelf moeilijk kunnen hanteren. En
dus onderdrukken wij haar. Maar hoe meer we haar onderdrukken, hoe
meer ze een eigen leven gaat leiden en ons parten spelen zonder
dat we er ons steeds van bewust zijn. Het heeft dus geen zin onze
duistere kant te verwerpen maar te aanvaarden dat die er is en altijd
zal zijn, omdat we mensen zijn. Daar waar de kerk op een voor de
mens vervreemdende manier heeft omgegaan met het kwaad en de menselijke
beperktheid vindt Steindl dat Jezus de duisternis nooit heeft onderdrukt.
Jezus leven zat vol spanningen en hij ervaarde en aanvaardde
ook de duisternis in zijn leven. Zit hij niet net voor zijn dood
in de grootste duisternis en wanhoop wanneer hij roept: Mijn
God, waarom heb je mij verlaten?
Het is één van de belangrijkste verdiensten van Jung
dat hij gewezen heeft op het belang van het zien van de schaduw,
onze duistere kant: alles binnen ons wat niet beantwoordt aan ons
zelfbeeld of aan de dominante waarden die ons vanuit onze opvoeding
zijn meegegeven. De schaduw is die kant van onszelf die we niet
willen, kunnen en durven zien, waarover we vaak beschaamd zijn.
Vragen we God om kracht, zodat ook wij de duisternis in onszelf
en in ons leven zonder vrees onder ogen durven zien en ze aan God
opdragen zodat hij ze kan verlichten met zijn liefde.
Inleiding op de lezing
De profetie van Jesaja in de lezing van vandaag gaat over het volk
van Zebulon en Naftali, een volk dat in duisternis leeft en ronddoolt
en dat een schitterend licht zal zien. In het evangelie lezen we
dat Jezus zijn openbaar leven niet in Jerusalem maar bij het volk
van Zebulon en Naftali begint, in het Galilea van de heidenen. Zo
gaat de profetie van Jesaja in vervulling . Galilea was bevolkt
door een mengelmoes van rassen en godsdiensten en de Joden die er
leefden werden door de Judeeërs niet als rechtgeaarde Joden
beschouwd. .
Jes. 8, 23b-9.3
Lied nummer 569
Mt 4, 12-17
Jezus begint zijn verkondiging bij een volk in duisternis, het volk
van Galilea, en verlicht, zowel in de betekenis van verhelderen
als van lichter maken hun bestaan. Kom tot inkeer
zegt hij: Staar je niet blind op wat onbelangrijk is, het
Koninkrijk van de hemel is immers nabij, wat er echt toe doet is
minder veraf dan je zou denken. Keer je naar binnen. Jezus
leerde hen God kennen als een God die onvoorwaardelijk liefheeft
en niet als de straffende God van het Oude Testament.
Als dat geen bevrijdende boodschap is! Wie daarvan volledig doordrongen
kan geraken is de koning te rijk: weet zich aanvaard in al zijn
beperktheid en kan zo milder en minder beoordelend en veroordelend
tegenover zichzelf staan en tegenover anderen. Ik kijk dan naar
mezelf en anderen met nieuwe ogen.
Jezus vluchtte de duisternis niet maar hij toonde ons hoe wij geruggensteund
door onvoorwaardelijke liefde van God ermee kunnen omgaan op een
manier waarbij uiteindelijk het licht overwint. Op een manier die
zowel onszelf als onze omgeving het minst schade berokkent. Tijdens
zijn ganse leven getuigt hij van deze onvoorwaardelijke liefde van
God voor de gekwetste, de zwakke, de onvolmaakte mens. Wie, zoals
Jezus, doordrongen is van die liefde is niet meer bang van de duisternis.
Marcel heeft ons trouwens vorige week met de nodige ironie eraan
herinnerd dat we allen diepe zondaars zijn. Wie zonder zonde
is werpe de eerste steen, zegt Jezus. Hij benaderde de mensen
in hun ware zijn, en keek met milde blik dwars doorheen hun verdedigingsmechanismen,
hun maskers, hun angsten of hun illusies. Uw zonden zijn u
vergeven zegde hij, wat eigenlijk neerkomt op: Ook jouw
minder goede kanten vinden genade in de ogen van God. Maar
hij nodigde hen ook uit zichzelf te overstijgen: Ga en zondig
niet meer . Ga op een andere manier met die duisternis
in je om. Een manier die minder schadelijk is voor jezelf en voor
anderen.
Door haar beperkt zicht heeft Anne-Lieze moeten leren omgaan met
duisternis. Ze was dan ook een belangrijke inspiratiebron voor deze
viering. Meer en meer moest ze op het zicht van anderen voortgaan,
kijken door de ogen van de anderen, letterlijk dan. Ze zal ons kort
vertellen wat haar ervaring hiermee is.
(Getuigenis van Anne-Lieze)
Als ik mijn kleinkinderen bezig zie ben ik steeds weer ontroerd
door hun heldere blik, hun authenticiteit en hun onbevangenheid.
Kinderen beoordelen en veroordelen niet, ze leren dat wel wanneer
ze wat ouder worden van de volwassenen. Via mijn ervaring met mijn
kleinkinderen begrijp ik beter de uitnodiging van Jezus dat we moeten
worden als kinderen.
Ik kan niet méér doen dan mijn best, in het besef
dat ik nooit volmaakt zal zijn. Het verhaal dat volgt is een verhaal
van kwetsbare mensen en hoe ze met een voor hen toch wel heel confronterende
situatie omgaan.
Vorige week vertelde een 78-jarige dame hoe ze de schrik van haar
leven opliep. Ze ging op een voormiddag haar was ophalen die te
drogen hing in een kleine ruimte naast de lift boven in haar appartementsgebouw.
Toen ze de deur opende zag ze twee voeten van een man die op de
grond lag onder een deken. De lijfgeur in de ruimte sprak boekdelen
over de haveloze situatie van de man. In paniek vluchtte ze naar
haar appartement en besloten zij en haar 84-jarige man om de politie
op te bellen en haalden ter versterking een vriend buurman
erbij van 90 jaar. Ze zochten steun bij elkaar want de politie gaf
verstek. Toen besloten ze met hun drieën de wacht te houden
aan de trap. Over dakloze asielzoekers hadden ze zeker reeds gehoord
en gelezen. Maar nu stonden ze bij wijze van spreken oog in oog
met zo iemand die zo totaal verschilde van henzelf en dat was een
heel beangstigende ervaring waarbij ze zich heel onveilig voelden.
Eigenlijk waren ze het liefst terug in hun appartement gevlucht
met de deur op dubbel slot, maar ze slaagden er toch in hun angst
te overwinnen en de mens in nood in die vreemde man te zien. Uiteindelijk
werd de arme man, een vreemdeling, wakker en vluchtte naar beneden.
De dame had hem inderhaast nog 50 € in zijn handen kunnen stoppen
en de heren waren een boterham voor hem gaan halen maar ze waren
hierbij een beetje te traag en hij was reeds verdwenen.
Ik was getroffen door de
eerlijkheid waarmee die vrouw het verhaal vertelde: hoe ambivalent
ze tegenover die vreemdeling stond: enerzijds vol angst en ook afschuw,
anderzijds voelde ze dat het ging over een mens in nood. Natuurlijk
had ze die vreemdeling kunnen behandelen zoals de barmhartige Samaritaan.
Maar ze had gedaan wat zij vanuit het besef van haar eigen kwetsbaarheid
aankon en in haar contact met deze vreemde man haar eigen grenzen
zelfs verlegd. Het zou van weinig menselijkheid getuigen om haar
te veroordelen. Jezus zou dit zeker niet gedaan hebben.
Zoals we gemakkelijk onze eigen schaduwkanten ontkennen en verdoezelen,
zo hebben we ook de neiging om hetzelfde te doen met de schaduwkanten
van de maatschappij: In welke mate laten wij het probleem van de
talrijke asielzoekers, de hoge werkloosheid bij jongeren, de groeiende
kloof tussen rijk en arm, de opwarming van de aarde, het verdwijnen
van onze privacy echt tot ons doordringen? Is het niet opvallend
hoe tam we in het Westen geworden zijn? En hoe gemakkelijk we de
verantwoordelijkheid voor oplossingen afwentelen op anderen? Of
de complexiteit van alles als excuus inroepen? In welke mate durf
ik mijn eigen aandeel in deze problematiek, datgene wat op mijn
bord ligt onder ogen zien en mijn angst, frustratie of onmacht wanneer
ik ermee geconfronteerd word? Door deze duisternis in mezelf te
erkennen kan ik er op een andere manier mee omgaan, een manier die
de wereld een beetje, misschien maar een paar millimeter, vooruithelpt.
Wie zich aanvaard weet, en meer nog, gedragen voelt door onvoorwaardelijke
liefde zal het minder moeilijk hebben om met de duisternis in zich
om te gaan. Die fundamentele aanvaarding is een ongelooflijk geschenk
voor wie ze kan ervaren of voor wie ervan doordrongen is. En ze
werkt enorm bevrijdend en inspireert mensen om het beste van zichzelf
te geven. Mogen we allen groeien in die liefde en aanvaarding en
zo het beste in onszelf, in elkaar en in de wereld om ons heen tot
ontplooiing brengen. Op die manier kunnen we meer en meer ervaren
hoe nabij het koninkrijk Gods kan zijn.
Amen.
|