5 januari 2014: God verschijnt onder mensen
Kris Gelaude
Begroeting:
Een nieuw jaar. Nieuwe voornemens. Nieuwe verwachtingen. Moge het
vooral ons vertrouwen verdiepen in het woord en de liefde van Hem
die met ons mee blijft gaan, God vader, zoon en h. geest.
Openingslied: "Om een mens
te zijn op aarde", nr. 261
Openingsgebed
God,
alle zoeken,
zuchten en verlangen
van de mensheid,
wendde zich doorheen de eeuwen
naar een lichtpunt,
in de geboorte van een kind.
Een antwoord van liefde.
Een bloeiende twijg.
Het was uw droom
van het begin
om toevertrouwd en kwetsbaar
onder ons te wonen.
Laat ook vandaag
een ster, een woord
ons brengen bij wat is:
uw ongekend gezicht
geborgen
in de ogen van de ander. Amen.
Inleiding
Het feest van de Openbaring, dat voor ons gekoppeld wordt aan het
bezoek van de wijzen uit het Oosten, is in werkelijkheid ouder dan
het feest van Kerstmis. Het ontstond in de 2e of 3e eeuw, terwijl
Kerstmis dat op winterzonnewende valt, pas vanaf de 4e eeuw gevierd
werd.
Aanvankelijk ging de aandacht dus vooral naar Jezus opmerkelijk
verschijnen in de wereld. En dat is niet als pasgeboren kind, maar
op volwassen leeftijd, met zijn doop door Johannes de Doper. Daar
begint zijn spreken. Daar wordt Hij ook, in een soort goddelijke
openbaring of Epifanie, Gods veelgeliefde zoon genoemd.
Voor de kerken van de oosterse ritussen heeft de Epifanie tot nu
toe die betekenis behouden. Voor het Westen was dat anders. Naast
de Doop van Jezus, werden door Rome aan de Epifanie nog 2 andere
verschijningsmomenten toegevoegd. De Aanbidding der Wijzen en de
Bruiloft van Kana. Zo zag men drie sterke momenten, waarbij Jezus
leven onder mensen de betekenis krijgt van een goddelijk verschijnen.
In het bezoek van de wijzen uit het Oosten herkent de Kerk de vervulling
van Jesajas profetie: Sta op en schitter, je licht is
gekomen. Jesaja spreekt over een nieuw Jeruzalem. En Jezus
woorden zullen deze profetie doortrekken. Het licht zal schijnen
voor alle volkeren.
Bij de doop van Jezus, het tweede verschijningsmoment, wordt zijn
bestemming onthuld. Bezield als hij is door de Geest, wordt Hij
Gods gezalfde genoemd. Hij is degene die mensen de ogen zal openen
voor hun goddelijke bestemming.
En in het wijnwonder van Kana, stelt Jezus een teken waarmee Hij
het aardse verbindt met het hemelse. Wijn symboliseert het hemelse;
water behoort tot de aardse werkelijkheid. Maar Jezus handelen
wijst op een hemelse vervulling en op de vergoddelijking van het
aardse.
Of het nu over één of meerdere verschijningsmomenten
gaat, Epifanie wijst op een plotse ervaring die als een dagend licht
tot inzicht brengt. En op die manier is dit Openbaringsfeest evenzeer
als Kerstmis het feest van het licht, dat onze ogen opent voor een
goddelijke werkelijkheid.
Toen ik zonder enige toelichting aan mijn dochter vroeg, wat voor
haar Epifanie betekent, antwoordde ze: Dat is voor mij een
alleluia-moment.
De woorden van de profeet Jesaja beschrijven inderdaad zon
alleluia-moment, omwille van het licht dat schijnt, voorbij al het
blinde zoeken en alle geleden leed. Het licht waaruit de hoop geboren
wordt.
Eerste lezing: Jes. 60, 1-6
Lied: In den beginne was het
woord, nr. 268
Evangelielezing: Mt. 2, 1-12
Duiding
Je kan je de vraag stellen, waar en hoe het goddelijke zich vandaag
manifesteert. Kan het nog zichtbaar worden in het leven van de hedendaagse,
machtige en zelfredzame mens? Is Gods verschijnen iets dat op een
onverklaarbare wijze aan mensen gebeurt, zoals het woord Epifanie
een beetje zegt? Of zitten we er zelf ook voor iets tussen?
Vorig jaar schetste Johan hier in een verhaal, hoe mensen vroeger
voor alles en nog wat bij God gingen aankloppen. Tot God het een
beetje moe werd en een plek zocht om zich terug te trekken. En na
veel wikken en wegen besloot Hij om zich te verbergen in het hart
zelf van de mens. De plek waar niemand Hem zou zoeken.
Ik denk dat wij er inderdaad altijd zelf voor iets tussen zitten.
Maar ons aandeel ligt niet in het zoeken naar godservaringen of
-bewijzen. Want God willen grijpen is Hem miskennen. Ons aandeel
ligt veeleer in het vrijwaren van een heilige ruimte, in onszelf
en in onze wereld. Een ruimte, waarin al ons weten en kennen er
niets toe doen, maar die gekenmerkt wordt door zo grote ontvankelijkheid
en onbevangenheid, dat een goddelijk spreken in al zijn vormen,
erin zou kunnen gehoord en verstaan worden. Dat soort ruimte, die
wij alleen kunnen open houden, door met heel ons wezen open te staan
voor wat zich voortdurend aandient, voor het ongenoemde en het onverwachte.
In die context heb ik ook het lied Telkens geboren geschreven.
God heeft nergens een vaste stek. Maar Hij komt en gaat, voortdurend.
Hij verschijnt onder ons, op ontelbare wijzen, altijd anders dan
we denken, nooit te achterhalen.
Op voeten onhoorbaar
als wind in de bomen
Niet groter dan mensen
als een kind haast onvindbaar
In tekens en feiten/
In hoeveel gezichten
In zij die geschonden een woord op mijn weg zijn
Vandaar dat dat
lied voor mij een lied is voor ieder moment, niet enkel voor Kerstmis.
God wordt telkens opnieuw geboren, zoals Hij telkens opnieuw sterft.
Zo onbeholpen en zo volkomen overgeleverd aan mensen.
De dichter Toon Tellegen, schetst dat op een verrassende manier:
Toen de mensen eenmaal
groot waren
en almachtig,
na lang wachten,
vonden zij God,
ergens verkleumd in het donker op de grond.
Zo, zo God, zeiden zij, u hier
Zij schudden hun hoofd.
Maar niet lang daarna strooiden zij brood,
zetten schaaltjes wijn voor hem neer
en zagen
hoe hij aarzelend
dichterbij kwam,
en heel voorzichtig, met één vinger, raakten zij
hem aan.
Voor mij is dit
een bijzonder gedicht. Tellegen houdt ervan om alles een slag om
te keren en de dingen zo in een nieuw licht te zetten. Hij tekent
enerzijds het beeld van de mens, die geen weet meer heeft van zijn
oorsprong. En daartegenover zet hij God, met een beeld dat in geen
enkel van onze voorstellingen past. Met trekken van enorme kwetsbaarheid.
Het is een God die niet het minste teken vertoont van macht, laat
staan van almacht. Oneindig vaak voorbij gelopen, schuw geworden
en helemaal afhankelijk van mensen. En zijn weerloosheid is zo groot,
dat mensen erdoor bewogen worden. Want ze beginnen brood te strooien
en zetten kommetjes wijn. Brood en wijn, zijn dat niet de tekenen
van goddelijke gegevenheid. En in die sfeer van vertrouwen, wordt
God genaakbaar.
Zo gebeurt het inderdaad, denk ik. Wanneer mensen zorg tonen voor
het onooglijke, het vergetene, het achtergelatene, dan komt God
dichterbij. Misschien wel even onopgemerkt als een klein vogeltje.
En Hij laat een glimp van zijn gelaat achter, overal waar mensen
met mensen begaan zijn. Overal waar ze leven trachten door te geven
aan elkaar. En af en toe, in een flits, zullen ze Hem misschien
herkennen.
Maar altijd zal het om die ruimte gaan, waarin wij ieder verweer
opzij zetten en met niets dan vertrouwen afstemmen op het andere,
de ander, het goddelijke. Zo klein moeten we zelf durven worden,
om plaats daarvoor te maken.
Gezegend het licht van zijn eenvoud
Gezegend zijn tastend
verschijnen
Laten we het zingen.
Lied: "Telkens geboren",
nr. 273
Offerande lied:
"Oergebaar", nr. 142
Tafelgebed: "Liever
een kind", nr.170
Onze Vader
Communielied: "Uit
uw hemel zonder grenzen", nr. 367
Slotbezinning: "Van
ver gekomen"
Wens:
Vrede zij u
en dagen van zegen.
Licht in het donker.
Een lied dat blijft klinken.
Een plek waar het goed is.
Iets om voor te leven.
Een vurige wens.
En soms op je weg
een engel van een mens.
|