8 december 2013: 2° zondag van de Advent
Kwam van Godswege
Openingszang
201: Rorate Caeli, 1-3
Begroeting
Het zal wel met mijn romantische aard te maken hebben, maar ik vind
dat het geen Advent is geweest als ik niet het prachtige Rorate
caeli heb gehoord. En liefst in het Latijn gezongen waarbij
je in het refrein op caeli de hoogste noot zingt
om zo in de hemel te geraken, terwijl je bij de regen die uit de
wolken neerdaalt ook daalt in de zang. Zonder dit lied is het geen
Advent geweest. Zoals ik ook elk jaar weer neerschrijf dat de Advent
een tijd van verstilling en inkeer is, een tijd om weer moed te
vatten en te hopen dat er ooit een andere tijd zal aanbreken. Het
moet elke keer opnieuw gezegd worden, want anders blijft het vergeten
en missen we in deze verstillende en donkere tijd het perspectief.
Nog even terugkerend naar het Rorate: de mooiste strofe
is de laatste. Consolamini, twee keer gezongen
opdat je het nooit zou vergeten. Wees getroost, mijn volk,
wees getroost, want weldra komt uw redding. Ik, uw God, zal u redden,
want Ik ben uw verlosser. Dat consolamini
is zo mooi, want meer dan ooit hebben we troost nodig en moed om
de weg verder te gaan waarop we ons nu bevinden. Je moet dit lied
zingen, opdat het zou gebeuren. Je moet de weemoed en de verwachting
toelaten om anders naar het leven te kijken. Kom, laten we daarom
vanuit ons diepste zelf en in diepe ingetogenheid die laatste strofe
van 201 zingen.
Lied 201: Rorate Caeli, 4
Gebed
Gij zijt opgelicht en hebt naam
gemaakt
In het leven van mensen.
Dat gaf hun dagen uitzicht en toekomst.
Gij hebt Uzelf uitgezaaid in wat zij droomden en verwachtten
Zodat zij konden volharden.
Begenadig ook ons als uw eigen volk,
Als de grote liefde die Gij niet opgeeft.
Overschaduw ook ons met uw nabijheid
En verwek in ons met uw Woord opnieuw uw Zoon. (S. de Vries)
Inleiding
op de lezingen
De lezingen van deze zondag zijn prachtige teksten. Er is de droom
van een nieuwe tijd en een nieuwe vrede zoals Jesaja dat zag. En
anderzijds de beschrijving door Matteüs van het optreden van
Johannes de Doper. Ik stel voor om net als vorige week de volgorde
om te keren en te beginnen bij Johannes. Er zit namelijk een logica
in de voortgang van de lezingen. Vorige week hoorden we over de
verschrikkingen van de eindtijd. Matteüs legde Jezus de beschrijving
van de vernietiging van Jeruzalem in de mond om aan te geven welke
grote veranderingen zich aan het voltrekken waren. Het waren dreigende
beelden, maar met de bedoeling hoop wakker te maken voor een andere
tijd.
In datzelfde perspectief van de eindtijd wordt vandaag Johannes
de Doper voorgesteld. Heel fijntjes beschrijft Matteüs zijn
kleding: hij droeg een kameelharen kleed en leren gordel, precies
zoals de grote profeet Elia droeg. De profeet van wie het volk dacht
dat hij zou terugkomen vlak voor de Messias zou verschijnen. Niet
Elia maar Johannes is die voorloper, en helemaal in de lijn van
de apocalyptische beelden, roept hij op tot radicale bekering. U
moet zich daarbij realiseren dat op het ogenblik dat Matteüs
zijn evangelie schrijft de religieuze leiders (de farizeeën)
probeerden de Joodse godsdienst opnieuw op de rails te krijgen.
Jeruzalem was verwoest, de tempel was platgebrand, massas
mensen waren vermoord, verzetsstrijders hadden zelfmoord gepleegd
om niet in de handen van de Romeinen te vallen. Als reactie werden
de leiders strenger. Een sekte zoals de christenen ging men veroordelen.
In die context schrijft Matteüs zijn controversiële evangelie
om aan te tonen dat de echte hervorming door Johannes en Jezus van
Nazareth is gebeurd.
Matteüs 3, 1-12
Lied 211: Kwam van Godswege
Homilie
Tussen herfst van het jaar 27 en de lente van 28 trad een originele
en merkwaardige profeet op de voorgrond: Johannes ook de doper
genoemd. Hij kwam uit een landelijke familie van priesters, maar
brak met de traditie en wilde geen priester worden. Hij brak met
de tempeleredienst, met het systeem van reinheidsrituelen en het
zich op die manier ontdoen van schuld. Johannes was zich scherp
bewust van de diepe crisis waarin de godsdienst was geraakt. Die
crisis was volgens hem zo ingrijpend dat de traditionele ingrepen
van zuivering, gebed en boete niet volstonden. Men moest opnieuw
zijn land verlaten, terugkeren naar de woestijn en naar de tijd
dat het volk uit Egypte was gevlucht. Om zo na een grondige bekering
terug te keren naar het beloofde land onder leiding van iemand
die sterker is dan ik. Wie dat zou zijn was hem niet duidelijk,
maar we weten dat dit op Jezus een diepe indruk heeft gemaakt en
hem tot inzicht bracht.
Johannes ging daarom weg uit zijn land en vestigde zich dicht bij
de Jordaan. Heel strategisch want langs daar trokken pelgrims naar
Jeruzalem, gingen handelaars af en aan naar het rijke Syrië,
trokken soldatenkolonnes voorbij enz. Tot al die mensen riep Johannes
dat een nieuwe tijd moest komen. De tempel, de offers, de interpretatie
van de Wet, zelfs de idee lid te zijn van het uitverkoren volk:
niets van dat alles had nog betekenis. Johannes plaatste de levende
God weer in het centrum. En opdat mensen zich daarnaar zouden keren
en anders zouden gaan leven, bood hij een doopsel aan. In plaats
van zichzelf te reinigen door hun handen of kleren te wassen, moesten
ze zich helemaal laten onderdompelen. Dat moest in de Jordaan, want
volgens Joodse overtuiging kon men alleen door stromend water van
een beek of rivier van zware zonden worden bevrijd. Door zich te
laten dopen erkende men zelf niet meer in staat te zijn om zijn
leven te veranderen. Maar naast deze passieve overgave vroeg Johannes
tegelijk dat mensen hun levensstijl zouden veranderen.
Iedereen zou zijn huis en haard moeten verlaten, terugkeren naar
de woestijn, door het water van de Jordaan gaan om zo verfrist en
gezuiverd weer naar het beloofde land te gaan. Zichzelf zag hij
als een nieuwe Elia, die dit proces op gang bracht. En na hem zou
iemand komen die het rijk van God zou vestigen.
Toen ik deze week deze viering
aan het voorbereiden was, vroeg ik mij af welke boodschap deze Johannes
heeft voor onze tijd. Geldt die bekeringsoproep ook voor ons? Ik
dacht nochtans dat ik toch goed bezig ben. En voelen we ons als
gemeenschap niet op de goede weg? Indien het niet goed gaat met
ons geloof, is dat niet de schuld van de kerkelijke overheid met
haar achterhaalde ideeën en eigengereid optreden? En is het
niet de schuld van de vroegere dominantie van kerkelijke instellingen
en priesters? En ligt het niet aan de oppervlakkigheid van een dolgedraaide
wereld dat onze boodschap niet meer aanslaat?
Waarschijnlijk dachten de Joden in de tijd van Johannes net zo.
Daarom pleitte hij voor een radicaal nieuw begin. Indien ik deze
boodschap doordenk naar vandaag zou het dan betekenen dat we uit
onze vertrouwde kerkelijke, christelijke en spirituele wereld moeten
stappen, terug in de woestijn moeten durven gaan staan om zo ons
opnieuw te laten leiden door de verwachte Messias? Het zou betekenen
dat we terug het unheimliche moeten toelaten, dat ongemakkelijke
gevoel waarbij men terug een arme zwerver wordt, een niet wetende,
zoekende woestijnmens.
Zou het kunnen dat we een veel grondiger zuivering moeten doormaken
en veel verder uit onze vertrouwde wereld zouden moeten stappen
om dan, misschien, ooit, geleid te worden door de komende Messias,
door zoals Hij deed God opnieuw in het centrum te plaatsen en ons
gedrag grondig te veranderen? In dat geval is de Advent niet alleen
maar een romantische tijd van weemoedig verlangen, maar een krachtige
trap tegen de schenen of een grondig dooreengeschud worden om eindelijk
wakker te worden.
Om tot die waakzaamheid te komen steken we de kaarsen van de adventskrans
aan terwijl de o-antifoon onder nr. 203 wordt gezongen.
Groot dankgebed van de Advent
nr. 160
Na de communie lied 214: Op een God die door de eeuwen
Jesaja 11,1-10
|