27 oktober 2013 De ander zien (Lc.
18, 9-14)
Geert Craps
Begroeting
Laten wij hier samen zijn in de eenheid van onze God: vader, zoon
en heilige geest.
Lied 521 Overal zijt Gij onzichtbaar gegeven
Gebed
Verhelder ons
met het licht van uw ogen.
Dan is er voor ons een weg om te gaan,
bewogen door uw geest,
verzekerd van uw liefde.
Maak ons oprecht van hart,
trouw aan ons eigen woord
en mild van tong.
Uw Rijk zal komen -
dat wij het niet zijn die het vertragen
door in gemak te aarden,
te blijven steken in wat alom voorhanden is.
Vuur ook op deze dag ons aan
dat wij volharden in vertrouwen,
in de kracht van de liefde geloven.
Wees zelf de vlam in ons hart,
zodat wij weten
hoezeer liefde ons geboden is.
(Sytze
de Vries)
Evangelie: Lucas 18, 9-14
Lied 512 De Heer heeft
mij gezien
Bedenkingen bij de lezing
Wat horen wij,
als katholiek opgevoede Vlamingen, in de lezing van vandaag? We
denken dat we de personages in de parabel wel kennen. De farizeeër
is een onbetrouwbaar huichelachtig sujet, die stoeft over zijn eigen
verdiensten. We denken aan de farizeeën die door Jezus witgekalkte
graven worden genoemd (in Mattheus). En de dikke Van Dale
geeft als huidige betekenis: 'Farizeeër: iemand die zich schuldig
maakt aan zelfverheffing op zedelijk gebied, schijnheilige, huichelaar,
femelaar'. De tegenwoordige farizeeën, dat zijn dan de schijnheilige
monseigneurs met een gat in hun hand, of de huichelachtige politici
die het alleen maar voor het geld doen.
Aan de andere kant is er de tollenaar, de sympathieke underdog die
zich zeer bewust is van zijn vreselijke maatschappelijke positie,
en daardoor de bescheidenheid zelve is. Was die kleine opdonder
Zacheus, die in de boom klom om Jezus te zien, ook geen tollenaar?
We herkennen misschien zelfs ook wat van onszelf in tollenaars:
zwak, maar zich bewust van die zwakte, en verlangend naar figuren
die opnieuw vertrouwen geven. We zijn wel nog niet helemaal de tollenaar
van het verhaal, maar hij is toch wel ons ideaal.
De impact op zijn publiek van het verhaal dat Jezus vertelde, was
nochtans heel anders, denk ik. Ik denk dat ze zoiets hoorden als
wat volgt.
Twee mensen
gingen naar de kerk om te bidden, de een was een vrome pater franciscaan
en de ander een corrupte belastinginspecteur met banden in het
maffiamilieu. De franciscaan stond vooraan rechtop en bad bij
zichzelf: God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen,
en dat ik ook niet ben als die belastinginspecteur. Ik vast tweemaal
per week en ik heb de gelofte van armoede afgelegd. De belastinginspecteur
bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar
de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij vlug een kruis
en zei: God, wees mij arme sukkel genadig.
Als we het eerste
deel van het verhaal zo horen, krijgen we een ander beeld. We denken
al gemakkelijker: die franciscaan heeft gewoon gelijk in wat hij
zegt, en hij is zo knap om daar God voor te danken, en het niet
als zijn eigen verdienste te roemen dat hij is zoals hij is. En
die belastinginspecteur staat daar vanachter maar te huichelen,
morgen perst hij weer een arme sukkel uit die zijn autotaks niet
betaalt, en laat hij het grote kapitaal ongemoeid dat belasting
ontwijkt door de notionele intrestaftrek. Farizeeën in Jezus
tijd waren effectief gerespecteerde, vrome mannen. Tollenaars waren
corrupte en zelfs collaborerende onderkruipers. Voor wie de discussie
over de onrechtvaardige rentmeester op de site van Filosofenfontein
een beetje heeft gevolgd: dat is precies wat professor Mark Waelkens
heeft proberen mee te geven: tollenaars maakten misbruik van hun
tijdelijke functie als belastingontvanger van de Romeinen om zichzelf
te verrijken op de rug van hun medemensen.
De conclusie van Jezus was dan ook niet zozeer logisch en eenvoudig,
maar waarschijnlijk heel verrassend in de oren van zijn luisteraars:
de tollenaar-belastinginspecteur wordt geloofd (in de twee betekenissen,
loven en geloven), de farizeeër-franciscaan
heeft een probleem. Wat kun je daar uit leren? De God van Jezus
geeft eerder de mogelijke criminele huichelaar een kans op een nieuw
leven, dan dat hij de vrome kerkganger die God dankt voor zijn gaven,
waardeert...
Wat mij eigenlijk vooral heel erg frappeerde in dit verhaal is dat
wat aan ons oordeel en de conclusie van het verhaal vooraf gaat.
Iedereen in deze evangeliepassage kijkt naar elkaar: de farizeeër
kijkt naar de tollenaar en heeft een oordeel; de luisteraars van
Jezus kijken naar de hoofdpersonages, en hebben hun oordeel. Wij
kijken naar de personages in het verhaal, en we hebben intuïtief
een oordeel. Maar het oordeel van Jezus luisteraars wordt
onderuit gehaald. En door wat historische uitleg verandert ook onze
blik weer op het verhaal, en bekijken we de personages anders, en
leren we er iets uit.
De kijk die we hebben op iemand, bepaalt de interpretatie van zijn
verhaal. Als je daar over nadenkt, is dat inderdaad iets waarmee
we vanzelfsprekend door het leven gaan. Na zoveel jaar huwelijk
bijvoorbeeld, heb ik een bepaald beeld van Siska, en dat bepaalt
mijn houding en mijn reacties tegenover haar en dat weer hoe zij
op mij reageert. Kijk zelf maar eens rond in de kapel: we zien zoveel
van onze kapelgenoten zitten, en we hebben daar een beeld van, dat
beperkt is en dat is essentieel, lijkt mij door onze
persoonlijke ervaringen met die medemens. Of door de dingen die
we over die medemens gehoord hebben... Hoe kijken we elkaar aan,
wat zien we in elkaar? Hoe bepaalt dat onze reacties, en dat op
zijn beurt weer hun reacties? Hoe zien we de mensen die verder van
ons afstaan? Welk beeld hebben we van de politicus die op het nieuws
verschijnt, van de vluchteling die aanspoelt op Lampedusa, van de
jonge elektricien die teruggestuurd wordt naar Afghanistan, van
onze buurman waarvan we gehoord hebben dat die een affaire heeft
met zijn secretaresse... ? En hoe bepaalt dat onze levensfilosofie,
onze houding, ...
En stellen we ons daar ooit eens vragen bij? De parabel van vandaag
is voor mij ook een verhaal over kijken met andere ogen. Het uiteindelijke
oordeel dat God heeft over de farizeeër of de tollenaar gaat
voorbij de kijk van mensen, zegt Jezus. De parabel wordt zo een
verhaal over onze blik op wie ons ver of dichtbij omringen. Over
kijken naar anderen met geloof in het kleinste greintje van menselijkheid
dat er nog overblijft, en zelfs dan nog
Over een grotere Goddelijke
openheid voor je medemens dan wat je redelijkerwijze en volgens
je eigen oordeel voor mogelijk houdt. Over een houding van oneindige
liefde, waar we in al onze menselijkheid nog niet aan toe zijn
.
Slot van de woorddienst: psalm 27
Jij mijn licht en bevrijding
Wat zou ik bang zijn, voor wie?
Jij mijn vaste burcht,
wie zou ik duchten?
Mijn bedreigers zijn op weg gegaan
ze lusten me rauw
mijn doodsvijand komt eraan
legerhorden staan om mij heen -
kom maar op, bestorm me maar
duizend tegen één,
ik sta
mijn hart kan het aan.
Dit ene heb ik jou gevraagd:
dat ik mag zijn met jou.
Als jij mijn licht bent
vrees ik niemand,
als jij mijn rots bent
sta ik sterk.
Dit ene heb ik jou gevraagd:
dat ik mag zijn van jou.
Als jij mijn plaats bent
woon ik veilig,
bij jou in huis
ben ik goed af.
Hoor je mijn stem wel?
Ja, Jij, Je hoort me wel.
Ik hoor jou ook, in mijn hart
hoor ik jouw antwoord.
Zoek mijn aangezicht, zeg je.
Verberg je dan nooit meer voor mij.
Wat mijn vader deed: weggaan,
wat mijn moeder deed: weggaan van mij,
doe dat nooit iemand aan, Jij.
O als ik toch niet overtuigd was
dat ik jouw licht en bevrijding zal zien
nog in mijn levensdagen,
hoe moest ik nog verder gaan?
Ik wacht af
mijn hart kan jou aan. (Huub Oosterhuis)
Offerande
(muziek: Keith Jarrett, Radiance, I-8)
Groot dankgebed
Lied 142 Oergebaar
Lied 151 Christus de gestalte van God, met refrein
Onze Vader (Burundi) van de Wereldgroep aansluitend: Onze
Vader
Vredeswens
Communie (muziek: Keith Jarrett, Radiance, I-3)
Communielied: 220 Verdrijf de nacht
Voorbeden (bij wijze van slotgebed)
Keervers: 141/158
Voor wie onder ons
tussen de wielen raken
van winst en welvaart
in de ban van valse dromen,
slachtoffers van gehaaide handelaars,
misbruikte mensen.
Dat wij in hen
beelddragers van God blijven zien.
Keervers: Gij die mij aankijkt, dat ik antwoord
Voor wie onder ons
met zo weinig bagage
moeten rondgaan
dat zij nooit van tel zijn -
voor wie met te weinig liefde
moesten opgroeien
en nooit het vertrouwen kregen
dat hen deed glanzen
voor wie altijd buiten spel staan,
niet geliefd, of lastig,
gemeden of oninteressant
voor wie eerst
aan onze voorwaarden
moeten voldoen -
Dat wij in hen
beelddragers van God blijven zien.
Keervers: Gij die mij aankijkt, dat ik antwoord
Voor wie in de duisternis van hun dagen
twijfelen aan alles,
aan u het allermeest;
dat zij niet onbereikbaar worden
voor U, voor ons.
Voor onszelf, als elke geestelijke spankracht ontbreekt
omdat het verleden zijn tol eist
als overspannenheid vol onrust woedt
dat wij rust vinden in U
ruimte bij mensen
dat wij nieuwe adem krijgen.
Dat wij beelddragers van God blijven zien.
Keervers: Gij die mij aankijkt, dat ik antwoord
(naar
Sytze de Vries)
|