------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




9 juni 2013: 10° zondag

Bewogen tot in zijn ingewanden (Lc. 7, 11-17)

Marcel Braekers

Openingszang 103: “Gezegend deze dag”

Begroeting


In welke mate raken we (nog) bewogen door leed of door de nood van anderen? Ik weet niet of ik een juiste inschatting maak, maar ik heb de indruk dat naarmate we brutaler overstelpt worden met de meest gruwelijke beelden van oorlogen en aanslagen het meevoelen procentueel daalt. Beelden zijn zodanig schokkend dat we ofwel uit onvermogen ons afkeren ofwel minder en minder geraakt worden, ik vermoed vanuit een soort zelfbescherming. Bewogenheid loopt blijkbaar niet parallel met de intensiteit of de omvang van een probleem, maar komt door andere ontlokkers op dreef.

Ik moet daarbij terugdenken aan de onderzoeken door de Leuvense godsdienstpsycholoog Antoon Vergote uitgevoerd. Hij toonde aan grote groepen mensen foto’s van situaties uit het dagelijkse leven. Hij vroeg hoe intens of betrokken de situatie overkwam. En ten tweede of men daarbij een religieuze associatie maakte. Vb. foto’s van een eenzame wandelaar in een park, iemand bij het ziekbed van een volwassene, een bejaarde met zijn roller wandelend door de gang van het bejaardenhuis, ouders met een overleden kind in hun armen, een aanslag in een woonwijk, enz. Vergote stelde zich de vraag: welke situaties het meest aanspraken, de score die men aangaf van intensiteit, en de verwijzing naar een religieuze zingeving. Ik heb niet de bedoeling om heel dat onderzoek te bespreken, maar enkele dingen waren toch opvallend.
Vb. zo was de meest intense foto die waar men geconfronteerd wordt met de dood van een kind. Maar, merkwaardig genoeg, had die situatie niet onmiddellijk een religieuze connotatie. Het contrast van een jong ontluikend leven met de dood maakt mensen triestig en opstandig. Slechts later als de eerste schok wat geluwd is ging men die gevoelens ook verbinden met God en het religieuze. Machteloosheid en opstandigheid kregen een andere nuance en evolueerden in sommige gevallen tot een houding van verdrietige overgave en gelatenheid.

Wat leert mij dat als ik wil nadenken over meeleven? Allereerst dat men het meest getroffen werd door persoonlijke, herkenbare situaties. Ziekte, eenzaamheid of de dood van een geliefde spreken meer aan dan de ellende in verre landen, hoe zeer die ook de onze overtreft. Vooral het herkenbare, dicht bij het eigen leven staande verdriet waarin een sterk contrast zit zoals een jong leventje dat zomaar afbreekt grijpt ons aan. Maar geeft het niet te denken dat wij tegenwoordig vooral met het lijden dat verder ligt worden geconfronteerd, terwijl het dagelijkse verdriet, de onmachtsituaties om ons heen vaak worden weggemoffeld? En hoe zit het met ons eigen inlevingsvermogen: waar en hoe speelt het een rol en welk effect heeft het?

Al deze bedenkingen schoten door mijn hoofd, toen ik de evangelietekst van deze zondag las. Men draagt het lijk van een jongen uit de stad, het enige kind van een weduwe. In de tekst staat ‘dat Jezus tot in zijn ingewanden was bewogen, bij het zien van dat leed’ (splachnidzomai). Daar bij die bewogenheid begint het wonder, niet bij het resultaat.

Zingen om nabijheid 114: “God onze Vader wij roepen U”

Gebed

Inleiding op de lezingen
De twee lezingen, die uit het Oude en die uit Nieuwe Testament, hebben in verschillende opzichten een band met elkaar. Twee keer wordt verteld hoe de enige zoon van een weduwe uit de dood tot leven wordt gewekt, eerst door de profeet Elia, daarna door Jezus. Maar de relatie tussen de twee verhalen gaat veel verder, vooral als je bedenkt dat men in de tijd van Jezus verwachtte dat de profeet Elia zou terugkeren. Tijdens de Paasviering liet men een stoel vrij, want daarop zou Elia als de Messias terugkeren, zo geloofde men. Maar voor de eerste christenen was die verwachting veranderd: Jezus was die Messias. Daarom is kans groot dat het wonder dat Jezus verricht een hervertellen is van wat Elia deed om zo te zeggen dat hier de nieuwe Elia was.
Misschien vindt u, twintigste-eeuwse mens die houdt van exacte feiten, dit choquerend en voelt u zich bij de neus genomen als zou blijken dat het wonder niet meer is dan een navertellen. Voor mij gaat het om meer dan dat en blijkt uit het verhaal hoe Jezus met mensen omging en hoe Hij zo Gods liefde zichtbaar maakte. In deze houding van mededogen herkenden de leerlingen iets wat later de verrijzenis zou worden. Zo zou ik die opwekking willen bezien. We moeten dus leren omgaan met teksten die tussen 4 en 2000 jaar geleden tot stand kwamen en we moeten accepteren hoe de gevoelens en denkpatronen van die tijd werden verwoord. Ook dat is een vorm van inleven, het thema van deze zondag.

1 Koningen 17, 17-24
Muziek
Lucas 7, 11-17
Lied 573: “Hij die de blinden weer liet zien”

Homilie
Zoals u misschien wel weet heeft Lucas een vast vertelpatroon. Elke keer wordt een verhaal over een man verteld, daarna over een vrouw. Eerst een verhaal over Zacharias dan een over Maria. Vorige zondag ging het over de honderdman, vandaag over een weduwe. In de ontmoeting met de Romeinse honderdman was Jezus vooral getroffen door diens vertrouwen, wat schril afstak tegen dat van de Joodse volksgenoten. In het verhaal van vandaag treft Hem de machteloosheid, het verdriet en het troosteloze perspectief van de vrouw. Het verhaal draait niet zozeer rond de dode en de opwekking, maar de situatie van de weduwe. Ze is een voorbeeld van sociale kwetsbaarheid. De confrontatie met haar grijpt Jezus aan tot in zijn ingewanden, staat er letterlijk (splachnidzomai is veel meer dan ‘hij had medelijden’). Lucas toont ons een bewogen Christus, niet een Christus van de mirakels en de macht.

Dat het om de weduwe gaat en niet zozeer om de dode jongen, klinkt misschien op het eerste moment wat vreemd, want de opwekking uit de dood doet de menigte jubelen. In alle kritische commentaren (niet degene die de tekst als een letterlijk gebeurd verslag lezen), die ik lees, voel je echter veel terughoudendheid. De meeste exegeten vermoeden dat het verhaal na de dood van Jezus ontstond en dat Lucas het zo hoorde vertellen en in zijn evangelie heeft opgenomen. Rochais formuleert het als volgt: dit verhaal van de dodenopwekking in Naïn is een verrijzenisverhaal, verteld na de dood van Jezus vanuit het algemeen gekende verhaal van Elia, die als een Messias zou terugkeren.

Voor ons, Westerlingen, die voortdurend op basis van feiten ons een mening vormen klinkt dat wellicht vreemd, en misschien voelt u zich bij de neus genomen. Maar u moet zich eens indenken hoe belangrijk en hoe overweldigend in die begintijd het geloof leefde dat Jezus was verrezen. Vanuit dat geloof ging men heel het aardse leven van Jezus herdenken en hervertellen. En dan begint men verbindingen te maken tussen allerlei overweldigende ervaringen uit de tijd voor zijn dood en gaat die als tekenen van verrijzenis zien. In dit geval is dat de relatie tussen intens medeleven, de diepe compassion, en leven over de dood.
Anders gezegd: het kon niet anders of iemand die tijdens zijn leven zich zo begaan voelde met het verdriet en het onvermogen van mensen zou ook leven voorbij de dood. Zijn meevoelen als aardse mens was al een aanzet van verrijzen, van overstijgen van het hier en nu. Het was de eerste stap voor de weduwe om uit haar benarde situatie te geraken. En voor de eerste leerlingen was het een bewijs hoe altijd reeds in Jezus Gods overrompelende kracht werkzaam was, zowel voor als na Zijn dood. Voor een Oosterling van 2000 jaar terug, die leeft van vertellen, is het de gewoonste zaak dat je eraan toevoegt dat de jongen opstond en weer leefde.

Zou het verhaal zo gezien ook ons niet kunnen helpen in ons geloof in Jezus als de Christus. Wat betekenen woorden als ‘verrijzenis’ ‘compassion of mededogen’? Is het denkbaar dat zich onvoorwaardelijk en ongeremd laten aanspreken door het verdriet of het lijden van een ander een eerste sprong is naar transcendentie, een opening naar het of de Ander? En, indien wij geloven dat er leven is voorbij de dood, begint dat niet bij de ervaring dat hier en nu zich situaties voordoen waarbij mensen boven zichzelf uitstijgen, boven hun kleine, eenvoudige leven, omdat ze gedragen en gedreven worden door een kracht die hen meesleept?

Je zou daar nog allerlei andere beschouwingen aan vast kunnen knopen, want mededogen is geen monopolie van christenen. Er is daar met andere woorden een gemeenschappelijk herkenbare basis met het boeddhisme, met een eerlijk humanisme. Maar voor sommigen, voor ons christenen, komt daar plots een andere verbinding bij, waardoor heel het leven een andere kleur krijgt.

Tijdens het dankgebed lied 123: “Keer U om”
Na de communie lied 719 (psalm 135): “Gij, Gij peilt mijn hart”.

------