------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




10 februari 2013: vijfde zondag

              Vaar naar het diepe

Kris Gelaude

Begroeting
Openingslied 103: “Gezegend deze dag”

Inleiding

‘In het begin was het Woord’, ‘In principio erat Verbum’. Zo klinkt één van de polyfone gezangen, die het koor Tamyris zonet gezongen hebben. Deze aanhef uit het Johannesevangelie, klinkt altijd heel plechtig, geladen met een oeroude betekenis, als een scheppingswoord waarmee alles tot leven wordt geroepen. En als een onaantastbaar, heilig spreken, doorheen de traditie.
Wij horen daarom bij onze samenkomsten de gepaste aandacht te besteden aan het woord. En alle voorgangers van onze gemeenschap weten hoeveel studie en bezinning het vergt, om in een viering het juiste woord te vinden. Liturgie wordt immers gedragen door het woord. Ze is eruit ontstaan, ze luistert er eerbiedig naar en het woord maakt haar levend en toegankelijk. Tenminste indien het telkens van nieuwe ervaring mag doordrongen worden. En het Schriftwoord reikt ons telkens weer verhalen aan om onze ervaring te verhelderen.

Want het woord van het begin, staat niet voor een monoloog van boven. Het is altijd de aanvang van een dialoog, met mensen die zoeken naar het goddelijke of die ervan gehoord hebben. Een dialoog die ons naar elkaar toewendt, zodat het goddelijke woord onder ons herkenbaar wordt. Wat hier in de liturgie gebeurt, hoort ons telkens met elkaar in gesprek te brengen. En wanneer ik na een viering zie hoeveel gesprekken er gevoerd worden, dan geloof ik dat ook zo het woord een beetje verder zijn weg vindt.

De laatste tijd ben ik wel wat op pad geweest met Arnout, om mensen hier en daar vertrouwd te maken met onze liederen. En iedere keer hoor ik hem oproepen om liturgie niet te consumeren, maar zingend intens te participeren. Door onze participatie wordt het woord bekrachtigd. Dat gebeurt zingend, maar minstens evenzeer met gebaren en rituelen. Daarom heb ik opgeroepen om meer betekenis te geven aan het aanbieden van de gaven, door zelf iets mee te brengen dat symboliseert wat je ter harte gaat, wat je verheugt of bedroeft. Dit is een gebaar dat we samen horen te stellen, zoals we samen ook het Tafelgebed bidden. Dan zullen de woorden die we straks weer zingen in het lied ‘Oergebaar’ pas echt betekenis krijgen.

Openingsgebed

Gij die zijt
de wachtende,
veel meer God
dan iemand zich kan denken.
Die niet onderwerpt,
niet dwingt, niet ingrijpt,
maar geen mens laat vallen.
Strek uw hand
naar allen, levend
in de schemering van vrees en vragen.
Laat uw stilte
en de oerzee van uw woord
ons dragen.
Dat wij ingenomen worden
door de zachte moed van het vertrouwen.
Onvoorwaardelijk.
Om wie Gij zijt,
eerste en laatste woord.
De Enige.

Lied 124: “Open de woorden”

Evangelielezing: Lc. 5, 1-11

Duiding

‘Voortaan zullen jullie mensen vangen’. Dat is de zin uit dit evangelieverhaal bij Lucas, die uit mijn kindertijd en jeugd het sterkst is blijven nazinderen. De interpretatie toen, van deze tekst, liet weinig aan de verbeelding over. Het kwam erop aan om zoveel mogelijk mensen binnen het net van de Kerk te krijgen. Ons geloof hoorde een wervend geloof te zijn. Er werd zelfs iets als een eucharistische kruistocht in het leven geroepen. We hadden grote voorbeelden om naar op te kijken, zoals de predikanten, die het vuur van het woord in zich droegen en het met heilige overtuiging verkondigden. Of de missionarissen, daar ergens in de vreemde, die probeerden hele bevolkingsgroepen te winnen voor de Kerk. Overigens hoorde ook iedere gelovige deel te nemen aan dat grote apostolaat, door op tal van manieren missionaris te zijn. Vrij logisch dat Vlaanderen onder de vroegere generaties nogal wat missionarissen heeft voortgebracht.

Maar het indrukwekkende passagiersschip dat de Kerk ooit was, is helemaal uit het zicht verdwenen. Wel zijn er kleine bootjes op te merken, die her en der deinen op de golven van het wereldgebeuren en die alleen maar op koers gehouden kunnen worden, dankzij het roeien van velen. Die bootjes met een handvol mensen die aangestoken blijven door het evangeliewoord, gelijken in meerdere opzichten op die vissersboot van toen. Ze kennen eenzelfde kwetsbaarheid. En dat is goed. Want juist door aangewezen te worden op je kwetsbaarheid, word je ook uitgedaagd om naar voedzame gronden te zoeken. En naar verdiepende inzichten.

Zou het dat zijn wat bedoeld wordt? ‘Vaar naar het diepe’, verlaat de schrale visgronden waarin je lang genoeg hebt rondgedobberd. Verlaat dat veilig denken in voorschriften en geloofszekerheden, dat leven en handelen zonder er twijfels en gevaren bij te nemen. Waag je in de open zee van het niet-weten, in de onmetelijke diepten van het goddelijke, waarin het leven zich steeds weer vernieuwt.
Doe dat door onbevangen te leven, door stilte en mysterie in je leven toe te laten. Door de verborgen diepte in mensen aan te spreken. Door je niet buiten de grote vragen van deze tijd te stellen, maar samen met anderen naar een zinvol antwoord daarop te zoeken. Door netten uit te gooien die voor verbinding en voor een diepere samenhang zorgen. Door je blik open genoeg te houden voor de goddelijke kracht die zich ook in het geringste of in het gans andere kan openbaren.

Wees dus niet bang en spreek, niet vanuit een leer, maar vanuit je diepste zelf, vanuit ervaringen die helend voor je waren, vanuit inzichten of dromen die ook bij anderen perspectief en veerkracht kunnen wekken. Breng mensen bij verhalen waarin ze bevrijding en troost kunnen horen weerklinken. Of zoals de Duits-Amerikaanse theoloog, Paul Tillich zegt: ‘Tot hen die niet (meer) weten wat ze over God moeten denken, spreek tot hen over de diepten van je leven, over de bron van je bestaan, over datgene waar het uiteindelijk om gaat, wat je onvoorwaardelijk au sérieux neemt.’

Misschien zit er inderdaad wel een missionaire gedachte in de evangelielezing van vandaag, niet in de zin dat wij de grote boodschappers dienen te zijn. Maar wel dat wij, daar waar angst of ontmoediging heersen, voor ervaringen kunnen zorgen die mensen wegroepen uit hun apathie en uitzichtloosheid. Als wij iets te brengen hebben, dan moet het een verhaal van hoop zijn, iets wat tot leven wekt. En wij kunnen telkens weer ruimte scheppen voor ontmoeting. Want in die ruimte, kunnen heilzame en zinvolle dingen gebeuren.
Een vriend missionaris die terugblikt op de weg die hij zelf gegaan is, verwoordt het zo:

“Wij hebben geleerd nomadenmissionarissen te zijn, door stapvoets op te trekken met de armen (…). Onze tred hoort licht te zijn en dat vergt lichte bagage. Het overbodige moet overboord, om meer ontvankelijk te zijn voor de sporen van het onnaspeurbare, voor taal en tekens van wat mensen overstijgt. We worden weer evangelische vagebonden, een bond van vaganten. Zwervers die soms samenvallen om op adem te komen, samen te bezinnen, visies en ervaringen uit te wisselen, elkaar aan te moedigen. Deze trefpunten zijn voedzame vrijplaatsen, kwetsbaar als kaartenhuisjes, voorlopig als loofhutten…" (W. Gepts)

Naar het diepe varen, meegaan met mensen in hoop en wanhoop, kan niet anders dan getekend door eenzelfde kwetsbaarheid. Maar het is naar mijn gevoel een kwetsbaarheid met een levendragend vermogen, ook dankzij de voorlopigheid van de loofhut waarin wij onderkomen vinden.

Lied 510: “Wees hier aanwezig”
Offerandelied 142: "Oergebaar"

Tafelgebed (met acclamatie): "Gij die mij aankijkt"
Onze Vader

Bezinning: Psalm 81 (vertaling Guido Van Hercke)

Telkens weer, en soms zo plots,
zingt het in ons. Is het jubel?
Of verlangen dat een stem krijgt?
Of de adem die leeft in alles?
Of de zang van onze moeder
toen we kind waren?
Het stappen van een vader
die thuiskomt?
Of het wrijven van een hand
op mijn voorhoofd.

Vreemde overvloed die zingt in mij,
laat uw lied mij uitslijpen,
tot het groter wordt dan ik ooit was.

Slotlied 597: “Ik zoek uw aangezicht”
------