------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




20 januari 2013: tweede zondag

De bruiloft in Kana: men keek uit naar een nieuwe tijd

Marcel Braekers

Openingslied 712: “Hier in de stilte verzameld”

Inleiding

In de Bijbel wordt de relatie van God met zijn volk dikwijls uitgedrukt met het mystieke beeld van het huwelijk. Niet toevallig schreef Ruusbroeck zoveel eeuwen later zijn meesterwerk met als titel Die Gheestelike brulocht. Vooral de profeten maken gebruik van dit beeld om te beschrijven hoe God verlangend uitziet naar zijn volk zoals een minnaar hoopt op een teken van antwoord van zijn geliefde.

De profeet Ezekiël bij voorbeeld beschrijft heel uitvoerig hoe Israël als een vondelingenmeisje langs de weg lag, trappelend in haar bloed, hoe God haar vond, met zout en zand schoonmaakte en ervoor zorgde dat ze kon opgroeien tot een mooie, jonge vrouw. Maar hoe die vrouw haar schoonheid aan een ander gaf. En elke keer vervolgt dan de tekst met de klacht van God: ach, mocht mijn volk toch maar naar mij omzien, mochten ze mij weer erkennen als die Ene, de Levende en Reddende, Ik zou hen onmiddellijk weer aannemen als mijn kinderen.

Misschien is het in het hedendaagse levensgevoel een beetje ouderwets geworden om in romantische beelden van een liefdesrelatie te spreken over Gods aanhankelijke trouw tegenover de mens, maar je vindt in geen enkele godsdienst zulke prachtige teksten die de gelijkheid van de twee partners erkennen en verwoorden en daarmee de fundamentele vrijheid van de mens respecteren. Ik heb je mooi gemaakt, je uit je de verlatenheid en verachting door overheersers weggehaald, zegt God. “Men noemt je niet langer Verlatene en je land niet langer Troosteloos oord” staat in de eerste lezing. En in het evangelie beschrijft Johannes het optreden van Jezus met een mystieke beeld via de bruiloft te Kana.

Basisgedachte achter dat alles is dat godsdienst en geloof te maken hebben met een feest en met bevrijding. En als dit verdwijnt moet men terugkeren naar de bron of de boeken sluiten. Dat klinkt nogal radicaal, maar ik denk dat we die zuivering moeten aandurven en dat eventueel een grote groep mensen afhaakt. We mogen toch niet vergeten dat in Jezus’ tijd het geloof verwaterd was (cfr. de kruiken water), maar ook onze tijd kent diezelfde verwatering en dus is terugkeer naar een vitaal, blij makend geloof belangrijk. Die bevrijding is iets anders dan een redelijke systeem, dan gevit over dogma’s of discussies over morele randproblemen. Fundamenteel gaat het om mystieke gegrepenheid en ermee verbonden een radicale engagement in de wereld.

Lied 585: “Alles wat adem heeft, love de Here”
Inleiding op Jesaja

De tekst die we dadelijk horen komt uit het laatste deel van de Jesaja-profetieën, ook wel de derde Jesaja genoemd, omdat men tegenwoordig aanneemt dat deze boekrol uit drie grote delen bestaat. De anonieme profeet trad op in de periode 537 en 520. Een eerste groep bannelingen is mogen terugkeren naar hun thuisland. Men is begonnen aan de moeizame heropbouw van de tempel en het land. Naast diegenen die terugkeren is er de kleine groep van blijvers, maar ook van vreemdelingen die zich vestigden op de lege plekken. De profeet voelt zich daarom voor de opdracht staan om te zoeken naar een nieuwe eenheid. Daarom wil hij degenen, die terugkeren en ontmoedigd zijn om wat ze er vinden, moed inspreken en hen hoop geven. Vandaar deze blije en hoopvolle tekst waarbij het beeld van een huwelijk tussen God en zijn volk centraal staat.

Jesaja 62, 1-5
Lied 552: “Maak ons tot het zout der aarde”
Johannes 2, 1-12.

Homilie

In De Witte van Ernest Claes spelen twee figuren een belangrijke rol: pastoor Munte en de smid, de ‘socialist’ van het dorp. Ze treiteren elkaar, maar kunnen elkaar ook niet missen. Pastoor Munte had gepreekt over de bruiloft van Kana, voor hem de mooiste passage in heel de Bijbel. De pastoor dronk zelf graag een goed glas wijn en dat Jezus mensen met zijn mirakel uit de penarie had geholpen vond hij ontroerend. Maar de smid had met een andere ingesteldheid naar de preek geluisterd en had even uitgerekend hoeveel liter wijn er niet gedronken was: 6 kruiken elk met een inhoud van 80 à 120 liter; dat kon tellen. De smid zag er een mooie kans in om de pastoor te jennen, die op zijn beurt helemaal ontdaan was, want zo had hij het verhaal nooit bekeken.

Wij zouden op vandaag zeggen: noch de pastoor noch de smid hadden gelijk, want ze begrepen het verhaal veel te letterlijk. Zoals op zoveel andere plaatsen is ook deze tekst van Johannes één grote opeenstapeling van symbolische verwijzingen. (cfr. J. Nieuwenhuis, Johannes de ziener. Kok: Kampen, 2004, p. 52-59)
Ik noem er een aantal.

Dit verhaal is in het evangelie van Johannes het eerste teken van Jezus. Daarom staat er “op de derde dag”. Voor Johannes zoals trouwens elders in de Bijbel is term ‘de derde dag’ altijd een aanwijzing dat iets heel bijzonder gaat gebeuren (In het scheppingsverhaal verzamelde God op de derde dag de wateren zodat land tevoorschijn kwam en God zag dat alles heel goed was, na dagen van dorst ging Mozes op de derde dag op zoek naar water, op de derde dag daalde God van de bergtop af om zijn verbond te sluiten, op de derde dag trok het volk door de Jordaan, de derde dag van de week was de dag dat men in Israël meestal trouwde, enz.). Na een periode van wachten en uitzien gebeurt er iets nieuw zoals ook nu met Jezus optreden. Op de derde dag heeft te Kana in Galilea een bruiloft plaats en viert men feest. Zoals God zijn bruid, Israël, huwde in de woestijn, verbindt Hij zich opnieuw met mensen. Het bruiloftsfeest verwijst naar de tederheid en trouw waarmee God zich engageert, een engagement dat mensen feestelijk stemt.

Johannes brengt echter een dramatisch element binnen: de wijn waarmee het feest wordt gevierd raakt op. Met één eenvoudig beeld wil Johannes zeggen: ons Joodse geloof (waartoe ook hijzelf had behoord) is leeg geworden. In de tempel worden wel offers opgedragen, maar het rouwmoedige hart ontbreekt. De Thora was uitgehold, zonder ziel, letterlijk verwaterd. Er stonden daar alleen nog 6 kruiken met water. Het cijfer 6 wijst op iets dat niet af is, dat verlangt naar de 7, het heilig getal.

Op dat ogenblik treedt een belangrijke figuur op: Maria de moeder van Jezus. Zij speelt een belangrijke rol bij het nieuwe dat gaat komen. Johannes noemt haar nooit met haar voornaam, maar spreekt over ‘zijn moeder’, omdat Maria voor hem symbool is voor al die Joodse gelovigen die uitzagen naar een nieuwe tijd. Zij komt daarom in het evangelie van Johannes maar twee keer voor. Hier en onder het kruis. Op het kruis zegt Jezus tegen de geliefde leerling ‘ziedaar je moeder’, anders gezegd: ‘jullie aanhangers van Jezus, zie daar jullie moeder, het volk waaruit je komt’, en ‘jij moeder, zie daar je zoon, Israël zie daar de nieuwste twijg aan je stam.’ Johannes was erom bekommerd dat deze twee geloven tezamen zouden blijven. Maria is representant van dat deel van het Joodse volk dat uitzag naar een nieuwe tijd. Daarom heeft ze dat vreemde gesprek met Jezus en met de dienaren. Ze wijst Jezus erop dat het niet goed gaat met het geloof van haar volk (ze hebben geen wijn meer) en ze zegt tegen de dienaren: “Doe wat Hij jullie gebiedt”. Het klinkt als een vermaning naar de leiders van het volk. Ook hier wijst Johannes erop hoe de twee geloven met elkaar zijn verbonden en elkaar nodig hebben. Als de uitvoerders van de Wet uitvoeren waartoe Jezus oproept zal een nieuwe tijd aanbreken. In plaats van het water in de kruiken waarmee men ritueel de voeten wast is er nu de feestelijk wijn die het hart raakt. Jezus brengt een nieuwe boodschap over de eigenlijke aard van God en raakt zo de diepste kern van de mens. Het vernieuwde geloof is er een van vreugde, bevrijding en dankbaarheid.

Zo kom ik na een hele omweg en symbolische lezing van dit eerste teken van Jezus bij een belangrijke gedachte: zoals het geloof van het oude Israël dreigt alle geloven altijd en overal dicht te slibben en te verstollen. Sterker nog: het kàn niet anders dan dat aan de Blijde Boodschap altijd tekort wordt gedaan. Waarom? Volgens mij om twee redenen: omdat Jezus’ boodschap over God van een ongrijpbare en frisse nieuwheid was waar deze wereld nooit gereed voor is. En de tweede reden is dat als een gemeenschap zich organiseert om aan die boodschap gestalte te geven er noodzakelijk een verstening en verstolling volgt. Wat dus met Israël gebeurde, gebeurt altijd opnieuw, ook in onze kerk. Niet het water wordt wijn, maar de wijn verwatert.
Volgens mij kàn het niet anders. Op het ogenblik dat men het nieuwe, het andere, het onvoorstelbare wil behoeden door te organiseren, komt het doodse al om de hoek kijken. Precies omwille van zijn radicale andersheid zal Gods verschijnen in de wereld altijd weer verwateren, want deze wereld, wij allen, zijn op andere dingen afgestemd. We moeten daarom altijd opnieuw weer trachten terug te keren naar die ongrijpbare kern, uitgedrukt met dat beeld van een nieuwe, sprankelende wijn die ons wordt aangereikt. Slechts dan kunnen we genieten van een echte Bijbelse vreugde.

Groot Dankgebed : Bij gelegenheid (I), S. de Vries, p. 266-267 + 134

Lied na de communie 558: “Liefde, eenmaal uitgesproken”

Kanazondag

De wijn is verschraald,
De vreugde verdwenen
De trouw
Vroeg en voortijdig
Gebroken.

Wij staan
Met lege handen,
Onze eigen bronnen zuchten
Onder hun leegte,

En niets
Hebben wij elkaar te schenken
Dan vragen.

Wees Gij dan zelf
De bron van erbarmen
Waaruit wij putten
En elkaar kunnen laven. (S. de Vries)

------