------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




16 december 2012: 3° zondag van de Advent

Johannes de Doper en de oproep tot gerechtigheid

Marcel Braekers

Openingszang 222: “Wakend uitzien”

Begroeting

De tijd van de Advent is de gunstige tijd om te zoeken naar een andere manier van leven en omgaan met elkaar om zo de komst van de Messias voor te bereiden. Zoals vroeger aangekondigd zingen we elke zondag lied 222 en focussen daarbij elke keer op een volgende strofe. Zo lees ik in die derde strofe:

Als wij mensen zijn, die Gods heil verwachten,
Laten wij dan muren slopen
En ontbinden wat uit onrecht is ontstaan.

Laten wij muren slopen: wat kan ermee worden bedoeld en tot hoever zou dat sloopwerk moeten gaan? Dit huis heeft muren waardoor we ons beschermen tegen winterweer, tegen dieven of ongewenste bezoekers, dankzij die muren kunnen we een sfeer van gezelligheid en thuis inrichten. Ook rond mijn persoon heb ik muren gebouwd, die nodig zijn opdat ik een identiteit zou hebben en herkenbaar ben voor anderen. Ik heb ook emotionele en intellectuele muren opgetrokken waardoor ik een emotioneel evenwicht zoek. En intellectueel kun je mij niet zomaar alles wijs maken. Dankzij die muren ben ik wie ik ben en tracht ik iets te realiseren of te betekenen voor anderen. Is het dan zo verkeerd muren te hebben en moeten ze zo nodig gesloopt worden?

Misschien wel. Misschien zijn die muren soms te hoog opgetrokken of heb ik er geplaatst waar het niet nodig was, Berlijnse muren die achteraf alleen maar voor ongeluk zorgden. Zo is het wel nodig dat ik met kritisch verstand afweeg wat waarde heeft en wat niet, maar ik loop het risico afstandelijk en vanuit de hoogte de wereld te bekijken en te beoordelen. Ik heb emotionele muren waardoor ik liefst niet met alles en iedereen als een espenblad in de wind wil meetrillen. Maar wordt dat niet snel iets van onaanraakbaarheid. Kom niet de dicht aan mijn vel? Ik heb de muren van mijn cultuur, mijn sociale achtergrond waardoor bepaalde groepen van onze samenleving bedreigend zijn. Indien ik al die muren afbreek wat rest mij nog? Staan in het onheimelijke? Kwetsbaar, niet wetend, arm met niets in mijn handen? Hoe moet het dan verder: kan ik erop vertrouwen dat er een betere tijd komt of dat er Iemand is, die zegt “ik draag je wel, wees niet bezorgd voor kleding en voeding, wees niet bezorgd voor de dag van morgen, enz.”?

Eigenlijk wil deze Adventstijd niets anders dan dat. Johannes de Doper, die in de lezing centraal staat, roept zijn volksgenoten op om elk op zijn manier muren te slopen en in de openheid te gaan staan waar je door goddelijk vuur geraakt kunt worden.

In deze Advent willen we heel bijzonder de muren slopen waardoor bejaarden afgesneden zijn van de rest. Vooral diegenen die in armoede het elementaire ontbreekt willen we hier bijzonder aanwezig stellen. Daarom steken wij nu de derde adventskaars aan.
Terwijl zingen we bij wijze van ontferming lied 220: “Adventslied”.

Gebed

Wek uw kracht en kom.
Gedenk uw woord van trouw:
Dat Gij zult komen,
Komen bevrijden.
Gij in dromen gevreesd,
In wanen een doodsgod –
Dichtbij, lieve naam,
In Jezus uw Kind.
Ik zal zijn, zegt Gij,
Richt op je ziel.
Hef je hoofd omhoog,
Vrees niet, zegt Gij.
Wees onze genezer.
Leg op ons uw handen,
Opdracht en zegen,
Van daag en morgen.
Door Jezus uw knecht
Door Jezus uw mens
Uw gerechte –
Komt wat komt. (H. Oosterhuis)

Inleiding op het evangelie

Bij het horen van het evangelie van vandaag kan het niemand ontgaan hoe de evangelist Lucas op plechtige toon het optreden van Johannes de Doper aankondigt. Blijkbaar was hij zich bewust van het grote belang van deze persoon. Johannes werd door de eerste christenen gezien als de voorloper, de aankondiger van wat met Jezus helemaal zou doorbreken. Misschien zat daar wat christelijk chauvinisme achter en was Johannes veel meer dan een aankondiger. Zeker is dat mensen toen in hem het begin van een nieuw tijdperk zagen en zich gingen afvragen of hij niet de Messias was.

Lucas 3, 1-17

Lied 211: “Het lied van de Doper”

Homilie: Wie was Johannes de Doper?

Johannes leefde en gaf onderricht in de woestijn. Daarmee plaatste hij zich uitdrukkelijk in de Exodus-traditie en niet in de Jeruzalem spiritualiteit waar men de klemtoon legde op de ritus en het brengen van offers. Hij gebruikte geen verfijnd voedsel zoals brood en wijn, maar at wat de woestijn hem bood: slakken, sprinkhanen, wilde honing. Hij droeg geen gewone kledij, maar een ruw kleed van kameelharen. De typische kledij van een profeet. Johannes was gegrepen door een nieuwe toekomst. De beelden die hij gebruikt zijn ‘bijl’, ‘wan’, ‘vuur’, ruige profetentaal. Niet de cultus in de tempel en de zekerheid een kind van Abraham te zijn geeft redding, maar het doopsel van bekering en het doen van gerechtigheid. Zo wil Johannes het volk in zekere zin terugbrengen naar de woestijn. Hij wil een culturele regressie bewerken waarbij men afziet van allerlei luxe en leeft in eenvoud en intens vertrouwen op God, net als in de begintijd toen het volk ronddoolde in de woestijn.

Ook vandaag hoor je spirituele leiders zoals de Japanse dominicaan Oshida zeggen dat armoede bijna een noodzakelijke voorwaarde is om weer tot de eenvoud van een natuurlijke levenswijze te komen, tot vertrouwen en uiteindelijk tot verlichting. Aansluitend bij het thema van deze Advent ‘armoede verjaart niet’ zou je denken dat het eerder noodzakelijk is dat we allemaal een stapje achteruit zetten waardoor de armsten beter en de anderen soberder worden.

Waar zou het succes van deze Johannes de Doper in hebben gezeten? Wat had hij gezien en aangevoeld dat hij zo aanstekelijk zijn toehoorders kon oproepen? Werd Johannes populair bij degenen die maatschappij-moe waren, de hippies van die tijd? Of lag hij goed in de markt bij de rebellerende groepen in de bergen, die een spreekbuis nodig hadden om hun opstand tegen de Romeinen te rechtvaardigen? Of ging er zo’n diepe charme uit van deze wereldvreemde, cultuur hatende man dat iedereen besefte dat hun godsdienst was verschraald en doods in een nietszeggende cultus en in gevit over de wet om de wet. Waarom had deze averechtse, dreigende profeet zoveel succes? De vraag is voor mij belangrijk omdat ze heel actueel is, want net als toen zijn ook mensen vandaag cultus-moe, hebben ze het gevoel dat het leven en de dynamiek uit hun religieuze samenkomsten verdwenen is en men elders moet gaan zoeken om geïnspireerd te raken. Net als toen heeft men lak aan het zwaaien met ethische codes en gelijkhebberigheid zonder daarbij de concrete levenssituatie van mensen te respecteren.

Dikwijls vraag ik mij af aan welk soort inspirerende voorganger of profeet wij vandaag behoefte hebben: aan een opzwepende, shockerende figuur, die ons wakker schudt uit onze comfortabele zelfgenoegzaamheid, of aan een zachte leider, vol deemoed, wegwijzend van zichzelf en zo de verwachting van iets nieuw hoog houdend? We leven immers niet alleen in een Advent van enkele weken tot Kerstmis. Er is veel meer aan de hand. Onze wereld, onze kerk, deze gemeenschap worden getekend door een veel grondiger wachten op een nieuwe verschijning van het Heilige. We leven in een tijd van verduistering waarbij wel hier en daar enkelingen zich grootmoedig inzetten of de een of ander tot diepe verbondenheid met de Godheid kan komen, maar grosso modo is het algemene levensklimaat van die aard dat er geen plaats is voor het heilige, laat staan voor de levende God. Hoe kunnen we dan zeggen dat Christus weer zal geboren worden alsof het alleen maar een kwestie is van enkele weken? Het wachten waarmee we vandaag geconfronteerd worden dwingt ons tegelijk tot intense luisterbereidheid opdat Gods Woord opnieuw zou klinken, én tegelijk tot grote creativiteit op alle vlakken om zo op een nieuwe manier gereed te staan om de altijd onverwachte en zich anders aandienende God te begroeten. Misschien in een kind, misschien in een lichtstraal of een Woord, vluchtig en voorbijvliegend als de wind.

Wat Johannes was begonnen, de verwachting die hij had wakker gemaakt, werd opgenomen door Jezus van Nazareth. Jezus verkoos heel uitdrukkelijk zich bij deze beweging aan te sluiten en nam het gedachtegoed van Johannes over. Alleen zal Jezus nadien een belangrijk nieuw accent leggen: Jezus schijnt een lichte, optimistische man geweest te zijn, die niet het eindoordeel, maar de liefdevolle nabijheid van God predikte. In de geest van Jezus zou je daarom in deze grote Advent kunnen zeggen: laat al die culturele opsmuk los, laat een nieuwe primitiviteit toe waardoor je dicht bij de natuur en het leven staat en zo kunt genieten van Gods opborrelende, zich weg schenkende genegenheid. Verlies je niet in rationele constructies die God veeleer verduisteren dan Hem ter sprake brengen. Geef Hem ruimte opdat Hij vanuit je diepste zelf op een nieuwe wijze aan het licht kan komen. Breek de onnodige muren af en durf het onbeschermde toelaten, zodat de vragen en noden van mensen in armoede je kunnen raken. Dat was de nieuwe spiritualiteit die Johannes en Jezus brachten.

Groot dankgebed 160

Na de communie 201: "Rorate caeli”, strofe 3-4

------